ECLI:NL:OGHACMB:2025:63

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
SXM2021H00012
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurgeschil tussen [appellant] en Roskie Unlimited N.V. en Tropical Outfitters N.V. na schade door orkaan Irma

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg. De zaak betreft een huurgeschil over winkelruimte in Sint Maarten, die door [appellant] werd verhuurd aan Roskie Unlimited N.V. en Tropical Outfitters N.V. De huurperiode werd beïnvloed door de schade die is veroorzaakt door orkaan Irma in september 2017. Het Gerecht had in eerste aanleg een aantal vorderingen van [appellant] toegewezen, maar ook afgewezen. In hoger beroep heeft het Hof de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld, waarbij het Hof oordeelde dat Roskie als huurder verantwoordelijk is voor de huurbetalingen en dat de schade aan het gehuurde in verband met de orkaan niet voor rekening van [appellant] komt. Het Hof heeft de vordering tot betaling van huur en elektriciteitsrekeningen toegewezen, evenals een schadevergoeding voor herstelwerkzaamheden. De aansprakelijkheid van [geïntimeerde 3] als bestuurder van Roskie werd bevestigd, maar Tropical Outfitters werd niet aansprakelijk gesteld voor de schade. Het Hof heeft de beslissing van het Gerecht gedeeltelijk vernietigd en de vorderingen van [appellant] grotendeels toegewezen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: SXM201900772 – SXM2021H00012
Uitspraak: 25 maart 2025 (in Curaçao)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg eiser in conventie, verweerder in reconventie,
thans appellant,
gemachtigde: mr. K. Huisman,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ROSKIE UNLIMITED N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
2. de naamloze vennootschap
TROPICAL OUTFITTERS N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
3.
[GEÏNTIMEERDE 3],
wonende in Napels, Florida, Verenigde Staten van Amerika,
in eerste aanleg gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigden in eerste aanleg: mrs. M.O. Kortenoever en F.K. Kutluer,
in hoger beroep niet verschenen.
Partijen worden hierna [appellant], Roskie, Tropical Outfitters en [geïntimeerde 3] genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk Roskie c.s. genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 15 januari 2025 (het tweede tussenvonnis) heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen.
1.2
Bij e-mail van 25 februari 2025 heeft mr. Huisman scans van twee uittreksels uit het handelsregister van 21 januari 2025 aan de griffie van het Hof doen toekomen, de ene betreffende Roskie en de andere betreffende Tropical Outfitters.
1.3
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

De zaak wordt niet meer aangehouden
2.1
Roskie c.s. zijn deugdelijk opgeroepen, maar niet verschenen. De toegezonden scans bieden geen aanknopingspunten voor verdere inspanningen om te bevorderen dat de akte van appel en de memorie van grieven Roskie c.s. bereiken. De zaak zal daarom niet langer worden aangehouden.
Feiten
2.2
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2.1 [
[geïntimeerde 3] is de enige bestuurder van Roskie en van Tropical Outfitters. Hij heeft of had ook aandelen in deze beide vennootschappen. Daarnaast is of was hij bestuurder van HDS Trading N.V. (hierna: HDS) en GSPN Concept N.V. (hierna: GSPN) en heeft of had hij aandelen in deze vennootschappen. In het handelsregister van Sint Maarten staat dat Roskie als handelsnaam voert: Blanc du Nil.
2.2.2
Blanc du Nil is een kledingmerk in handen van een Franse merkhouder. De kleding wordt verkocht in winkels in verschillende landen. Deze winkels worden geëxploiteerd door middel van
franchise. De franchisegever verlangt dat iedere winkel in een afzonderlijke rechtspersoon wordt geëxploiteerd.
2.2.3
Blijkens opeenvolgende schriftelijke
lease agreements(huurovereenkomsten) heeft [appellant] vanaf 1 november 2011 winkelruimte in een winkelcentrum in Maho, Sint Maarten (unit 17, hierna: het gehuurde) verhuurd aan een huurder, aangeduid als:
Blanc du Nil represented by Mr. [geïntimeerde 3] residing on Sint Maarten.De meest recente huurovereenkomst is aangegaan voor de periode van 1 mei 2017 tot 30 april 2018. De overeengekomen huur bedraagt USD 3.500 per maand inclusief omzetbelasting. Bij het aangaan van de huur is een borgsom van USD 4.600 aan [appellant] betaald.
2.2.4
Volgens een nieuwsbericht van 17 maart 2014 heeft Blanc du Nil haar eerste winkel op het vliegveld in Sint Maarten geopend in 2012 en is Blanc du Nil in 2014 verhuisd naar een grotere winkelruimte op het vliegveld. In het nieuwsbericht wordt [geïntimeerde 3] genoemd als
managing director.
2.2.5
In 2017, voordat Sint Maarten werd getroffen door de orkaan Irma, waren er vier Blanc du Nil-winkels in Sint Maarten: één in het gehuurde, twee op het vliegveld en één aan Front Street 15, Philipsburg. [geïntimeerde 3] was middels vier verschillende vennootschappen bij alle vier deze winkels betrokken. Daarnaast was hij betrokken bij Blanc du Nil-winkels in Florida en op de Bahama’s.
2.2.6
Bij e-mail van 11 juli 2017 heeft [appellant] bij [geïntimeerde 3] aangedrongen op betaling van achterstallige elektriciteitsrekeningen voor het gehuurde. Bij e-mails van 30 juli 2017 en 27 augustus 2017 heeft [appellant] in dit verband aangedrongen op een ontmoeting om dit te bespreken.
2.2.7
Op 6 september 2017 is Sint Maarten getroffen door de orkaan Irma. De orkaan heeft ernstige schade toegebracht aan het winkelcentrum. De orkaan heeft ook schade toegebracht aan het gehuurde. De ernst van deze schade is tussen partijen betwist.
2.2.8
In verband met de schade aan het winkelcentrum heeft de eigenaar van de meeste units in het winkelcentrum aan de huurders van zijn units een huurkorting van 100% verleend tot en met maart 2018.
2.2.9
Na 6 september 2017 is er e-mailcorrespondentie tussen [appellant] en [geïntimeerde 3] gevoerd waarin de schade aan het gehuurde is besproken en waarin ook de mogelijkheid is besproken dat [geïntimeerde 3] het gehuurde van [appellant] zou kopen. Bij diverse e-mails in de periode oktober 2017-januari 2018 heeft [appellant] [geïntimeerde 3] ook aangesproken op uitstaande schulden aan elektriciteitsrekeningen en achterstallige huur (zie voor meer details 2.13 hierna).
2.2.10
In 2018 heeft de manager van de winkel in het gehuurde de sleutel van het gehuurde afgegeven aan de secretaris of secretaresse van [appellant].
2.2.11
In de periode 25 mei 2018-6 juli 2018 heeft [appellant] reparaties aan het gehuurde doen uitvoeren. De kosten daarvan bedroegen USD 12.207,92.
2.2.12 [
[appellant] heeft de advocaat mr. Huisman ingeschakeld. Namens haar is per e-mail van 6 juli 2018 een sommatiebrief van 5 juli 2018 gestuurd aan “Blanc du Nil”, ter attentie van [geïntimeerde 3]. Een sommatiebrief van 9 oktober 2018 is per e-mail van 11 oktober 2018 verstuurd. In de periode 17 oktober 2018-18 december 2018 hebben mr. Huisman en [geïntimeerde 3] per e-mail met elkaar gecorrespondeerd.
2.2.13
Op enig moment na orkaan Irma heeft Tropical Outfitters een winkel geopend op de Boardwalk 65 in Philipsburg, Sint Maarten. In die winkel is inventaris van eerdere Blanc du Nil-winkels gebruikt. In verband met de coronapandemie is deze winkel op 18 maart 2020 gesloten. Deze winkel is daarna niet meer opengegaan.
2.2.14
Na orkaan Irma heeft een door [geïntimeerde 3] bestuurde vennootschap (volgens Roskie c.s.: HDS) een winkel in Maho geopend met op de gevel de naam Hawaiianize (een kledingmerk). In die winkel is Blanc du Nil-kleding te koop aangeboden (geweest).
2.2.15
Op 9 augustus 2019 (nadat in deze zaak het inleidend verzoekschrift was ingediend) heeft [appellant] beslag laten leggen op bankrekeningen van Roskie c.s. Bij verzoekschrift van 27 augustus 2019 heeft Tropical Outfitters in kort geding opheffing gevorderd van het ten laste van haar gelegde beslag. Bij vonnis in kort geding van 20 september 2019 (zaaknummer SXM201900927) heeft het Gerecht dit beslag, dat volgens de verklaring derdenbeslag doel had getroffen tot USD 85.657 en € 7, beperkt tot USD 64.023 en voor het overige opgeheven. Bij vonnis van 30 oktober 2020, zaaknummer SXM2019H00102, heeft het Hof het vonnis van het Gerecht bevestigd.
Vorderingen
2.3
In deze rechtszaak heeft [appellant], verkort weergegeven, hoofdelijke veroordeling van Roskie c.s. gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
a. USD 31.500 aan onbetaalde huur voor de maand maart 2017 en de periode september 2017 tot en met april 2018 en USD 4.383,98 aan onbetaalde elektriciteitsrekeningen, met rente als vermeld in de vordering; en
b. USD 12.207,92 voor herstelwerkzaamheden aan het gehuurde, met wettelijke rente;
met hun hoofdelijke veroordeling in de werkelijke kosten van rechtsbijstand, met nakosten en wettelijke rente.
2.4
Roskie c.s. hebben in reconventie gevorderd (na wijziging van eis bij conclusie dupliek in conventie, repliek in reconventie), verkort weergegeven, uitvoerbaar bij voorraad:
c. opheffing van de op 9 augustus 2019 gelegde beslagen;
d. primair ontbinding per 6 september 2017 van de tussen [appellant] en Roskie gesloten huurovereenkomst, subsidiair vermindering tot nihil van de huurprijs voor de periode september 2017-april 2018, in beide gevallen wegens het ontbreken van huurgenot;
e. betaling van USD 4.600 (de betaalde borgsom), met rente;
f. betaling van USD 101.888 aan schade (omzetvermindering) die Tropical Outfitters stelt te hebben geleden door het gelegde beslag, op te maken bij staat;
met veroordeling in de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.
Beslissingen van het Gerecht
2.5
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht:
a. vordering a slechts toegewezen tegen Roskie en [geïntimeerde 3] (niet tegen Tropical Outfitters) en slechts tot USD 3.500 aan huur (voor de maand maart 2017) en USD 4.079,33 aan onbetaalde elektriciteitsrekeningen (voor de periode tot en met augustus 2017), met contractuele rente;
b. vordering b afgewezen;
c. vordering c slechts toegewezen met betrekking tot het ten laste van Tropical Outfitters gelegde beslag;
d. vordering d primair afgewezen en subsidiair toegewezen;
e. vordering e toegewezen;
f. vordering f afgewezen.
2.6
Aan die beslissingen, voor zover in hoger beroep nog aan de orde (zie 2.7 hierna), heeft het Gerecht, verkort weergegeven, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd. De (enige) wederpartij van [appellant] bij de huurovereenkomst (de huurder) is Roskie (4.2). Voor de periode oktober 2017 tot en met april 2018 wordt de huur verminderd tot nihil. In die periode heeft [appellant] geen huurgenot aan Roskie verschaft. Er waren herstelwerkzaamheden in het gehuurde nodig. Roskie heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld de schade te herstellen. Een andere verhuurder van units in het winkelcentrum heeft in die periode de huur ook verminderd tot nihil (4.9). [appellant] heeft geen recht op schadevergoeding. Eerst moest de schade aan het winkelcentrum hersteld worden, voordat zinvol kon worden begonnen aan het herstel van de schade in het gehuurde. [appellant] heeft de schade in het gehuurde pas in mei en juni 2018 hersteld. Orkaanschade komt sowieso voor rekening van de verhuurder (4.12). Tropical Outfitters en Roskie worden niet vereenzelvigd, van het identiteitsverschil tussen beide vennootschappen is geen misbruik gemaakt en gedragingen van de een worden niet toegerekend aan de ander (4.19).
Beoordeling door het Hof
2.7
Alleen [appellant] is in hoger beroep gekomen. Daarom is de omvang van het hoger beroep beperkt tot de vorderingen van [appellant], voor zover afgewezen en de vorderingen van Roskie c.s., voor zover toegewezen.
Alleen Roskie is partij bij de huurovereenkomsten
2.8
Het antwoord op de vraag wie bij het sluiten van een overeenkomst als contractspartij heeft opgetreden, hangt af van hetgeen degenen die bij het sluiten van de overeenkomst betrokken waren, daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (vergelijk: HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034).
2.9
Enerzijds lag het in de eerste plaats op de weg van [geïntimeerde 3] om duidelijk te maken namens welke rechtspersoon hij de huurovereenkomst sloot, want dat lag in zijn domein. Anderzijds kon [appellant] aan de aanduiding van de huurder in de huurovereenkomst (“Blanc du Nil”) zien dat niet duidelijk een rechtspersoon werd opgegeven. Dat had reden voor hem moeten zijn om daar geen genoegen mee te nemen en bij het aangaan van de huurovereenkomst duidelijkheid te verlangen. Rechtspersonen dienen in hun naam duidelijk te maken welke rechtsvorm zij bezitten (zie bijvoorbeeld voor de naamloze vennootschap art. 2:102 lid 1 BW). Verder is, zoals het Gerecht terecht heeft overwogen, geenszins ongebruikelijk dat een winkel die zich aan het publiek presenteert als een winkel voor artikelen van een bepaald internationaal merk, dat doet vanuit een afzonderlijke rechtspersoon voor die winkel. [appellant] had daarop bedacht moeten zijn. Dat mocht redelijkerwijs van hem worden verwacht. Dat geldt ook als rekening ermee wordt gehouden dat hij een particulier is. [appellant] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat [geïntimeerde 3] bij het aangaan van de huurovereenkomst [appellant] opzettelijk in onzekerheid heeft gelaten over de vraag met wie hij contracteerde. [appellant] mocht redelijkerwijs op basis van de omschrijving van de huurder in de tekst van de huurovereenkomst zonder nadere gegevens niet menen dat alle rechtspersonen die wereldwijd of in Sint Maarten bij Blanc du Nil betrokken zijn, of Blanc du Nil-winkels exploiteren, of al dan niet rechtsgeldig door [geïntimeerde 3] vertegenwoordigd kunnen worden, of die [geïntimeerde 3] bestuurt of waarin [geïntimeerde 3] een aandelenbelang heeft, als zijn wederpartij bij de huurovereenkomst zouden gelden.
2.1
De omstandigheid dat [geïntimeerde 3] alle vier de winkels in Sint Maarten aan het publiek presenteerde als Blanc du Nil-winkel, zoals bijvoorbeeld in de publicatie over de verhuizing naar een grotere locatie op het vliegveld, past bij het gebruik van een merk en kan niet worden aangemerkt als schimmig jegens [appellant]. Ook de omstandigheid dat bij het uitschrijven van een cheque alleen Blanc du Nil als betalende partij wordt genoemd, wijst niet op opzettelijke schimmigheid. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat in het handelsregister Blanc du Nil wel wordt genoemd als handelsnaam van Roskie, maar niet als handelsnaam van Tropical Outfitters. Voor het gebruik van kassa’s en de verkoop van Blanc du Nil-kleding na de orkaan in verschillende locaties hebben Roskie c.s. een uitleg gegeven. Die omstandigheden werpen overigens niet of nauwelijks enig licht op de vraag wat partijen bij het aangaan van de overeenkomst mochten verwachten en moesten begrijpen over de vraag wie de wederpartij was, en zijn in dat opzicht dus van beperkt belang.
2.11
Roskie c.s. hebben gesteld dat het bij het aangaan van de overeenkomst de bedoeling van [geïntimeerde 3] was om Roskie als contractspartij te gebruiken. Vlak voor de orkaan exploiteerde Roskie de winkel in Maho, Tropical Outfitters de winkel op de bovenverdieping van het vliegveld, HDS de winkel op de benedenverdieping van het vliegveld en GSPN de winkel aan Front Street, aldus Roskie c.s. Dit heeft [appellant] onvoldoende gemotiveerd betwist.
2.12
Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, komt het Hof tot de slotsom dat alleen Roskie heeft te gelden als huurder bij de huurovereenkomst. Het Hof verenigt zich dus met het dienovereenkomstige oordeel van het Gerecht.
Roskie is huur over de periode september 2017-april 2018 verschuldigd
2.13
De e-mailcorrespondentie tussen [appellant] en [geïntimeerde 3] na 6 september 2017 (de datum waarop Sint Maarten getroffen werd door orkaan Irma) bevat onder meer het volgende.
Bij-email van 21 september 2017 schrijft [appellant] dat hij met een werknemer van [geïntimeerde 3] in het gehuurde is geweest en dat het er verbazend goed uitzag met slechts twee gebroken delen van het plafond.
Bij e-mail van 25 september 2017 schrijft [geïntimeerde 3] dat hij nog niet weet wat de staat van het gehuurde is en vraagt hij naar plannen van [appellant] om het gehuurde te verkopen.
Bij e-mail van 26 september 2017 schrijft [appellant] dat er veel vocht in de winkel is en dringt hij erop aan dat de elektriciteit weer in werking wordt gesteld.
Bij e-mail van 17 oktober 2027 biedt [appellant] aan de plafondtegels te laten vervangen en vraagt hij naar de ernst van de schade aan het gehuurde.
Bij e-mail van 29 oktober 2017 vraagt hij daar opnieuw naar en verzoekt hij om op de hoogte gehouden te worden. Ook bij e-mail van 31 oktober 2017 verzoekt hij om op de hoogte gehouden te worden.
Bij e-mail van 1 november 2017 bericht [geïntimeerde 3] dat hij net een week in Sint Maarten is geweest, dat de situatie in Maho heel erg slecht is en dat hij een beslissing moet nemen over de winkel. Hij vraagt om een tegemoetkoming (
break).
Bij e-mail van 20 november 2017 schrijft [appellant] dat hij blij is om te zien dat iedereen weer aan het opbouwen is en dat niemand wegloopt.
Bij e-mail van 24 november 2017 vraagt [appellant] naar de plannen van [geïntimeerde 3] en vraagt hij om toegang tot het gehuurde om het plafond te repareren.
Bij e-mail van 5 december 2017 vraagt [appellant] om betaling van achterstallige huurtermijn en elektriciteitsrekeningen.
Bij tweede e-mail van 5 december 2017 schrijft [appellant] dat hij zojuist heeft ontdekt dat “ze” niet zijn begonnen met de reparatie van het dak van het gehuurde, en dat hij dacht dat “ze” al waren begonnen of klaar waren met de reparatie van het dak aan de binnenkant, en vraagt hij opnieuw om contactgegevens zodat de sleutel kan worden gegeven om de reparatie uit te voeren. Anders kan [appellant] niet meer verantwoordelijk zijn voor de reparatie van het dak, zo schrijft hij.
Bij e-mail van 9 december 2017 vraagt [appellant] om een reactie.
Bij e-mail van 2 januari 2018 schrijft [appellant] dat hij gelooft dat de winkel een ramp is, maar dat het klaar had kunnen zijn als [geïntimeerde 3] een beetje beter had meegewerkt.
Bij e-mail van 18 januari 2018 schrijft [appellant] dat hij niet langer kan wachten met de reparatie van het gehuurde.
2.14
Uit deze passages in de e-mails blijkt dat [appellant] diverse inspanningen heeft verricht om toegang tot het gehuurde te verkrijgen, hetzij voor hemzelf, hetzij voor iemand namens hem. Het is daarom niet van belang wanneer [appellant] zelf in Sint Maarten verbleef. Als hij niet in Sint Maarten verbleef, waren er anderen die voor hem in het gehuurde hadden kunnen worden toegelaten. Indien [appellant] op enig moment zelf bij de winkel is gaan kijken, kan daaruit niet zonder meer worden afgeleid dat hij toegang tot de winkel had. Hij kan de winkel van buitenaf hebben bekeken.
2.15
In het midden kan blijven wanneer de manager van de winkel in het gehuurde de sleutel heeft afgegeven aan de secretaris of secretaresse van [appellant]. Volgens een schriftelijke verklaring van de winkelmanager was het in de eerste week van januari 2018. Volgens de sommatiebrief van mr. Huisman 5 juli 2018 was het midden februari 2018. Volgens (de gemachtigde van) [appellant] in de memorie van grieven was het eind april 2018. Ook indien de sleutel begin januari 2018 is afgegeven, was dit geruime tijd na de orkaan van 6 september 2017. Het lag op de weg van Roskie om niet alleen de sleutel af te (doen) geven aan [appellant] (of aan een vertegenwoordiger van hem), maar ook om [appellant] onverwijld persoonlijk op de hoogte te stellen van de afgifte van de sleutel zodat met spoed een begin kon worden gemaakt met de reparatie. [appellant] had veelvuldig om afgifte van de sleutel verzocht en hij had ook veelvuldig verzocht om op de hoogte te worden gehouden.
2.16
De door Roskie c.s. overgelegde foto’s van het gehuurde na orkaan Irma zijn niet gedateerd. De e-mail van de schade-expert van 28 december 2017 maakt melding van een bezichtiging door de manager van de winkel in oktober. Dit past bij de e-mail van [geïntimeerde 3] van 1 november 2017. De schade-expert beschrijft de schade als:
water still coming down and this appears to me that there is water still trapped on the restaurant’s roof that is finding its way below
Dit past bij de algemene ervaringsregel dat schade door lekkage toeneemt als men de oorzaak van de lekkage niet wegneemt.
2.17
Uit het voorgaande blijkt dat [appellant] voldoende inspanningen heeft verricht om toegang tot het gehuurde te verkrijgen om de reparatie aan het dak te laten doen, maar dat Roskie niet alleen tot januari 2018, maar ook tot april 2018 onvoldoende inspanningen heeft verricht om [appellant] daartoe daadwerkelijk in staat te stellen. Daartoe was hij verplicht (zie art. 7:220 lid 1 BW). Dit is een vorm van schuldeisersverzuim of moet daarmee op een lijn worden gesteld. Roskie c.s. hebben onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de schade zo ernstig was dat [appellant] geen huurgenot had kunnen verschaffen als hij tijdig toegang tot het gehuurde had gekregen om werkzaamheden ter reparatie te laten uitvoeren.
De omstandigheid dat [appellant] in zijn e-mails heeft aangeboden dat gedurende bepaalde maanden geen huur zou hoeven te worden betaald en dat ook zijn gemachtigde dat in de sommatiebrief en daarna heeft aangeboden in het kader van een minnelijke regeling, doet er niet aan af dat [appellant] nu betaling van de huur kan vorderen. Die aanbiedingen zijn vervallen. Roskie moest dat redelijkerwijs begrijpen. Uit die omstandigheid kan, anders dan het Gerecht heeft overwogen, ook niet worden afgeleid dat [appellant] van mening was dat hij geen huurgenot kon verschaffen.
2.18
De omstandigheid dat een andere verhuurder van ruimten in het winkelcentrum erin heeft toegestemd dat gedurende bepaalde maanden geen huur zou hoeven te worden betaald, doet er evenmin aan af dat [appellant] betaling van de huur kan vorderen. [appellant] is niet gebonden aan toezeggingen van andere verhuurders.
2.19
Gelet op het voorgaande moet de vordering tot betaling van de huur over de periode september 2017 tot en met april 2018 alsnog worden toegewezen, zij het alleen tegen Roskie. Dat is een periode van acht maanden. Met toevoeging van de huur voor de maand maart 2017 is het totaal negen maanden. Aan huur is dus toewijsbaar: 9 maanden x USD 3.500 = USD 31.500.
Roskie is een vergoeding voor elektriciteit over de periode september 2017-april 2018 verschuldigd
2.2
Het voorgaande werkt door in het toewijsbare bedrag voor onbetaalde elektriciteitsrekeningen. Deze lopen door tot en met april 2018 en het totaalbedrag komt uit op USD 4.383,98 (zie productie 16 bij inleidend verzoekschrift).
2.21
Het totaal aan verschuldigde huur en elektriciteitsrekeningen is:
USD 31.500,00 + USD 4.383,98 = USD 35.883,98.
Roskie is contractuele rente verschuldigd
2.22
De huurovereenkomsten vermelden in art. 2.2 een contractuele rente van 2% per maand. [appellant] heeft 18% rente per jaar gevorderd. Het Hof zal dat toewijzen. Geen rechtsregel verzet zich tegen toewijzing van een gevorderde rente van die hoogte op basis van een dergelijk beding in een huurcontract voor winkelruimte.
Roskie is schadevergoeding verschuldigd
2.23
Zoals hiervoor is overwogen, heeft Roskie onvoldoende inspanningen verricht om [appellant] toegang tot het gehuurde te verschaffen om de reparatie aan het plafond te laten doen. Voldoende aannemelijk is dat de schade aan het gehuurde daardoor groter is geworden. Voor dat meerdere is Roskie als huurder aansprakelijk.
2.24
Er is geen reden om ook Tropical Outfitters voor dat meerdere aansprakelijk te achten. Hetgeen [appellant] aan [geïntimeerde 3] verwijt over de wijze waarop deze gebruik heeft gemaakt van de vennootschappen Roskie en Tropical Outfitters, is onvoldoende om deze vennootschappen te vereenzelvigen, om misbruik van het identiteitsverschil tussen beide vennootschappen aan te nemen of om gedragingen van Roskie mede aan Tropical Outfitters toe te rekenen.
2.25 [
[appellant] heeft schadevergoeding van USD 12.207,92 gevorderd. Dit betreft vervanging van de muren, het plafond en de elektriciteit. Het Hof zal een aftrek toepassen vanwege de kosten die [appellant] ook gemaakt zou hebben als hij wel tijdig toegang tot het gehuurde had gekregen. Deze post wordt daarom toegewezen tot USD 10.000 (maar zie 2.33).
[geïntimeerde 3] is aansprakelijk
2.26
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is onder bijzondere omstandigheden ruimte voor bestuurdersaansprakelijkheid. Daarvoor is vereist dat aan die bestuurder ter zake van de benadeling een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dit geldt ook bij benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering, zowel in het geval dat de bestuurder namens de vennootschap heeft gehandeld als in het geval dat de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar contractuele of wettelijke verplichtingen niet nakomt.
2.27
Het Gerecht heeft geoordeeld dat aan [geïntimeerde 3] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt in voornoemde zin. Het Hof verenigt zich met dat oordeel en met de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen.
2.28
Op dezelfde grond is [geïntimeerde 3] is ook medeaansprakelijk voor de vorderingen van [appellant] tegen Roskie die het Gerecht heeft afgewezen, maar die het Hof alsnog toewijst.
Verdere vorderingen
2.29 [
[appellant] heeft in eerste aanleg vergoeding van de werkelijke kosten gevorderd, omdat dit zo bedongen is in de huurovereenkomst. Het Gerecht heeft de buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten gezamenlijk toegewezen tot USD 6.000. Het Hof zal de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het subsidiair gevorderde bedrag van USD 5.283,60, omdat dit redelijk is. Ook als rekening wordt gehouden met het kostenbeding, is de vordering slechts toewijsbaar voor zover dat redelijk is.
2.3
Uit het voorgaande vloeit voort dat het Hof zich verenigt met de beslissingen van het Gerecht om het beslag ten laste van Tropical Outfitters op te heffen (vordering c), maar dat de vordering om de huurprijs te verminderen alsnog moet worden afgewezen (vordering d subsidiair).
2.31 [
[appellant] heeft geen grief gericht tegen de beslissingen van het Gerecht over de borgsom. Het Hof overweegt echter ambtshalve dat [appellant] zijn vorderingen ten dele kan verhalen op de borgsom. Dat is in het algemeen de bedoeling van borgsommen in huurcontracten. Roskie c.s. hebben niets aangevoerd op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat het in dit geval anders is. Met toepassing van art. 281a Rv zal het Hof daarom een aftrek ter hoogte van de borgsom toepassen op de toewijsbare vordering van [appellant] en de vordering van Roskie tot terugbetaling van de borgsom alsnog afwijzen.
2.32
De hiervoor bedoelde aftrek zal het Hof toepassen op de hoofdsom van vordering b (de schadevergoeding). Het onder b in hoofdsom toewijsbare bedrag komt daardoor uit op:
USD 10.000 - USD 4.600 = USD 5.400.
Slotsom
2.33
Het hoger beroep slaagt grotendeels. Het vonnis waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd. Beslist moet worden als in het dictum te vermelden. Roskie en [geïntimeerde 3] zullen worden veroordeeld in de kosten van beide instanties in het geding tussen [appellant] enerzijds en Roskie en [geïntimeerde 3] anderzijds. [appellant] zal worden veroordeeld in de kosten van beide instanties in het geding tussen [appellant] enerzijds en Tropical Outfitters anderzijds. Tropical Outfitters heeft in hoger beroep geen proceskosten gemaakt. Ook voor de eerste aanleg zullen de kosten van Tropical Outfitters op nihil worden gesteld, aangezien Tropical Outfitters gezamenlijk met Roskie en [geïntimeerde 3] heeft geprocedeerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, maar alleen voor zover het Gerecht daarbij het beslag heeft opgeheven dat [appellant] op 9 augustus 2019 heeft doen leggen op de bankrekening van Tropical Outfitters;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Roskie en [geïntimeerde 3] hoofdelijk, zodanig dat als de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om aan [appellant] te betalen:
a. USD 35.883,98 aan huur en elektriciteitsrekeningen, vermeerderd met USD 12.581,91 aan rente tot en met 29 juli 2019 en met 18% rente per jaar over USD 35.883,98 vanaf 30 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
b. USD 5.400,00 aan schade aan het gehuurde (waarbij de borgsom reeds van het schadebedrag is afgetrokken), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
c. USD 5.382,60 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt Roskie en [geïntimeerde 3] hoofdelijk, zodanig dat als de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding in eerste aanleg tussen [appellant] enerzijds en Roskie en [geïntimeerde 3] anderzijds, aan de zijde van [appellant] gevallen en begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 1.615 aan beslagkosten en NAf 3.000,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt Roskie en [geïntimeerde 3] hoofdelijk, zodanig dat als de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding in hoger beroep tussen [appellant] enerzijds en Roskie en [geïntimeerde 3] anderzijds, tot op heden aan de zijde van [appellant] gevallen en begroot op NAf 1.990,50 aan verschotten en NAf 6.2500,00 aan salaris voor de gemachtigde, met nakosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep tussen [appellant] enerzijds en Tropical Outfitters anderzijds, tot op heden aan de zijde van Tropical Outfitters gevallen en begroot op nihil;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 25 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.