ECLI:NL:OGHACMB:2025:91

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
CUR2024H00287
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling tijdens ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de vader hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin een omgangsregeling voor zijn minderjarige kind was vastgesteld. De vader verzocht om wijziging van deze regeling, zodat de minderjarige om de week bij hem zou verblijven. De moeder, die zonder gemachtigde procedeerde, heeft het hoger beroep bestreden en verzocht de oorspronkelijke beschikking te bevestigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2025 waren beide ouders aanwezig, samen met de gezinsvoogd en een medewerker van de Voogdijraad. De vader had eerder verzocht om ondertoezichtstelling van de minderjarige en om een regeling voor de hoofdverblijfplaats en omgang. Het Gerecht had de minderjarige onder toezicht gesteld en een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader de minderjarige op bepaalde dagen van school haalde en hem om het weekend bij zich had. Het Hof oordeelde dat er voldoende aanleiding was voor een wijziging van de omgangsregeling, gezien de verbeterde communicatie tussen de ouders en de positieve ontwikkeling van de minderjarige. Het Hof heeft de beschikking van het Gerecht vernietigd voor zover deze betrekking had op de omgangsregeling en een nieuwe regeling vastgesteld, waarbij de vader de minderjarige op maandag en woensdag van school haalt en hem om het weekend bij zich heeft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het overige verzoek van de vader is afgewezen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: eerste aanleg CUR202401455 en CUR202401437/38/39
hoger beroep CUR2024H00287
Uitspraak: 25 maart 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
appellant,
gemachtigde: mr. A.S.M. Blonk,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
geïntimeerde,
procederend zonder gemachtigde.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 19 december 2024 ingekomen beroepschrift, met producties, is de vader in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 8 november 2024 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft de vader bezwaren tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking alleen ter zake van de omgangsregeling zal vernietigen en een meer uitgebreide regeling zal vaststellen.
1.2
Bij verweerschrift in hoger beroep, met producties, heeft de moeder het hoger beroep bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking zal bevestigen.
1.3
De mondelinge behandeling van het hoger beroep was op 11 februari 2025. Aanwezig waren de vader met zijn gemachtigde, de moeder, de gezinsvoogd [gezinsvoogd] en namens de Voogdijraad mevrouw [medewerker Voogdijraad].
1.4
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.

2.De feiten

Partijen hebben een relatie gehad, waaruit op [geboortedatum] 2019 is geboren [de minderjarige] (hierna: de minderjarige). De vader heeft de minderjarige erkend, de moeder heeft van rechtswege het gezag over hem en zijn gewone verblijfplaats is bij haar.

3.De procedure bij het Gerecht

3.1
De vader heeft verzocht:
- ondertoezichtstelling van de minderjarige;
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem wordt bepaald;
- als het hoofdverblijf bij de moeder blijft, te bepalen dat er een omgangsregeling zal gelden waarbij de minderjarige de ene week bij hem en de andere week bij de moeder verblijft.
3.2
Bij gelijktijdig ingediend afzonderlijk verzoekschrift heeft de vader verzocht:
- om hem met het eenhoofdig gezag dan wel partijen gezamenlijk met het gezag te belasten;
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem wordt bepaald;
- als het hoofdverblijf bij de moeder blijft, te bepalen dat er een omgangsregeling zal gelden waarbij de minderjarige de ene week bij hem en de andere week bij de moeder verblijft, met daarnaast een regeling voor de feestdagen en vakanties.
3.3
Bij beschikking van 29 mei 2024 heeft het Gerecht de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en de Voogdijraad opgedragen een onderzoek in te stellen naar de vraag of een definitieve ondertoezichtstelling noodzakelijk is en het Gerecht te adviseren over gezag, hoofdverblijfplaats en omgang.
3.4
Nadat de Voogdijraad een rapport heeft uitgebracht heeft het Gerecht bij beschikking van 8 november 2024 de minderjarige met ingang van die datum definitief onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar, met benoeming van een gezinsvoogd en vaststelling van een omgangsregeling als volgt:
- de vader haalt de minderjarige elke maandag en woensdag van school, brengt hem naar honkbal en brengt hem daarna weer terug naar de moeder;
- de minderjarige verblijft om het weekend van zaterdag tot zondag bij de vader.
3.5
Het Gerecht heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De beoordeling

omvang hoger beroep en kader
4.1
In hoger beroep heeft de vader zich niet verzet tegen de ondertoezichtstelling, maar heeft hij wel wijziging van de door het Gerecht vastgestelde omgangsregeling verzocht. Hij verzoekt samengevat te bepalen dat de minderjarige de ene week bij hem en de andere week bij de moeder verblijft, waarbij de vader iedere week het vervoer van en naar honkbal verzorgt, met daarnaast een regeling voor de feestdagen en schoolvakanties.
4.2
Tijdens een ondertoezichtstelling kan een dergelijk verzoek tot wijziging van een eerdere rechterlijke vaststelling van een omgangsregeling worden toegewezen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van die beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan (artikel 1: 263b lid 2 BW).
wijziging omgangsregeling
4.3
Het Hof is van oordeel dat er in die zin een wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden dat de gezinsvoogd zich actief met de communicatie tussen de ouders heeft beziggehouden, met enig resultaat. Ter zitting in hoger beroep heeft de gezinsvoogd verklaard dat de ouders, ook met hulp van de psycholoog De la Rosa van Skuchami die de minderjarige in behandeling heeft, kleine stappen in de goede richting maken en dat zij allebei akkoord gaan met een beperkte uitbreiding van de omgangsregeling. Beide ouders hebben ter zitting verklaard dat de huidige omgangsregeling op zich goed verloopt, dat het goed gaat met de minderjarige op school, dat hij tevreden is en minder last vertoont van de spanningen die er tussen zijn ouders zijn. De moeder maakt zich zorgen over de gezondheid van de minderjarige. De vader doet er verstandig aan rekening te houden met die zorgen, door de moeder goed op de hoogte te houden van doktersafspraken en medicatie voor de minderjarige. Op die manier kan vertrouwen tussen partijen opgebouwd worden, hetgeen in het belang van de minderjarige is.
4.4
Het Hof zal de door de gezinsvoogd reeds met partijen besproken uitbreiding van de omgangsregeling vastleggen, zoals hierna te bepalen. Voor een verdergaande uitbreiding van de omgangsregeling, zoals de vader graag wil, is nu nog onvoldoende basis. Tijdens de geplande evaluatie van de ondertoezichtstelling op 14 mei 2025 bij het Gerecht zal de situatie verder besproken kunnen worden, inclusief een omgangsregeling voor feestdagen en vakanties. In de tussentijd is de gezinsvoogd aan zet.
4.5
De beschikking waarvan beroep dient te worden vernietigd voor zover deze voorligt, dat is alleen betreffende de omgangsregeling, en die zal worden vastgelegd zoals hierna omschreven. Voor het overige zal het verzoek van de vader worden afgewezen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep van 8 november 2024, alleen voor zover deze voorligt in hoger beroep inzake de omgangsregeling en stelt de volgende omgangsregeling vast tussen de vader en de minderjarige:
- de vader haalt de minderjarige elke maandag en woensdag op van school, brengt hem naar honkbal en brengt hem daarvandaan om 19.15 uur thuis bij de moeder;
- de minderjarige verblijft om het weekend bij de vader, die hem dan op vrijdag van school haalt en op maandagochtend naar school brengt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 25 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.