ECLI:NL:OGHACMB:2025:50

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
BON2023H00020
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor schenking en geestvermogens van de echtgenote in het kader van artikel 1:88 BW

In deze zaak vordert de curator van [appellant] de nietigverklaring of vernietiging van een schenking van een perceel grond aan [geïntimeerde]. De curator stelt dat [appellant] wilsonbekwaam was ten tijde van de toestemming voor de schenking, die door haar echtgenoot is gedaan. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen, waarna de curator in hoger beroep is gegaan. Het Hof heeft de curator toegelaten tot bewijslevering en verdere beslissingen aangehouden. De zaak draait om de vraag of [appellant] op het moment van de schenking in staat was haar wil te bepalen, gezien haar diagnose van gevorderde dementie. De curator baseert haar vorderingen op medische rapporten die de wilsonbekwaamheid van [appellant] onderbouwen. Het Hof heeft geoordeeld dat de curator, als gemachtigde van [appellant], de vordering tot vernietiging kan instellen. De zaak zal verder worden behandeld met getuigenverhoren in maart 2025.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: BON202200293 – BON2023H00020
Uitspraak: 25 februari 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
[de curator], handelend als curator van [appellant],
wonende te [woonplaats],
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als de curator en [geïntimeerde].

1.De zaak in het kort

1.1
De curator vordert de nietigverklaring dan wel de vernietiging van de schenking van een stuk grond aan [geïntimeerde] op de grond dat [appellant](hierna: [appellant]) wilsonbekwaam was ten tijde van de verlening van haar toestemming aan een schenking door haar echtgenoot. Het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire (hierna: het Gerecht) heeft de vordering afgewezen.
1.2
De curator is in hoger beroep gekomen van dit vonnis. Het Hof zal de curator toelaten tot bewijslevering en iedere verdere beslissing aanhouden. Hierna zal worden toegelicht op welke gronden het Hof tot dit oordeel is gekomen.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 7 juni 2023 ingekomen akte van appel is de curator in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 26 april 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht .
2.2
Bij op 17 juli 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft de curator drie grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.3
Bij op 17 september 2023 ingekomen memorie van antwoord, met producties, heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe – zo begrijpt het Hof - dat het Hof de vorderingen van de curator zal afwijzen, voor recht zal verklaren dat de schenking geldig is, en de curator zal veroordelen tot vergoeding van door hem geleden schade, alsmede tot vergoeding van de proceskosten.
2.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag heeft de gemachtigde van de curator pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

De feiten
3.1
Het Hof gaat op grond van wat partijen over en weer hebben gesteld en niet (voldoende) betwist, alsmede op grond van overgelegde stukken, uit van de volgende feiten.
3.2
Op 29 april 1961 zijn [appellant] en [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) in gemeenschap van goederen gehuwd.
3.3 [
betrokkene] en [appellant] waren eigenaar van een perceel grond gelegen te weg naar Rincon op Bonaire, kadastraal bekend als afdeling 4, sectie B, groot 9.350 m² (hierna: het perceel).
3.4
Op 16 juli 2018 heeft specialist ouderengeneeskunde/kaderarts psycho-geriatrie dr. R. Verfaille een cognitieve screening gedaan bij [appellant]. Zijn conclusie luidt:
“Bevindingen en conclusies:
Mw. heeft gevorderde neurocognitieve functiestoornissen, vooral geheugenstoornissen, korte en lange termijn, visio-spatiele stoornissen, moeite met planning en organisatie (executieve stoornissen). Deze hebben effect op haar dagelijkse functioneren. Hiermee is er sprake van een dementie, waarschijnlijk M. Alzheimer. Reisbergschaal stadium 4 richting 5.”
3.5
Op 26 maart 2020 is ten overstaan van notaris mr. A.H. Schouten door middel van een notariële akte het perceel geschonken door [betrokkene] aan [geïntimeerde]. De leveringsakte vermeldt onder het kopje “toestemming” (pagina 3):
“Voorts verscheen voor mij, notaris: mevrouw [appellant], wonende te [adres], [woonplaats], houder van identiteitsbewijs nummer 1933.02.03.60, afgegeven te Bonaire, geboren te Bonaire op drie februari negentienhonderd drieëndertig, gehuwd, die verklaarde de krachtens artikel 1:88 Burgerlijk Wetboek vereiste toestemming tot schenking en levering te hebben verleend.”
3.6
Bij brief van 26 april 2021 van dr. F. Heijtel, psychiater, aan huisarts dr. E.J. Bernabela, wordt medegedeeld dat [appellant] is gezien. De brief behelst onder meer de volgende passage:
Anamnese
door dochter. Mevrouw komt ivm een compos mentis verklaring ivm de overdracht van een stuk grond naar een kleindochter.
mevrouw is al enige jaren bekend met alzheimer dementie. In 2018 scorde zij op de MMSE 18/30 en en in de laatste jaren is ze geleidlijk aan achteruit gegaan. .thuis wordt ze verzorgd door haar dochters. Ze is volledig zorgafhankelijk.
(…)
Aanvullend onderzoek
de cognitieve functies zijn getest. Ze is niet meer georienteerd in tijd, ze heeft geen flauw benul van dag, maand of jaartal. Ze is wel goed georienteerd in plaats en persoon. Ze weet precies waar ze is en ze weet de namen van de familie omhaar heen. maar dara blijft het dan ook bij. Ze scoort verder nauwelijks nog op de mmse.
Diagnose
gevorderde dementie, zonder verdere, complicaties.
Therapie
Geen, mevrouw heeft vooral verzorging nodig.
Advies
mevrouw is niet compos mentis”
3.7
Bij beschikking van 22 december 2021 heeft het Gerecht [appellant] onder curatele gesteld met benoeming van [de curator] als curator. In de beschikking wordt onder r.o. 6 het volgende overwogen:
“Op grond van hetgeen is verklaard tijdens de mondelinge behandeling en de overgelegde stukken, waaronder de medische verklaring van F. Heijtel van 26 augustus 2021, is voldoende aannemelijk geworden dat er bij de moeder sprake is van een geestelijke stoornis als bedoeld in art. 1:378 lid 1 BW BES, waardoor zij niet in staat is of bemoeilijkt wordt haar belangen behoorlijk waar te nemen. Zij is al enige jaren bekend met gevorderde dementie. Zij wordt verzorgd door haar dochters en is volledig zorgafhankelijk. F. Heijtel acht haar niet meer compos mentis. Het verzoek om ondercuratelestelling zal dus worden toegewezen.”
3.8
Bij brief van 23 december 2021 van mr. Nicolaas namens de curator aan notaris mr. Schouten heeft deze op grond van art. 1:89 BW BES de (buitengerechtelijke) vernietiging van de hiervoor in 3.5 genoemde schenkings- en leveringsakte ingeroepen. Aan [geïntimeerde] is op 27 december 2021 een brief met gelijke inhoud betekend.
3.9
Bij brief van 18 januari 2022 van mr. Nicolaas namens de curator aan [betrokkene] is eveneens de (buitengerechtelijke) vernietiging van de genoemde schenkings- en leveringsakte ingeroepen.
3.1
Bij brief van 1 februari 2022 heeft [betrokkene] medegedeeld in de buitengerechtelijke vernietiging te berusten. Bij brief van 7 februari 2022 heeft [geïntimeerde] te kennen gegeven niet in de buitengerechtelijke vernietiging te berusten.
3.11
Bij verzoekschrift van 15 mei 2022 heeft mr. Nicolaas namens de curator het Gerecht verzocht haar machtiging te verlenen om als curator van [appellant] op te treden in een in te stellen rechtsvordering tegen [betrokkene] en [geïntimeerde]. Op 20 mei 2022 heeft het Gerecht de verzochte machtiging verleend.
De standpunten van partijen
3.12
De curator vordert in deze procedure (1) een verklaring voor recht dat [appellant] haar toestemming, verleend in de schenkingsovereenkomst, op 23 december 2021 dan wel 18 januari 2022 buitengerechtelijk heeft vernietigd, dan wel de vernietiging van die toestemming, een en ander op grond van art. 3:34 lid 2 BW BES, (2) vernietiging van de schenkingsovereenkomst op grond van art. 1:89 lid 2 BW BES, (3) veroordeling van [geïntimeerde] om binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan doorhaling van de huidige inschrijving in het openbare register en zorg te dragen dat het perceel weer ten name van de oorspronkelijke eigenaren wordt gesteld, (4) veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, en (5) veroordeling van [geïntimeerde] in de nakosten van
US$ 140,-, verhoogd met US$ 80,- in geval van betekening.
3.13
De curator baseert haar vorderingen op de stelling dat [betrokkene] ten tijde van de schenking wilsonbekwaam was als gevolg van dementie type Alzheimer, waardoor de door haar verleende toestemming voor de schenking ex art. 1:88 BW BES vernietigbaar dan wel nietig is en sprake is van een geestesstoornis als bedoeld in art. 3:34 lid 1 BW BES. Zij onderbouwt haar stelling met een beroep op de hiervoor onder 3.4 en 3.6 aangehaalde bevindingen van de artsen Verfaille en Heijtel alsmede op de vaststelling dat niet gebleken is dat notaris mr. Schouten onderzoek heeft gedaan naar de geestesvermogens van [betrokkene] en [appellant]. De curator beroept zich op de vernietigbaarheid van de toestemming ex art. 1:88 BW BES op grond van art. 3:34 lid 2 juncto art. 1:89 BW BES.
3.14 [
geïntimeerde] heeft de vorderingen gemotiveerd betwist. Voor zover van belang voor de beoordeling komen zijn verweren hierna aan de orde.
Het vonnis van het Gerecht en de grieven
3.15
Het Gerecht heeft de vorderingen van de curator afgewezen op de grond dat niet aan haar een beroep op vernietiging van de schenking toekomt, maar alleen aan [appellant].
3.16
De curator heeft daartegen drie grieven aangevoerd:
Grief 1houdt in dat het Gerecht ten onrechte niet onder de vaststaande feiten in r.o. 2 heeft overwogen dat [appellant] onder curatele is gesteld met benoeming van de curator.
Grief 2houdt in dat het Gerecht ten onrechte in r.o. 4.1 heeft geoordeeld dat de vorderingen worden afgewezen.
Grief 3houdt in dat het Gerecht ten onrechte in r.o. 4.4 heeft geoordeeld dat de curator als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten is veroordeeld.
Kosteloos procederen
3.17
De curator heeft namens [appellant] verzocht dat deze in hoger beroep kosteloos mag procederen. Uit het overgelegde bewijs van onvermogen blijkt genoegzaam van het onvermogen van [appellant] om de proceskosten te dragen. Het verzoek wordt daarom toegewezen.
Inhoudelijke beoordeling
3.18
De grieven – die beogen het geschil in volle omvang aan het Hof voor te leggen – klagen over het oordeel van het Gerecht dat aan de curator geen beroep op vernietiging toekomt. De grieven zijn terecht voorgesteld. Het Gerecht heeft miskend dat zij niet op eigen naam doch in hoedanigheid van curator van [appellant] haar vordering tot nietigverklaring dan wel vernietiging heeft ingesteld. Gelet op de beschikking van het Gerecht van 20 mei 2022 – waarbij zij daartoe gemachtigd was – staat niets aan haar bevoegdheid die vordering in te stellen in de weg. Het Hof zal daarom doen wat het Gerecht had behoren te doen en de zaak inhoudelijk beoordelen.
3.19
Het geschil draait in de kern om de vraag of [appellant] bij gelegenheid van het verlijden van de notariële akte van schenking ten overstaan van notaris Schouten in staat was om haar wil te bepalen. De curator stelt dat dit niet het geval was en baseert haar stelling, kort gezegd, op de rapportage van de geriater Verfaille van 16 juli 2018 en de brief van psychiater Heijtel van 26 april 2021. Voorts stelt zij dat uit de schenkingsakte zelf niet blijkt dat de notaris bij gelegenheid van het verlijden daarvan op 26 maart 2020 onderzoek heeft gedaan naar de geestesvermogens van [appellant].
3.20 [
geïntimeerde] heeft aangevoerd dat [appellant] op 26 maart 2020 wel degelijk in staat was haar wil te bepalen. Daartoe voert hij het volgende aan.
3.21
Uit de rapportage van de geriater Verfaille blijkt dat een cognitieve capaciteitentest is uitgevoerd (en niet een compos mentis onderzoek) en dat de uitslag “Reisbergschaal 4 richting 5” nog geen wilsonbekwaamheid impliceert. De diagnose dementie wil immers nog niet zeggen dat betrokkene wilsonbekwaam is, zeker niet in de beginstadia.
Stadium 4 wijst op
“matige cognitieve achteruitgang (Laat Verwardheidstadium of Vroege Alzheimerdementie)” hetgeen leidt tot “(a) verminderde kennis van recente gebeurtenissen; (b) geheugendefecten in de eigen recente voorgeschiedenis; (c) concentratiestoornissen bij eenvoudige repetitieve berekeningen; (d) toenemende moeilijkheden om zelfstandig te reizen, financiële zaken af te handelen.”
Stadium 5 wijst op
“Matig ernstige cognitieve achteruitgang (Vroeg Dementiestadium of Matige Alzheimerdementie). De patiënt kan niet langer functioneren. Hij/zij kan zich bij een interview geen normaal gekende feiten meer herinneren, zoals een adres of goed gekend telefoonnummer, de namen van naaste verwanten (kleinkinderen) of de naam van de school die zij vroeger bezochten. Er is dikwijls een desoriëntatie in tijd (datum, dag van de week, seizoen…) en ruimte. Een patiënt met een goede schoolopleiding heeft moeilijkheden om eenvoudige repetitieve aftreksommen te maken (met 4 vanaf 40 of met 2 vanaf 20). In dit stadium is er dikwijls nog wel notie van belangrijke persoonlijke feiten over zichzelf of over naaste verwanten. Hij/zij herinnert zich nog wel de naam van de partner, kinderen en de eigen naam. Er is geen hulp vereist bij de persoonlijke hygiëne en de voeding, maar er zijn soms moeilijkheden zich netjes te kleden. (…) Bron: Reisberg, 2003)”
3.22
Voorts betwist [geïntimeerde] dat notaris Schouten op 26 maart 2020 geen onderzoek heeft gedaan naar de geestesvermogens van [appellant] (en [betrokkene]). Dat heeft zij wel degelijk gedaan, aldus het verweer van [geïntimeerde], zoals ook de taak is van de notaris. De notaris heeft vragen gesteld aan [appellant] en op grond van de antwoorden was er geen reden om aan te nemen dat nader onderzoek naar haar geestesvermogens geïndiceerd was. Pas daarna is de notaris overgegaan tot het verder voorlezen en uiteindelijk laten ondertekenen van de akte. Kennelijk heeft de notaris [appellant] goed genoeg bevonden om haar toestemming te verlenen en haar de akte te laten ondertekenen.
3.23
Ten slotte voert [geïntimeerde] ten aanzien van de brief van de psychiater Heijtel aan dat de aanleiding voor het opstellen daarvan bestond in de overdracht van een stuk grond aan een kleindochter (en niet aan hem) en dat het onderzoek ruim een jaar na de schenking aan hem is uitgevoerd (terwijl haar toestand in de tussentijd mogelijk zal zijn verslechterd). Dat zij niet compos mentis is staat pas vast sinds 22 december 2021, toen het Gerecht op die grond de ondercuratelestelling heeft uitgesproken. Derhalve staat pas vanaf die datum (en niet eerder) vast dat [ niet in staat is haar wil te bepalen, aldus het verweer van [geïntimeerde].
3.24
Blijkens de notariële akte van 26 maart 2020 heeft [appellant] aan de notaris verklaard de krachtens artikel 1:88 BW vereiste toestemming tot schenking en levering te hebben verleend. Een met die verklaring overeenstemmende wil wordt geacht te ontbreken indien de geestvermogens van [appellant] op die datum blijvend of tijdelijk waren gestoord en de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling (verklaring) betrokken belangen belette of indien de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan (artikel 3:34 lid 1 BW).
3.25 [
geïntimeerde] heeft de stelling van de curator dat van een en ander sprake was gemotiveerd betwist. Overeenkomstig haar bewijsaanbod zal de curator daarom worden toegelaten tot het bewijs dat de geestvermogens van [appellant] op 26 maart 2020 blijvend of tijdelijk waren gestoord en de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling (verklaring) betrokken belangen belette of de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan.
Slotsom
3.26
De curator zal worden toegelaten tot bewijslevering. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verleent [appellant] verlof kosteloos te procederen;
laat de curator toe tot het bewijs dat de geestvermogens van [appellant] op 26 maart 2020 blijvend of tijdelijk waren gestoord en de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling (verklaring) betrokken belangen belette of de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan.
bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden tussen 10 en 14 maart 2025 dan wel tussen 24 en 28 maart 2025 (nader te bepalen in overleg met de griffie van het Hof) ten overstaan van mr. M.A. Loth.
bepaalt dat de curator binnen 10 dagen na dit vonnis per e-mail (met cc aan [geïntimeerde]) aan de griffie moet opgeven of zij van de geboden gelegenheid tot bewijslevering gebruik wil maken, welke getuigen zij wil horen en welke verhinderdata die getuigen hebben in de hiervoor genoemde periodes;
bepaalt dat beide partijen binnen 10 dagen na dit vonnis per e-mail (met cc aan elkaar) aan de griffie laten weten wat de plaats van hun voorkeur is voor de getuigenverhoren (Bonaire dan wel Curaçao), mede gelet op de woonplaats van de te horen getuigen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, W.P.M. ter Berg, en M.A. Loth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 25 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.