ECLI:NL:OGHNAA:2004:BF3242

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
10 mei 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14 HLAR 03/03
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vrijstelling van premiebetaling voor buitenlandse werknemers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap 'Curaçao Jurong Engineering N.V.' en de rechtspersoon naar Italiaans recht 'Irem S.p.a.' tegen de Minister van Binnenlandse Zaken. De Minister had op 13 mei 2002 een verzoek van appellanten om vrijstelling van premiebetaling voor ziekte- en ongevallenverzekeringen van hun buitenlandse werknemers afgewezen. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, dat op 13 februari 2003 de beschikking van de Minister heeft vernietigd. Tegen deze uitspraak hebben appellanten op 24 maart 2003 hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Tijdens de zitting op 25 maart 2004 zijn de appellanten vertegenwoordigd door mr. S.M. Saleh, terwijl de Minister werd vertegenwoordigd door mr. C.W.T. Nordemann. Het Hof heeft overwogen dat het Gerecht de beschikking van de Minister terecht heeft vernietigd, omdat de Minister niet bevoegd was om deze beschikking te geven. Het Hof concludeert dat er geen procesbelang meer is voor appellanten, aangezien er nog geen nieuwe beschikking is genomen door het bestuursorgaan. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak van het Hof is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2004. De griffier heeft de uitspraak vastgelegd en verzonden. De zaak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de bevoegdheden van de Minister in het kader van de Landsverordening Ziekteverzekering en de Landsverordening Ongevallenverzekering.

Uitspraak

14 HLAR 03/03.
Datum uitspraak: 10 mei 2004
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap "Curaçao Jurong Engineering N.V.", gevestigd op Curaçao, en de rechtspersoon naar Italiaans recht “Irem S.p.a.”, gevestigd in Italië,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 13 februari 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
de Minister van Binnenlandse Zaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 13 mei 2002 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken (hierna: de Minister) een aan de toenmalige Minister van Arbeid en Sociale Zaken gericht verzoek van appellanten om vrijstelling van premiebetaling voor ziekte- en ongevallenverzekeringen van haar buitenlandse werknemers afgewezen.
Bij uitspraak van 13 februari 2003 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het door appellanten daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en die beschikking vernietigd.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 24 maart 2003, bij het Gerecht ingekomen op die dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2004, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. S.M. Saleh, advocaat, en de Minister, vertegenwoordigd door mr. C.W.T. Nordemann, advocaat, zijn verschenen.
Voorts is daar als partij gehoord de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling, vertegenwoordigd door mr. C.W.T. Nordemann, advocaat, en J. Bokma.
2. Overwegingen
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve het volgende.
2.1.1. Het Gerecht heeft de bij hem aangevochten beschikking van de Minister vernietigd, omdat de Minister ingevolge de Landsverordening Ziekteverzekering en de Landsverordening Ongevallenverzekering, noch anderszins bevoegd was haar te geven. Op het verzoek van appellanten moet thans alsnog worden beslist door de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling. Nu daarvan anderszins evenmin is gebleken, is de conclusie dat appellanten, gelet hierop, geen belang hebben bij het hoger beroep.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.C. Visser, griffier.
w.g. Ter Berg w.g. Visser
Voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2004.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,