ECLI:NL:OGHACMB:2025:98

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
AUA2024H00355
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep arbeidsovereenkomst ontbinding en appelverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer tegen de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. D.L. Emerencia, heeft op 6 augustus 2024 een beroepschrift ingediend, waarin hij verzoekt de beschikking van 25 juni 2024 te vernietigen. De werkgever, Aruba Ports Authority N.V. (APA), vertegenwoordigd door mr. A.F. Kuster, heeft het hoger beroep bestreden en verzocht de werknemer niet-ontvankelijk te verklaren.

De mondelinge behandeling vond plaats op 4 februari 2025, waarbij beide partijen aanwezig waren. De werknemer voerde aan dat het Gerecht fundamentele rechtsbeginselen had geschonden, zoals het beginsel van hoor en wederhoor. Het Hof oordeelde echter dat het Gerecht correct had gehandeld en dat er geen grond was voor doorbreking van het appelverbod, zoals vastgelegd in artikel 7:685 lid 11 BWA. Het Hof concludeerde dat de werknemer niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat er geen schending van fundamentele rechtsbeginselen was aangetoond.

De beslissing van het Hof was dat het hoger beroep werd verworpen en dat de werknemer werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, begroot op Afl. 5.000 aan salaris voor de gemachtigde. Deze beschikking werd uitgesproken op 1 april 2025.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: AUA202401410–AUA2024H00355
Uitspraak: 1 april 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[appellant],
wonend in [woonplaats],
in eerste aanleg verweerder, thans appellant,
gemachtigde: mr. D.L. Emerencia,
tegen
de naamloze vennootschap
Aruba Ports Authority N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.F. Kuster.
Partijen worden hierna de werknemer en APA genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 6 augustus 2024 ingekomen beroepschrift, met producties, is de werknemer in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 25 juni 2024 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen, kosten rechtens.
1.2
Bij verweerschrift in hoger beroep, met producties, heeft APA het hoger beroep bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de werknemer niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep, dan wel dat beroep zal verwerpen, met veroordeling van de werknemer in de kosten van het hoger beroep.
1.3
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad in het Gerechtsgebouw in Aruba op 4 februari 2025. Partijen zijn verschenen ([appellant] in persoon; namens APA: [betrokkene A] en [betrokkene B), vergezeld van hun gemachtigden die hebben gepleit volgens hun pleitaantekeningen. De gemachtigde van de werknemer heeft daarbij nog een productie (in het Papiamento en in het Nederlands) overgelegd die op voorhand was ingezonden. Verder zijn vragen van het Hof beantwoord en is verder partijdebat gevoerd.
1.4
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Bij de bestreden beschikking is de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst ontbonden. Op grond van artikel 7:685 lid 11 BWA kan daartegen geen hoger beroep worden ingesteld. Dit wettelijk appelverbod kan worden doorbroken indien de appellant klaagt dat het Gerecht artikel 7:685 BW ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten of buiten het toepassingsgebied daarvan is getreden of een zo fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak.
2.2
De werknemer voert aan dat het Gerecht heeft gehandeld in strijd met fundamentele rechtsbeginselen (beginsel van hoor en wederhoor, gelijkheidsbeginsel, beginsel van equality of arms en fair hearing) door, kort gezegd, de gang van zaken bij de akte overlegging stukken, het weigeren en het aannemen van stukken en de weigering om de zaak nader voort te zetten.
2.3
Uit de bestreden beschikking in samenhang met de zittingsaantekeningen van het Gerecht blijkt het volgende. In deze zaak draaide het onder meer om de vraag of en hoe laat er telefoonverkeer had plaatsgehad tussen de werknemer en APA. Op de zitting, waar de zaak volledig is behandeld, is met partijen gesproken over de mogelijkheid dat de werknemer bij Setar zou nagaan of/hoe laat hij op 2 maart 2024 door APA is gebeld. Als uit de op te vragen brief van Setar zou blijken dat het bewuste telefoongesprek van APA naar de werknemer niet had plaatsgevonden, zou APA het ontbindingsverzoek intrekken. Het Gerecht heeft de zaak aangehouden voor het nemen van een akte overlegging stukken (brief Setar) door de werknemer. Binnen twee weken daarna zou de gemachtigde van APA het Gerecht een bericht sturen of de zaak ingetrokken zou worden of dat beschikking zou moeten volgen.
2.4
Vervolgens heeft de gemachtigde van de werknemer op de rol van 4 juni 2024 een ‘akte overlegging stukken tevens verzoek om bevel o.g.v. Artikel 841 RV’ genomen met achttien producties. Die akte heeft het Gerecht geweigerd, kort gezegd op de grond dat de werknemer bij die akte diverse stukken heeft overgelegd, verschillende (nadere en/of aanvullende) stellingen heeft betrokken en tevens heeft verzocht om een (tegen een derde gericht) bevel in de zin van artikel 843a Rv uit te vaardigen. Dit terwijl de werknemer enkel in de gelegenheid was gesteld om (slechts) nog een brief van Setar in het geding te brengen. De werknemer heeft vervolgens nog de kans gekregen om de bedoelde brief van Setar over te leggen. Naar aanleiding daarvan heeft hij een akte van anderhalve pagina met drie producties genomen (waaronder als productie 23 een mail van 29 mei 2024 die als de verzochte brief kan worden beschouwd), die de rechter heeft geaccepteerd. Het weigeren van de eerste akte, die ook naar het oordeel van het Hof veel omvangrijker en wat betreft inhoud meeromvattend was dan ter zitting was afgesproken en waarbij ook veel meer producties werden overgelegd dan de afgesproken (één) brief, levert onder die omstandigheden geen schending van een fundamenteel rechtsbeginsel op.
2.5
Dat geldt eveneens voor het toelaten van het beweerdelijke ontoelaatbare naprocederen van APA door het toelaten van de antwoordakte. Volgens de werknemer ging die akte verder dan hetgeen ter zitting was afgesproken (namelijk alleen bericht of APA het verzoek zou intrekken of dat zij beschikking wilde). Inderdaad was de door APA overgelegde akte omvangrijker dan dat: het was een antwoordakte van ruim twee pagina’s. De gemachtigde van de werknemer heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het Gerecht heeft dat bezwaar in die zin gehonoreerd dat zij aan partijen heeft meegedeeld dat de akte van APA wordt begrepen als de mededeling dat de door de werknemer overgelegde stukken APA geen aanleiding geven de zaak in te trekken en dat met de (overige) stellingen in de akte slechts rekening wordt gehouden voor zover deze een reactie inhouden op hetgeen namens de werknemer in zijn akte overlegging stukken is aangevoerd (rov. 1.5 van de bestreden beschikking). Daarmee is de antwoordakte van APA, anders dan de werknemer meent, niet integraal toegelaten door het Gerecht. Van ontoelaatbaar naprocederen, schending van hoor en wederhoor of schending van het beginsel van equality of arms leidend tot een oneerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak is dan ook geen sprake.
2.6
Tot slot was er geen aanleiding voor een (mondelinge) voortzetting van de zaak. De zaak was ter zitting volledig behandeld en na ontvangst van het stuk waarvoor de zitting was aangehouden (brief Setar), achtte het Gerecht zich kennelijk voldoende geïnformeerd om op het verzoek te kunnen beslissen. Bedacht moet worden dat het hier gaat om een op een spoedige beslissing gerichte verzoekschriftprocedure waarin de rechter beslist zonder aan de wettelijke bewijsregels te zijn gebonden. Dat de werknemer zich niet kan vinden in de uitkomst en de motivering van de beslissing is geen grond voor doorbreking van het appelverbod. Evenmin is de ernst van de gevolgen van de beslissing voor de werknemer van belang voor de vraag of het appelverbod is doorbroken.
2.7
Voor het overige geven de door de werknemer gestelde feiten en omstandigheden geen aanleiding voor het oordeel dat het Gerecht een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling geen sprake is geweest.
2.8
De conclusie is dat zich in dit geval geen doorbrekingsgrond voordoet, zodat het hoger beroep wordt verworpen en de werknemer als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwerpt het hoger beroep,
veroordeelt de werknemer in het hoger beroep, aan de zijde van APA gevallen en tot op heden begroot op Afl. 5.000 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, E.A. Saleh en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 1 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.