3.25De grief is gegrond. Het vonnis van het Gerecht wordt vernietigd. De erven en [geïntimeerde 2] in diens hoedanigheid van executeur worden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten worden begroot op (in NAf):
eerste aanleg
- verschotten 1.757,65 (griffierecht 300, conservatoir beslag 1.217,15, betekening beslag 240,50);
- salaris gemachtigde 3.750,- (3 punten tarief 5 à 1.250,- per punt);
hoger beroep
- verschotten 2.498,- (griffierecht 1.500,- en 4 exploten van oproeping à 249,50; het exploot van oproeping van [geïntimeerde 1] blijf voor rekening van Alegria);
- salaris gemachtigde 4.000,- (2 punten tarief 5 à 2.000,- per punt).
B E S L I S S I N G
verklaart Alegria niet-ontvankelijk voor zover het hoger beroep is ingesteld tegen [geïntimeerde 1];
vernietigt het vonnis van 5 september 2023 en doet als volgt opnieuw recht:
veroordeelt de erven [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in diens hoedanigheid van executeur om
a. aan Alegria te betalen US$ 27.106,65 wegens door [geïntimeerde 1] genoten nutsvoorzieningen (utilities) en onderhoudsdiensten (maintenance) in de periode van 15 september 2014 tot 30 mei 2018;
b. aan Alegria maandelijks te betalen een vergoeding ter zake de nutsvoorzieningen (utilities) die de erven vanaf 30 mei 2018 middels levering daarvan door verzoekster hebben genoten en zullen genieten, waarbij het elektriciteitsverbruik wordt gebaseerd op de werkelijke afname van de erven tegen de geldende GEBE tarieven, te vermeerderen met 20% voor het gebruik van de door verzoekster beschikbaar gestelde infrastructuur, en voor het water een flat fee van US$ 120,- wordt gerekend, en deze vergoeding telkens binnen veertien (14) dagen na factuurdatum tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Alegria te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de dag volgende op het verstrijken van de hiervoor genoemde betalingstermijn tot aan de dag der algehele voldoening;
c. aan Alegria maandelijks te betalen een vergoeding ter zake de onderhoudsdiensten (maintenance services) die de erven vanaf 30 mei 2018 middels levering daarvan door verzoekster hebben genoten en zullen genieten ter hoogte van US$ 965,53, zijnde US$ 0,55 x de oppervlakte van de unit van gedaagde in square foot, en deze vergoeding telkens binnen veertien (14) dagen na factuurdatum tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Alegria te voldoen, onder bepaling dat de wettelijke rente daarover verschuldigd zal zijn met ingang van de dag volgende op het verstrijken van de hiervoor genoemde betalingstermijn tot aan de dag der algehele voldoening;
d. aan Alegria te betalen U$ 5,083.92 ter zake de door verzoekster ten behoeve van Building A en dus mede ten behoeve van de erven, beschikbaar gestelde installaties (equipment usage fee), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2018 tot en met de dag der algehele voldoening;
e. aan Alegria te betalen U$ 3,093.18 ter zake de door Alegria ten behoeve van Building A en dus mede ten behoeve van de erven, verricht eenmalig groot onderhoud aan de bestaande installaties (one time fee), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2018 tot en met de dag der algehele voldoening;
f. aan Alegria te betalen US$ 5.292,56 ter zake buitengerechtelijke kosten, onder bepaling dat de wettelijke rente daarover verschuldigd zal zijn met ingang van veertien (14) dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de erven en [geïntimeerde 2] in diens hoedanigheid van executeur ook in de kosten van de procedure en begroot die kosten op:
- eerste aanleg: NAf 1.757,65 voor verschotten en NAf 3.750,- voor salaris gemachtigde;
- hoger beroep: NAf 2.498,- voor verschotten en NAf 4.000,- voor salaris gemachtigde,
deze bedragen vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, W.P.M. ter Berg en M.A. Loth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 19 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.