ECLI:NL:OGHNAA:2004:BF7036
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- W.P.M. ter Berg
- R.W.L. Loeb
- M.R. Wijnholt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de weigering van een verblijfsvergunning voor een vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellante tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, die op 18 februari 2004 het beroep van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellante had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een vreemdeling, maar de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao had geen beschikking gegeven op deze aanvraag. Appellante stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, maar het Hof oordeelde dat alleen het rechtstreeks belang van de aanvragende vreemdeling bij de beschikking tot verlening of weigering van de verblijfsvergunning betrokken is. Het Hof bevestigde dat appellante niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij zelf geen verblijfsvergunning had aangevraagd.
Het Hof overwoog verder dat de analoge toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet gerechtvaardigd is in deze context. Dit artikel regelt dat een bezwaar of beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, geacht wordt mede te zijn gericht tegen een later genomen besluit, tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt. Het Hof concludeerde dat het Gerecht in eerste aanleg zijn bevoegdheid te buiten was gegaan door de analoge toepassing van de Awb toe te passen op deze zaak.
Uiteindelijk verklaarde het Hof het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg voor zover deze betrekking had op de beschikking van 22 januari 2004, en bevestigde de uitspraak voor het overige. De beslissing werd genomen in naam der Koningin en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2004.