ECLI:NL:OGHNAA:2005:BF3241

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
30 mei 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13 HLAR 02/03
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beschikking van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen inzake het ontwerp-ontwikkelingsplan Fort Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Eilandsraad van het Eilandgebied Sint Maarten tegen de beschikking van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen van 25 januari 2002. De Gouverneur had eerder een administratief beroep van Fort Amsterdam Beach Club N.V., N.V. Hotel Maatschappij Nederlandse Antillen en Divi Sint Maarten Holding N.V. (hierna: Divi en anderen) ongegrond verklaard. De Eilandsraad had op 14 mei 1999 een ontwerp voor het Ontwikkelingsplan Fort Amsterdam vastgesteld, dat betrekking heeft op een gebied met de bestemming 'Conserveringsgebied-Monument'. Dit plan is bedoeld voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van het fort en de restauratie ervan. De Eilandsraad stelt dat de Gouverneur in redelijkheid tot de vaststelling van het plan heeft kunnen komen, ondanks de bezwaren van Divi en anderen.

De zaak kwam voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, waar de vertegenwoordigers van de Eilandsraad en Divi en anderen op 4 april 2005 verschenen. De rechters hebben de argumenten van beide partijen gehoord en zijn tot de conclusie gekomen dat het hoger beroep gegrond is. Het Hof vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen van 9 januari 2003, waarin het beroep van Divi en anderen gegrond was verklaard. Het Hof oordeelt dat de Gouverneur zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de Eilandsraad in redelijkheid tot de vaststelling van het plan heeft kunnen komen, en dat er geen sprake is van onteigening zonder adequate compensatie.

De uitspraak van het Hof houdt in dat het beroep van Divi en anderen tegen het landsbesluit van de Gouverneur ongegrond is verklaard. De griffier wordt opgedragen het door de Eilandsraad betaalde griffierecht terug te betalen. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 30 mei 2005.

Uitspraak

13 HLAR 02/03.
Datum uitspraak: 30 mei 2005
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
De Eilandsraad van het Eilandgebied Sint Maarten,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 9 januari 2003 in het geding tussen:
1. Fort Amsterdam Beach Club N.V.,
2. N.V. Hotel Maatschappij Nederlandse Antillen,
3. Divi Sint Maarten Holding N.V.,
alle gevestigd te Sint Maarten,
en
De Gouverneur van de Nederlandse Antillen.
1. Procesverloop
Op 14 mei 1999 heeft appellant een ontwerp voor het Ontwikkelingsplan Fort Amsterdam vastgesteld.
Bij besluit van 4 oktober 1999, nr. 1557, heeft appellant de daartegen door Fort Amsterdam Beach Club N.V., N.V. Hotel Maatschappij Nederlandse Antillen en Divi Sint Maarten Holding N.V. (hierna: Divi en anderen) gemaakte bedenkingen ongegrond verklaard en bij besluit van diezelfde dag, nr. AB 1999, 27, voorts de Eilandsverordening, inhoudende een ontwikkelingsplan met bestemmingsvoorschriften voor het gebied bekend als Fort Amsterdam (hierna: het plan), vastgesteld.
Bij landsbesluit van 25 januari 2002, no. 95, heeft de Gouverneur van de Nederlandse Antillen (hierna: de Gouverneur) het door Divi en anderen tegen de besluiten van 4 oktober 1999 ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 januari 2003 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door Divi en anderen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit, alsmede dat van 4 oktober 1999, nr. 1557, vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, ingekomen op 20 februari 2003, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 23 juni 2003 hebben Divi en anderen van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A. Ellis-Schipper, advocaat, en Divi en anderen, vertegenwoordigd door mr. A. de Buck, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel LXVI van de Invoeringslandsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Invoeringslandsverordening) zijn deze landsverordening en de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna:de LAR) niet van toepassing op besluiten van bestuursorganen die zijn genomen, voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze landsverordening.
Ingevolge artikel LXVIII treden de Invoeringslandsverordening en de LAR in werking met ingang van 1 december 2001.
2.2. Appellant klaagt allereerst dat het Gerecht heeft miskend dat tegen het landsbesluit van de Gouverneur geen beroep op hem ingevolge de LAR openstond.
2.2.1. Ambtshalve wordt dienaangaande eerst als volgt overwogen.
Het plan, dat betrekking heeft op een gebied met een beperkte omvang, kent één bestemming, te weten "Conserveringsgebied-Monument". Deze bestemming is aan het gehele plangebied toegekend. Voorts heeft het één hoofdfunctie, te weten behoud van de resten van het fort. De andere functie van het plan, de restauratie van het fort, hangt hiermee ten nauwste samen. Volgens de artikelsgewijze toelichting bij de bestemmingsvoorschriften dient alles wat zich binnen het plangebied voltrekt gericht te zijn op het behoud en herstel van de aangetroffen cultuurhistorische waarden. Dit plan dient onder deze omstandigheden als beschikking te worden aangemerkt en niet als besluit van algemene strekking.
Het besluit van de Gouverneur van 25 januari 2002 deelt in het karakter van het voormelde besluit en is daarom evenzeer als beschikking aan te merken.
2.2.2. De klacht faalt echter. In de Invoeringslandsverordening is geen bepaling opgenomen die aan kennisneming door het Gerecht van beroep, ingesteld krachtens de LAR, tegen deze beschikking in de weg staat. Dat het, naar gesteld, niet de bedoeling van de verordeninggever is geweest dat zich naast elkaar administratief beroep op de Gouverneur en beroep op de rechter zouden voordoen, is onvoldoende voor een ander oordeel, nu de desbetreffende bepalingen niet zo onduidelijk zijn, dat naar de bedoeling van de verordeninggever moet worden gezocht om hun betekenis te kunnen vaststellen. Die - mogelijke - bedoeling komt onder die omstandigheden niet de betekenis toe die appellant daaraan gehecht wil zien.
2.3. Appellant klaagt wel met succes dat het Gerecht de door de Gouverneur uitgevoerde belangenafweging ten onrechte onvoldoende evenwichtig heeft geacht, omdat het archeologisch rapport van Dames & Moore Cultural Resources Services Group (hierna: het rapport) daar niet bij is betrokken.
2.3.1. Het rapport dateert van augustus 1999. Divi en anderen hebben het om hen moverende redenen niet vóór de vaststelling van het plan aan de Eilandsraad ter beschikking gesteld, doch eerst bij het instellen van het administratief beroep op 16 november 1999 in de procedure gebracht. Het Gerecht heeft, nu de Eilandsraad het rapport niet bij zijn besluitvorming heeft kunnen betrekken, dan ook ten onrechte overwogen dat de Gouverneur het ten onrechte niet in de beoordeling heeft betrokken. Daarbij is van belang dat de Gouverneur, gelet op zijn positie als orgaan van het land tegenover het vertegenwoordigend orgaan van het eiland, geen blijk heeft gegeven van een onjuiste taakopvatting door te onderzoeken of de Eilandsraad in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Tenslotte wordt daarbij in aanmerking genomen dat het rapport weliswaar omvangrijk is, doch niet op zodanig grondig archeologisch onderzoek gebaseerd, dat de Gouverneur er om die reden niettemin meer gewicht aan had moeten toekennen, dan hij kennelijk heeft gedaan.
2.4. De conclusie is dat het hoger beroep gegrond is en de uitspraak van het Gerecht vernietigd dient te worden.
2.5. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, beoordeelt het Hof thans het door Divi en anderen bij het Gerecht tegen het besluit van 25 januari 2002 ingestelde beroep aan de hand van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden, voorzover die geen betrekking hebben op hetgeen hiervoor tot gegrondbevinding van het hoger beroep heeft geleid.
2.6. Divi en anderen hebben aangevoerd dat - samengevat weergegeven - de Gouverneur heeft miskend dat aan de vaststelling van het plan geen voldoende zorgvuldig onderzoek en dientengevolge geen evenwichtige belangenafweging ten grondslag ligt.
2.6.1. Het Eilandsbestuur van Sint Maarten stelt zich de bescherming van de karakteristieke gebouwen op het eiland en de restanten daarvan ten doel. Fort Amsterdam is door het Eilandsbestuur als een cultuur-historisch element aangemerkt dat beschermd en behouden moet worden. Grootschalige bebouwing van het plangebied met nieuwe verblijfsaccommodatie acht het, gelet op de aanwezigheid van de resten van het fort, onwenselijk.
2.6.2. Vóór de vaststelling van het plan zou, indien daarom zou zijn verzocht, de bouw van nieuwe verblijfsaccommodaties niet licht door het Eilandsbestuur hebben kunnen worden tegengegaan. Gelet hierop, gezien het hiervoor onder 2.6.1. vermelde beleid, waarvan Divi en anderen op de hoogte waren, alsmede gelet op het gestelde maatschappelijke belang bij conservering van de resten van het fort, konden Divi en anderen weten dat de Eilandsraad, ter voorkoming van onherstelbare schade, tot vaststelling van een plan met een conserverend karakter zou kunnen besluiten. Voorts blijkt uit de plantoelichting dat in 1987 archeologisch onderzoek in het plangebied is verricht. Het rapport daarvan is als bijlage bij het plan gevoegd. Dit rapport biedt voldoende grondslag voor het oordeel van de Eilandsraad dat het algemeen belang bescherming van de resten van het fort in zijn ruimtelijke context tegen bebouwing van het plangebied, zonder dat met het belang van die bescherming voldoende rekening is gehouden, vereist. Onder die omstandigheden geeft hetgeen Divi en anderen in beroep hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de Gouverneur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de Eilandsraad, met het oog op het spoedeisende belang bij conservering van het plangebied, in redelijkheid tot vaststelling van het plan in deze vorm heeft kunnen komen. Van onteigening of een daarmee op één lijn te stellen maatregel, zonder adequate compensatie, als door Divi en anderen gesteld, is geen sprake. Divi en anderen worden slechts gedwongen om bij het realiseren van eventuele ontwikkelingsplannen met de belangen van conservering, zoals het Eilandsbestuur die ziet, rekening te houden.
Het bij het Gerecht ingestelde beroep tegen het landsbesluit van 25 januari 2002 is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 9 januari 2003 in zaak LAR 2002/38;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep tegen het landsbesluit van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen van 25 januari 2002, no. 95, ongegrond;
IV. verstaat dat de griffier aan de Eilandsraad van het Eilandgebied Sint Maarten het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NAF. 300,00 (zegge: driehonderd gulden), terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, griffier.
Voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2005.
Verzonden: