Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De grieven
3.Waarvan in hoger beroep wordt uitgegaan
4.Beoordeling
47.534,80 aan te weinig betaalde honorering.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, die in dienst is van de overheid van de Nederlandse Antillen, tegen de openbare rechtspersoon De Nederlandse Antillen. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. A.F.M. Torres, heeft in eerste aanleg een vonnis gekregen dat zijn vordering tot betaling van een persoonlijke toelage afwees. De werknemer is in hoger beroep gegaan, waarbij hij zijn vordering heeft gewijzigd en verzocht om vernietiging van het eerdere vonnis en toewijzing van zijn gewijzigde vordering.
De procedure begon met een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, dat op 16 oktober 2000 werd uitgesproken. De werknemer stelde dat zijn persoonlijke toelage, die per 1 november 1999 was beëindigd, onterecht was stopgezet. Het Land, vertegenwoordigd door mr. N.O. Rouse, betwistte de vordering en stelde dat de toelage niet meer van kracht was, maar dat deze onverplicht was gehandhaafd tot de genoemde datum.
In hoger beroep heeft het Hof de gewijzigde vordering van de werknemer als uitgangspunt genomen. De werknemer heeft bewijs overgelegd van een landsbesluit dat zijn toelage per 1 januari 1998 toekende, en het Hof heeft vastgesteld dat er geen rechtvaardiging was voor de stopzetting van de toelage. Het Hof heeft de vordering van de werknemer tot betaling van Naf 45.040,- aan te weinig betaalde honorering toegewezen, evenals andere bedragen die door het Land niet waren betwist.
Het Hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor zover de vordering was afgewezen en heeft het Land veroordeeld tot betaling van in totaal Naf 47.534,80, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het hoger beroep zijn voor het Land, dat in het ongelijk is gesteld. De uitspraak vond plaats op 24 april 2001 in Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.