ECLI:NL:OGHNAA:2004:BF3245

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
10 mei 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17 HLAR 09/03
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een dwangschrift van de Sociale Verzekeringsbank inzake achterstallige premies

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 10 mei 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over een dwangschrift van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat was gericht aan [belanghebbende] om achterstallige ZV/OV-premies te voldoen. Het dwangschrift, gedateerd op 5 februari 2003, werd op 28 februari 2003 aan [belanghebbende] betekend. De SVB had op 7 april 2003 aan [belanghebbende] laten weten dat haar verzoek om het dwangschrift te laten vervallen was afgewezen. Hierop heeft [belanghebbende] op 12 juni 2003 beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, dat het beroep gegrond verklaarde en de beslissing van de SVB vernietigde.

De SVB heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Hof, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld. Het Hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het dwangschrift geen beschikking is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR). Dit betekent dat er geen beroep kon worden ingesteld tegen het dwangschrift, aangezien het niet voldoet aan de definitie van een beschikking zoals bedoeld in de LAR. Het Hof oordeelde dat de brief van [belanghebbende] van 11 maart 2003, waarin zij vroeg om het dwangschrift te laten vervallen, ten onrechte door het Gerecht als bezwaarschrift werd aangemerkt.

Het Hof heeft de uitspraak van het Gerecht vernietigd en verklaarde het Gerecht onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Tevens werd bepaald dat het griffierecht dat door de SVB was betaald voor de behandeling van het hoger beroep, terugbetaald zou worden. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de juiste juridische procedures te volgen bij het indienen van bezwaren tegen bestuursbesluiten.

Uitspraak

17 HLAR 09/03.
Datum uitspraak: 10 mei 2004
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Sociale Verzekeringsbank, gevestigd op Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 12 juni 2003 in het geding tussen:
[belanghebbende], wonend op Curaçao,
en
appellante.
1. Procesverloop
Bij dwangschrift van 5 februari 2003 heeft appellante aan [belanghebbende] gelast achterstallige ZV/OV-premies te voldoen. Het is op 28 februari 2003 aan [belanghebbende] betekend.
Op 7 april 2003 heeft appellante aan [belanghebbende] bericht dat haar verzoek om het dwangschrift jegens haar teniet te doen is afgewezen.
Bij uitspraak van 12 juni 2003 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door [belanghebbende] ingestelde beroep gegrond verklaard en de desbetreffende beslissing vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 23 juli 2003, bij het Gerecht ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 28 oktober 2003.
Bij brief van 1 december 2003 heeft [belanghebbende] van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 maart 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia, en [belanghebbende], in persoon, bijgestaan door mr. G. Hollander, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna te noemen: de LAR) wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
2.2. Appellante klaagt dat het Gerecht heeft miskend dat de brief van 7 april 2003 is aan te merken als een mededeling, waartegen krachtens de LAR geen beroep kan worden ingesteld.
2.3. Dit betoog slaagt. Het dwangschrift van 5 februari 2003 houdt geen beschikking in, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de LAR, waartegen krachtens de LAR bezwaar kon worden gemaakt. Tegen een dergelijk dwangschrift kan op grond van artikel 4 van de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen (de Landsverordening dwanginvordering), verzet worden betekend aan (in dit geval) appellante.
De brief van [belanghebbende] van 11 maart 2003, waarin zij appellante heeft gevraagd het dwangschrift teniet te doen, heeft het Gerecht derhalve ten onrechte aangemerkt als een bezwaarschrift, als bedoeld in artikel 55 van de LAR. Verder zijn de termen “beschikking” of “LAR” in die brief ook niet gebezigd en is daarin evenmin gesteld dat het dwangschrift strijdig is met een algemeen verbindend voorschrift of met een algemeen rechtsbeginsel.
Dat betekent dat de brief van appellante van 7 april 2003, waarin zij aan [belanghebbende] heeft bericht dat haar verzoek niet wordt ingewilligd, door het Gerecht ten onrechte is aangemerkt als een beschikking op bezwaar. In die brief is ook niet gepretendeerd dat sprake is van zodanige beslissing.
De conclusie is dat tegen genoemde brief geen beroep als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de LAR kon worden ingesteld.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het Gerecht onbevoegd verklaren van het beroep kennis te nemen.
2.5. Gezien het voorgaande, behoeft hetgeen appellante verder heeft aangevoerd geen bespreking.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 12 juni 2003 in zaak nr. LAR 2003/37;
III. verklaart het Gerecht onbevoegd om van het in die zaak ingestelde beroep kennis te nemen;
IV. verstaat dat de griffier aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Naf 300,00 (zegge: driehonderd gulden) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.C. Visser, griffier.
w.g. Ter Berg w.g. Visser
Voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2004.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,