ECLI:NL:OGHACMB:2025:45

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
SXM2023H00135
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leveringsovereenkomst van lpg tussen S&H Industries N.V. en BR Holdings SXM N.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van S&H Industries N.V. (hierna: Procontech) tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft een vijfjarige overeenkomst voor de levering van lpg, die in 2021 werd aangegaan. In 2022 ontstonden er geschillen tussen Procontech en BR Holdings SXM N.V. (hierna: Tropigas), wat leidde tot een rechtszaak. Procontech heeft in eerste aanleg vorderingen ingesteld, waaronder verklaringen voor recht en schadevergoeding, maar deze zijn afgewezen. Tropigas heeft op haar beurt een reconventionele vordering ingesteld voor schadevergoeding wegens contractbreuk door Procontech. Het Gerecht heeft Tropigas in het gelijk gesteld voor een deel van haar vorderingen, maar Procontech heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep heeft Procontech haar eis gewijzigd en vorderingen ingesteld voor schadevergoeding als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst en onrechtmatig handelen van Tropigas. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat Tropigas bevoegd was om haar leveringen op te schorten vanwege een betalingsachterstand van Procontech. Het Hof heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van misbruik van omstandigheden bij de totstandkoming van het addendum aan de overeenkomst. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere processtappen, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om getuigenbewijs aan te leveren en de schade te onderbouwen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Zaaknummers: SXM202200862 – SXM2023H00135
Uitspraak: 19 maart 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
S&H INDUSTRIES N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. G.B. Simmons-de Jong,
tegen
de naamloze vennootschap
BR HOLDINGS SXM N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. E.R.C. de Haan.
Partijen worden hierna Procontech en Tropigas genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze rechtszaak heeft betrekking op een vijfjarige overeenkomst van levering van lpg in Sint Maarten, aangegaan in 2021. In 2022 zijn geschillen tussen partijen ontstaan.
Partijen hebben over en weer vorderingen tegen elkaar ingesteld.
Nu beoordeelt het Hof de zaak in hoger beroep en komt het Hof tot een tussenvonnis.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 25 september 2023 ingekomen akte van appel is Procontech in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 22 augustus 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 6 november 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft Procontech haar eis gewijzigd en acht grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar gewijzigde vorderingen zal toewijzen en de vorderingen van Tropigas geheel zal afwijzen, met veroordeling van Tropigas, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in beide instanties, met nakosten en rente.
2.3
Bij op 21 december 2023 ingekomen memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties, heeft Tropigas de grieven van Procontech bestreden, incidenteel hoger beroep ingesteld en drie grieven aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof Procontech niet-ontvankelijk zal verklaren in het principaal hoger beroep, althans het bestreden vonnis geheel of gedeeltelijk zal vernietigen, de gewijzigde vorderingen van Procontech zal afwijzen en, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Tropigas geheel zal toewijzen, met veroordeling van Procontech in de proceskosten in eerste aanleg en in principaal en incidenteel hoger beroep, met beslagkosten, nakosten en rente.
2.4
Bij op 5 maart 2024 ingekomen memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep heeft Procontech de grieven van Tropigas bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het incidenteel hoger beroep zal afwijzen, met veroordeling van Tropigas in de kosten van het incidenteel hoger beroep, met rente.
2.5
Op 13 januari 2025 hebben de gemachtigden van partijen de zaak bepleit aan de hand van pleitnota’s, waarvan zij exemplaren hebben overgelegd.
Verschenen en gehoord zijn verder:
aan de zijde van Procontech:
[zuster], zuster van de bestuurder en
mr. V. Pantophlet, kantoorgenoot van de gemachtigde
en aan de zijde van Procontech:
[bestuurder Tropigas], bestuurder.
Bij het pleidooi is verder partijdebat gevoerd en zijn vragen van het Hof beantwoord.
2.6
Vonnis is bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
Procontech is operationeel sinds 2014. Zij hield zich bezig met de aflevering van lpg van Texaco (later: Sol) aan afnemers in Sint Maarten, zoals restaurants, resorts en (andere) bedrijven. Sommige afnemers ontvingen het lpg in gastanks die eigendom van Texaco waren en andere in gastanks die toebehoorden aan Procontech. Enig bestuurder van Procontech is [bestuurder Procontech] (hierna: [bestuurder Procontech]).
3.1.2
Tropigas is een leverancier van lpg. Een van de bestuurders van Tropigas is [bestuurder Tropigas] (hierna: [bestuurder Tropigas]).
3.1.3
Op 16 september 2021 hebben partijen een contract ondertekend, getiteld
Supply agreement for liquefied petroleum gas(overeenkomst tot levering van lpg, hierna: de leveringsovereenkomst). Hierin wordt Procontech aangeduid als
Purchaser. Kort samengevat strekt de leveringsovereenkomst ertoe dat Procontech minimaal (
minimum volume) een geschatte (
estimated) hoeveelheid van 10.000 gallon lpg per maand koopt van Tropigas, met nadere bedingen, onder meer over de betaling. Procontech koopt het lpg van Tropigas om het door te verkopen aan haar afnemers in Sint Maarten.
3.1.4
Ten tijde van de totstandkoming van de leveringsovereenkomst had Procontech geen eigen
bobtail truck(dat is een vrachtwagen van een bepaald type waarmee lpg kan worden vervoerd). In de praktijk leverde Procontech het van Tropigas gekochte lpg niet zelf af op de adressen van haar afnemers, maar deed Tropigas dat met haar eigen bobtail trucks. In veel gevallen heeft Tropigas haar eigen gastanks bij de afnemers van Procontech geïnstalleerd om het lpg in op te slaan.
3.1.5
In maart 2022 heeft Tropigas de leveranties aan Procontech stopgezet. Hierover zijn whatsappgesprekken gevoerd tussen [medewerkster Tropigas], werkzaam bij Tropigas (hierna: [medewerkster Tropigas]) en [bestuurder Procontech]. In deze whatsappgesprekken heeft [medewerkster Tropigas] aan [bestuurder Procontech] verslag gedaan van standpunten en acties van [bestuurder Tropigas] (in de whatsappgesprekken aangeduid als [bestuurder Tropigas]). Onder meer wordt in de whatsappgesprekken gesproken over mogelijke actie van [bestuurder Procontech] ten behoeve van [bestuurder Tropigas] in verband met “land”. Daarmee wordt gedoeld op een perceel grond te Pond Island, Philipsburg, Sint Maarten. Tropigas had belangstelling om dat perceel te huren. Het perceel is in eigendom van een derde. Ook in rechtstreekse whatsappgesprekken tussen [bestuurder Procontech] en [bestuurder Tropigas] is hierover gesproken.
3.1.6
Partijen hebben een op 28 maart 2022 gedateerd geschrift ondertekend, getiteld
Contract addendum(aanvulling bij de overeenkomst, hierna: het addendum). In het addendum is Procontech aanvullende verbintenissen tegenover Tropigas aangegaan, waaronder, verkort weergegeven:
a. de verplichting om bewijs van verzekering voor de levering van lpg te verstrekken;
b. de verplichting om een opslag op de prijs per gallon lpg te betalen zolang Procontech geen bobtail truck heeft gekocht om zelf het lpg af te leveren bij haar afnemers;
c. verbod om lpg af te nemen van andere leveranciers dan Tropigas (betwist is of dit een aanvullende verbintenis is of slechts een verduidelijking van een al bij de leveringsovereenkomst aangegane verbintenis);
d. kortere betalingstermijnen; kort gezegd: de ene helft aan het einde van de maand van levering en de andere helft halverwege de volgende maand, in plaats van alles halverwege de volgende maand (dit wordt aangeduid als: tweewekelijkse betaalcyclus).
[Bestuurder Procontech] heeft op 28 maart 2022 in een whatsappbericht laten weten dat hij het addendum zal tekenen
under extreme duress.
3.1.7
Na de totstandkoming van het addendum heeft Tropigas de leveranties hervat. Zoals voordien, leverde Tropigas het lpg rechtstreeks af op de adressen van de afnemers van Procontech.
3.1.8
Bij brief van 27 mei 2022 heeft Tropigas aan Procontech een verhoging van de prijs van lpg aangekondigd.
3.1.9
Nadat Procontech in deze bodemzaak op 11 juli 2022 het inleidend verzoekschrift had ingediend, is Procontech een kort geding begonnen waarin zij bij verzoekschrift van 14 juli 2022 vorderde dat het Gerecht de werking van het addendum zou schorsen. Bij vonnis van 14 oktober 2022 heeft het Gerecht die vordering in kort geding afgewezen (zaaknummer SXM202200837).
3.1.10
Nadat Tropigas in deze bodemzaak op 1 november 2022 de conclusie van antwoord had ingediend, heeft de toenmalige advocaat van Procontech bij brief van 17 november 2022 aan Tropigas verklaard dat Procontech de leveringsovereenkomst buitengerechtelijk ontbindt. De brief verwijst naar een eerdere brief van 8 november 2022. Als grond voor de ontbinding vermeldt de brief, kort samengevat, dat Tropigas is tekortgeschoten door te trachten klanten van Procontech te werven en door lpg rechtstreeks aan klanten van Procontech te leveren (zie verder 3.20 hierna).
3.1.11
Na 17 november 2022 heeft Procontech een eigen bobtail truck gekocht. Verder heeft Procontech een aantal opslagtanks naar Tropigas teruggebracht (volgens Tropigas: gedumpt).
Vorderingen in eerste aanleg
3.2
In deze bodemzaak heeft Procontech in eerste aanleg, na wijziging van eis bij conclusie van repliek in conventie, gevorderd, verkort en zakelijk weergegeven:
a. een serie verklaringen voor recht,
primair voor het geval dat de rechter aanneemt dat Procontech de leveringsovereenkomst op 17 november 2022 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden;
subsidiair voor het geval dat de rechter dat niet aanneemt, maar wel aanneemt dat Procontech op die datum haar verbintenissen uit de leveringsovereenkomst en uit het addendum rechtsgeldig heeft opgeschort;
en meer subsidiair voor het geval dat de rechter ook dat laatste niet aanneemt;
de meer subsidiaire vorderingen bevatten tevens een vordering tot rechterlijke ontbinding van de leveringsovereenkomst;
b. terugbetaling van het verschil tussen hetgeen Procontech aan Tropigas heeft betaald uit hoofde van het addendum en hetgeen zij betaald zou hebben uit hoofde van de leveringsovereenkomst als er geen addendum tot stand zou zijn gekomen;
c. vergoeding van schade wegens verlies van klanten en wegens restituties die Procontech aan haar klanten heeft moeten doen als gevolg van de totstandkoming van het addendum, op te maken bij staat.
3.3
Tropigas heeft gevorderd, na wijziging van haar reconventionele eis bij conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie, verkort en zakelijk weergegeven:
d. betaling van USD 1.352.000 als contractuele boete wegens het voortijdig beëindigen van de leveringsovereenkomst, althans USD 296.811 aan misgelopen inkomsten als gevolg van die voortijdige beëindiging, met wettelijke rente;
e. betaling van USD 66.000 wegens 33 gastanks die Procontech niet heeft teruggebracht, te verminderen met USD 2.000 per tank die Procontech alsnog terugbrengt, met wettelijke rente;
f. betaling van USD 56.908 aan openstaande facturen, met contractuele rente.
Beslissingen van het Gerecht
3.4
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vorderingen a, b en c van Procontech afgewezen. Naar aanleiding van vordering d van Tropigas heeft het Gerecht Procontech veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Het Gerecht heeft vordering e afgewezen en vordering f toegewezen.
3.5
Verkort weergegeven heeft het Gerecht daartoe als volgt overwogen. Procontech kwam haar betalingsverplichtingen niet of te laat na. Daarom mocht Tropigas haar leveringsverplichtingen opschorten. Dit brengt mee dat Procontech de leveringsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden (4.3). Het addendum is niet met misbruik van omstandigheden tot stand gekomen (4.4) en ook niet onder invloed van bedreiging (4.5). Procontech heeft onvoldoende haar stelling onderbouwd dat Tropigas onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door te trachten haar klanten te werven (4.6). Er is geen grondslag voor de vorderingen b (4.8) en c (4.9). Tropigas heeft recht op vergoeding van het positief contractsbelang, dat wil zeggen: het verschil tussen de contractsprijs en de lagere marktwaarde van het lpg dat zij aan Procontech zou hebben geleverd als Procontech niet na de ontbindingsverklaring zou zijn gestopt met de afname van lpg van Tropigas. Het Gerecht is niet in staat deze schade te begroten en verwijst de zaak daarom naar de schadestaatprocedure (4.18). Procontech heeft de vordering tot betaling van openstaande facturen onvoldoende weersproken (4.19). Procontech heeft niet de verplichting om gastanks terug te brengen naar Tropigas (4.20).
Vorderingen in hoger beroep
3.6
In hoger beroep heeft Procontech haar eis gewijzigd in het volgende, verkort weergegeven:
g. vergoeding van schade als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding van de leveringsovereenkomst, op te maken bij staat;
h. vergoeding van schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van Tropigas in verband met de totstandkoming van het addendum, op te maken bij staat.
Beoordeling door het Hof
Procontech kan ontvangen worden in het hoger beroep
3.7
Tropigas heeft aangevoerd dat Procontech niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep, omdat de memorie van grieven 36 pagina’s telt.
3.8
Dit betoog faalt. In het Procesreglement 2023 zijn geen beperkingen gesteld aan de omvang van processtukken in hoger beroep. Hetgeen is overwogen in HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, heeft betrekking op een Landelijk procesreglement in Nederland en leidt er niet toe dat Procontech in deze zaak in Sint Maarten niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. Ook voor het overige geeft de omvang van de memorie van grieven van Procontech het Hof geen aanleiding om haar niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Die omvang is niet in strijd met de eisen van een goede procesorde, de eisen van redelijkheid en billijkheid of enige norm van betamelijkheid. Procontech heeft voldoende gelegenheid gehad om zich bij memorie van antwoord uit te laten over de gehele memorie van grieven en dat heeft zij ook gedaan.
Tropigas mocht opschorten
3.9
Procontech heeft de facturen van september en oktober 2021 tijdig betaald. Daarna ontstond een betalingsachterstand. Bij de beoordeling van die achterstand is van belang dat Tropigas cumulatief factureerde, dus inclusief bedragen die eerder waren gefactureerd, maar nog niet betaald. Uit de conclusie van antwoord onder 8 leidt het Hof af dat volgens Tropigas de facturen en betalingen als volgt waren:
Gefactureerd Betaald Saldo
30-11-2021 39.522,55 39.522,55
29-12-2021 39.281,09 241,46
31-12-2021 52.741,95 52.983,41
25-1-2022 35.000,00 17.983,41
31-1-2022 15.996,45 1.986,96
31-1-2022 51.508,50 53.495,46
7-2-2022 15.996,45 37.499,01
28-2-2022 43.199,90 80.699,01
16-3-2022 50.000,00 30.698,91
31-3-2022 59.019,95 89.718,86
25-4-2022 50.000,00 39.718,86
30-4-2022 49.461,42 89.180,28
3.1
Procontech heeft aangevoerd dat op de factuur van 30 november 2021 USD 241,46 te veel in rekening is gebracht en op de factuur van 25 januari 2022 USD 1.745,50 te veel. Ook indien dat veronderstellenderwijs wordt aangenomen, blijkt uit het overzicht dat er zowel eind februari 2022 als eind maart 2022 een aanzienlijke achterstand bestond die slechts gedeeltelijk werd ingelopen. Voor zover Procontech heeft aangevoerd dat de facturering, zoals hierboven weergegeven, nog verdere fouten bevat, heeft zij dat onvoldoende duidelijk feitelijk onderbouwd om verweer tegen te kunnen voeren en te kunnen beoordelen. Het Hof stelt dus dit betalingsverloop vast. Aan het bewijsaanbod van Procontech in de memorie van grieven onder 11.1 sub a dat er geen betalingsachterstand was, komt het Hof niet toe.
3.11
De leveranties die Tropigas in maart 2022 heeft gestaakt, zijn geen ‘daartegenover staande verplichtingen’ als bedoeld in art. 6:262 lid 1 BW, omdat de betalingsachterstand niet ziet op betaling voor die leveranties, maar voor eerdere leveranties. Tropigas had dus geen opschortingsbevoegdheid als bedoeld in art. 6:262 lid 1 BW. Tussen de gestaakte leveranties en de betalingsachterstand bestaat wel voldoende samenhang als bedoeld in art. 6:52 lid 1 BW, mede gelet op art. 6:52 lid 2 BW.
3.12
Indien bij een leveringsovereenkomst als de onderhavige een betalingsachterstand van meer dan geringe omvang ontstaat, rechtvaardigt dat in beginsel de opschorting van alle nieuwe leveranties totdat de betalingsachterstand zo veel is ingelopen dat deze niet meer als gering kan worden beschouwd. Weliswaar brengt dat Procontech in problemen bij de tijdige leveranties aan haar klanten, maar daar staat tegenover dat Tropigas een streng incassobeleid mag voeren, omdat ook zij voor haar bedrijfsvoering sterk afhankelijk is van tijdige betaling door haar afnemers. Zij moet haar lpg inkopen in een markt met sterk fluctuerende gasprijzen, transportkosten en andere onzekerheden. Bij dit oordeel zijn alle omstandigheden van het geval van belang, waaronder de omstandigheid dat beide partijen professionele, commerciële bedrijven zijn. In dit geval rechtvaardigt de hoogte van de betalingsachterstand de opschorting in maart 2022.
3.13
Uit de whatsapp-gesprekken kan worden afgeleid dat in elk geval [medewerkster Tropigas] bij [bestuurder Procontech] de indruk heeft gewekt dat de opschorting verband hield met ontevredenheid van [bestuurder Tropigas] over de wijze waarop [bestuurder Procontech] zich inzette voor de totstandkoming van een overeenkomst tot gebruik van het perceel grond te Pond Island. Daarnaast is mogelijk dat ook andere motieven voor Tropigas een rol speelden, zoals:
a. dat Tropigas wilde afdwingen dat Procontech zelf het lpg zou af leveren bij de afnemers van Procontech met een eigen bobtail truck en ook verder akkoord zou gaan met het addendum; en zelfs
b. dat, indien Procontech dat niet zou (kunnen) doen, Tropigas mogelijk commercieel beter af zou zijn als zij uiteindelijk rechtstreeks aan de klanten van Procontech zou kunnen leveren zonder tussenkomst van een marktspeler als Procontech.
3.14
Tropigas heeft betoogd dat het bij het aangaan van de leveringsovereenkomst de bedoeling was dat zij het gas zou afleveren bij het bedrijfspand van Procontech en dat Procontech het dan met eigen middelen zou afleveren bij haar afnemers. Dit betoog vindt in zoverre steun in art. 2 van de leveringsovereenkomst dat daar een locatie van Procontech wordt genoemd. Ook indien bij het aangaan van de leveringsovereenkomst niet als harde voorwaarde is overeengekomen dat Procontech (op termijn) de distributie aan haar afnemers met eigen middelen zou verzorgen, behoefde Tropigas geen genoegen te nemen met een structurele situatie waarin Procontech wel een marge op het verhandelde lpg verdiende, maar geen daadwerkelijke distributiewerkzaamheden verrichtte. In elk geval heeft Procontech de meerwaarde van haar tussenkomst in een dergelijke structurele situatie onvoldoende toegelicht. Dit mocht Tropigas redelijkerwijs meewegen bij haar beslissing om haar leveranties op te schorten.
3.15
Wat daar verder van zij, de (mogelijke) andere motieven voor Tropigas om haar leveranties op te schorten doen er niet aan af dat Tropigas gebruik mocht maken van haar bevoegdheid om haar leveranties op te schorten vanwege een meer dan geringe betalingsachterstand. Aangenomen moet immers worden dat zij daadwerkelijk last van de betalingsachterstand had in haar bedrijfsvoering, zoals hiervoor overwogen.
3.16
In het licht van voorgaande overwegingen heeft Procontech onvoldoende gesteld om aan te nemen dat Tropigas misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot opschorting. Aannemelijk is dat de opschorting in elk geval mede was bedoeld als prikkel voor Procontech om de betalingsachterstand in te lopen. De door de opschorting getroffen belangen van Procontech zijn niet onevenredig groot in vergelijking met de gediende belangen van Tropigas. Slotsom is dat Tropigas bevoegd was haar leveranties op te schorten en dat zij die rechtsgeldig heeft opgeschort. Dat brengt ook mee dat zij door de opschorting niet in verzuim is geraakt.
Er kan geen wilsgebrek worden aangenomen bij de totstandkoming van het addendum
3.17
Procontech heeft betoogd dat het addendum door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Dit betoog faalt. Ook bij dit oordeel is van belang dat beide partijen professionele, commerciële bedrijven zijn. Procontech heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de verhoudingen op de markt van distributie van lpg in Sint Maarten en/of de overige omstandigheden zodanig waren dat Tropigas misbruik van omstandigheden maakte door hetzij betaling van de achterstand, hetzij de totstandkoming van het addendum te verlangen. Weliswaar is onbetwist dat Procontech meer voor het lpg moest betalen dan andere afnemers van Tropigas, maar Procontech heeft onvoldoende haar stelling onderbouwd dat die andere afnemers van Tropigas in eenzelfde situatie verkeerden als Procontech, te weten dat ook zij het lpg doorverkochten zonder de feitelijke distributie ervan zelf uit te voeren. De omstandigheid dat Procontech een betalingsachterstand had laten ontstaan, mocht voor Tropigas een reden zijn om betere voorwaarden voor zichzelf te bedingen, zoals in het addendum opgenomen, en zo haar eigen risico’s te verminderen. Hierbij is niet van doorslaggevend belang of het addendum tussen partijen besproken is geweest. Procontech had (in theorie) de totstandkoming van het addendum kunnen afwenden door de betalingsachterstand te voldoen. Indien zij dit niet kon wegens betalingsonmacht en Tropigas dat wist, behoefde dat voor Tropigas geen reden te zijn voor een andere opstelling. Voor zover die betalingsonmacht voor Procontech een noodtoestand opleverde, behoefde dat Tropigas niet ervan te weerhouden hetzij betaling van de achterstand, hetzij totstandkoming van het addendum te verlangen. Wat de inhoud van het addendum betreft: Procontech kon een einde maken aan de bedongen opslag op de prijs voor het lpg door een bobtail truck te kopen en de daadwerkelijke distributie van lpg ter hand te nemen.
3.18
Procontech heeft ook onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat het addendum tot stand is gekomen door bedreiging. Nu Tropigas bevoegd was haar leveranties op te schorten, was zij ook bevoegd om te weigeren de leveranties te hervatten zolang Procontech noch haar betalingsachterstand had teruggebracht tot een geringe omvang, noch akkoord was gegaan met het addendum. Deze weigering kan niet beschouwd worden als een onrechtmatige bedreiging.
Procontech heeft geen recht op schadevergoeding in verband met de totstandkoming van het addendum (vordering h)
3.19
Procontech heeft onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat Tropigas onrechtmatig heeft gehandeld door te bevorderen dat het addendum tot stand kwam. Dit volgt uit voorgaande overwegingen. Vordering h in hoger beroep zal dus niet worden toegewezen.
Was Procontech bevoegd de leveringsovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden?
3.2
In de ontbindingsbrief van 17 november 2022 heeft de toenmalige advocaat van Procontech de gestelde tekortkomingen van Tropigas als volgt omschreven:
By letter of November 8th 2022, [Tropigas] was summoned to cease and desist all activities aimed at acquisition of [Procontech] customers. (…)
[Tropigas] was also deemed to be in breach of contract for the afore, as well for the fact that it elected outside the request of Procontech to deliver LPG to its customers and in its tanks, so intentionally creating increased costs for the company in billing cycles.
(…)
We establish that the summons was not complied with, nor was the breach cured, and instead the activities to acquire clients continued with offering of lower rates and threats of removal of tanks if clients of Procontech refused to attain LPG directly from you.
This is a conflict of interest, but also an intentional act to ensure that my client would not be able to seek supply as you were in direct competition with client and its customers.
More clients have been approached and this practice is not expected to cease as threats are increasing causing tremendous discomfort and distrust. Announced bankruptcy of my client by your representatives is used to convince a transition to you.
3.21
Niet is betwist dat Tropigas zelf het lpg naar de adressen bracht van de afnemers van Procontech. Dat levert op zichzelf geen tekortkoming van Tropigas op. Procontech heeft er zelfs op aangedrongen dat Tropigas dit zou blijven doen. Dit is niet anders voor lpg dat werd afgeleverd in een gastank die aan Procontech toebehoorde.
3.22
Procontech heeft met een beroep op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (in wezen) aangevoerd dat in de leveringsovereenkomst een verbintenis van Tropigas besloten ligt om Procontech niet te beconcurreren, dus om niet te trachten de afnemers van Procontech te bewegen het lpg rechtstreeks van Tropigas te kopen zonder tussenkomst van Procontech. Tropigas heeft dat in feite ook niet bestreden (wel betwist zij klanten van Procontech te hebben benaderd, in elk geval in de periode voordat Procontech de ontbindingsverklaring uitbracht). Het Hof gaat daarom uit van het bestaan van die impliciete verbintenis. Het komt het Hof ook juist voor om aan te nemen dat de leveringsovereenkomst die impliciete verbintenis bevat. Indien Tropigas is tekortgeschoten in de nakoming van die verbintenis, was Procontech dus (in beginsel) bevoegd de leveringsovereenkomst te ontbinden.
3.23
In de brief van 8 november 2022 heeft Procontech geklaagd over benadering van afnemers in Maho met een prijsaanbod. In de ontbindingsbrief van 17 november 2022 heeft Procontech geklaagd over voortgezette benadering van afnemers met prijsaanbiedingen, bedreigingen en aankondigingen van het faillissement van Procontech. In de memorie van grieven heeft Procontech onder 2.10-2.12 een aantal volgens haar benaderde klanten genoemd, ondersteund met twee schriftelijke verklaringen, en onder 11.1 sub b en 11.2 heeft zij aangeboden met getuigen te bewijzen dat Tropigas klanten heeft benaderd om deze voor zichzelf te winnen. In de stellingen van Procontech ligt besloten dat Tropigas dit vóór 17 november 2022 heeft gedaan en dat deze gedragingen als tekortkomingen aan de ontbindingsbrief ten grondslag zijn gelegd. Tropigas heeft dit betwist. Procontech zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of zij wenst te worden toegelaten deze stellingen met getuigen te bewijzen.
Schadevergoeding voor Procontech (vordering g)
3.24
Indien komt vast te staan dat Procontech mocht ontbinden, moet aangenomen worden dat zij in beginsel ook gerechtigd is tot schadevergoeding als bedoeld in art. 6:277 lid 2 BW (vordering g in hoger beroep). De mogelijkheid van dergelijke schade is dan aannemelijk. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is niet meer vereist dan dat. Bewijslevering als bedoeld in nr. 11.1 onder c van de memorie van grieven is dan niet nodig in deze hoofdzaak.
Beëindiging is niet overeengekomen
3.25
Voor het geval geoordeeld zal worden dat Procontech niet bevoegd was om te ontbinden, overweegt het Hof als volgt. Anders dan het Gerecht heeft overwogen (in 4.16), is er geen reden om een stilzwijgende beëindigingsovereenkomst aan te nemen, en evenmin om aan te nemen dat Tropigas enig recht heeft prijsgegeven dat zij heeft indien de rechter oordeelt dat de ontbindingsverklaring geen rechtsgevolg heeft. Het Hof heeft geen eindafrekening van Tropigas aan Procontech bij de stukken aangetroffen met een zodanige inhoud dat Procontech daaruit redelijkerwijs zou hebben mogen afleiden dat Tropigas instemde met de beëindiging en/of rechten prijsgaf.
Moet de contractuele boete worden gematigd? (vordering d primair)
3.26
Indien Procontech bevoegd was de leveringsovereenkomst te ontbinden, moet vordering d van Tropigas worden afgewezen. Voor het geval geoordeeld zal worden dat Procontech niet bevoegd was om te ontbinden, overweegt het Hof als volgt.
3.27
De leveringsovereenkomst vermeldt, verkort weergegeven, in art. 1 een duur van vijf jaar en in art. 2 een geschatte minimale hoeveelheid van 10.000 gallon lpg per maand. Art. 3 bevat aan het einde de volgende zin:
3. (…) If Purchaser cancels this contract before the period and minimum established under section 1 and 2, the penalty payable to Tropigas will be the market value amount of the remainder gallons not consumed under this contract.
3.28
Met een beroep op die bepaling heeft Tropigas als vordering d primair betaling van USD 1.352.000 gevorderd. Hierbij is zij uitgegaan van een marktwaarde van lpg van USD 2,60 en een resterende periode van 17 november 2022 tot 26 maart 2027, dat is 52 maanden. De berekening komt uit op:
52 maanden x USD 2,60 marktwaarde x 10.000 gallons = USD 1.352.000.
3.29
Procontech heeft aangevoerd dat Tropigas art. 3 van de leveringsovereenkomst verkeerd uitlegt. Dit verweer wordt verworpen. Uit de term ‘penalty’ valt voldoende duidelijk af te leiden dat het beding een boetebeding is. Procontech heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat met het beding iets anders bedoeld is of dat zij het redelijkerwijs anders mocht begrijpen. Gelet op het karakter van een boetebeding is het niet verwonderlijk dat Tropigas bij uitvoering van het boetebeding beter af is dan bij het uitdienen van de leveringsovereenkomst. Ook voor het overige is niets aangevoerd op grond waarvan partijen de bepaling redelijkerwijs anders mochten begrijpen dan overeenkomt met de berekening van Tropigas.
3.3
Procontech heeft aangevoerd dat Tropigas niet heeft gesteld dat Procontech de leveringsovereenkomst beëindigd (
cancelled) heeft. Dit betoog faalt. De situatie waarin Procontech haar medewerking aan de verdere uitvoering van de leveringsovereenkomst stopzet met een beroep op een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring die zonder rechtsgevolg is, valt onder de werking van art. 3 van de leveringsovereenkomst.
3.31
Procontech heeft een beroep gedaan op art. 6:248 lid 2 BW (beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid) en art. 6:94 lid 1 BW (matiging indien de billijkheid dat klaarblijkelijk eist). Voor matiging is slechts plaats wanneer onverkorte toepassing van het boetebeding een buitensporig en dus onaanvaardbaar resultaat zou opleveren. Daarvan kan sprake zijn indien boete en schade aanmerkelijk uiteenlopen, maar ook moet aandacht worden besteed aan de overige relevante omstandigheden van het geval. Het Hof heeft thans nog onvoldoende zicht op de omvang van de schade (zie hierna) en houdt daarom zijn oordeel over het beroep op art. 6:248 lid 2 BW en art. 6:94 lid 1 BW aan.
Hoe hoog is de door Tropigas gederfde omzet? (vordering d primair en subsidiair)
3.32
Als het zo is dat Tropigas ook na de ontbindingsbrief lpg is blijven afleveren aan (veel van) de afnemers van Procontech, onder wie als grootste afnemer het Simpson Bay resort, maakt dat aannemelijk dat zij niet veel omzet heeft verloren door de ontbindingsbrief.
3.33
Tropigas heeft als vordering d subsidiair betaling gevorderd van USD 296.811,55 als schade doordat een deel van de afnemers van Procontech geen lpg van Tropigas meer afneemt. Hieraan ligt een berekening ten grondslag die als productie 9 bij conclusie van repliek in reconventie en als productie I in hoger beroep is overgelegd (die niet sluit op USD 296.811,55, maar op USD 295.811,55).
3.34
Hoewel deze subsidiaire vordering niet vermeld is in het petitum van de memorie van antwoord in principaal beroep en van grieven in incidenteel beroep, is voldoende duidelijk dat Tropigas deze subsidiaire vordering heeft gehandhaafd. Dit blijkt uit haar tweede grief. Uit de reactie hierop van Procontech blijkt dat zij dit ook zo heeft begrepen.
3.35
Tropigas zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte de berekening van de gederfde omzet in haar productie 9 toe te lichten en te onderbouwen. Dit dient zo inzichtelijk te zijn dat het zinvol kan zijn om de berekening voor te leggen aan een door het Hof te benoemen deskundige. Ook dient zij daarbij aandacht te besteden aan het standpunt van Procontech dat Tropigas een te hoge winstmarge heeft gehanteerd. Indien Tropigas voldoende aanknopingspunten biedt om dit op een zinvolle wijze te kunnen voorleggen aan een deskundige, bestaat de mogelijkheid dat het Hof een deskundige benoemt om de gederfde omzet te berekenen of de berekening van Tropigas te beoordelen. Pas daarna kan het Hof beoordelen welk bedrag kan worden aangenomen als gederfde omzet. Zoals hiervoor is overwogen, is dat ook nodig om te kunnen beoordelen in hoeverre de gevorderde boete toewijsbaar is.
Tropigas heeft geen recht op een vergoeding wegens niet teruggebrachte gastanks (vordering e)
3.36
Tropigas heeft gesteld dat zij 68 gastanks aan Procontech heeft uitgeleend en dat zij daarvan 33 gastanks niet heeft terugontvangen. Zij vordert (vordering e) een vergoeding van USD 2.000 per ontbrekende tank. Zij heeft daarbij een beroep gedaan op art. 12 van de leveringsovereenkomst, dat als volgt luidt:
12. The storage tanks provided to the Purchaser will remain the sole property of Tropigas and will be loaned to the Purchaser for the exclusive storage of LPG purchased from Tropigas. At the termination of this Agreement the loaned equipment will be delivered to Tropigas premises in good condition. Refer to Storage Tanks Loan to Purchase Agreement to be signed by both parties.
3.37
Anders dan Procontech heeft aangevoerd, moet art. 12 van de leveringsovereenkomst zo worden uitgelegd dat tanks die Tropigas bij afnemers van Procontech heeft geplaatst ten behoeve van de leveringen uit hoofde van de leveringsovereenkomst, gelden als ter beschikking gesteld (
provided) en daarmee uitgeleend (
loaned) aan Procontech. Procontech mocht de bepaling redelijkerwijs niet anders begrijpen. De bepaling geeft dus in beginsel een voldoende grondslag om een verbintenis van Procontech aan te nemen om de gastanks terug te brengen. Aan het beroep van Tropigas op zaakwaarneming komt het Hof daarom niet toe.
3.38
Voor zover Tropigas lpg is blijven leveren aan afnemers van Procontech in bij die afnemers geplaatste gastanks van Tropigas, valt niet in te zien dat Procontech een vergoeding zou moeten betalen voor het niet terugbrengen van die gastanks. Verder heeft Procontech zowel het aantal geleende gastanks als het aantal teruggebrachte gastanks betwist en aangevoerd dat Tropigas in sommige gevallen bij het terugontvangen niet de noodzakelijke medewerking heeft verleend als bedoeld in art. 6:58 BW.
3.39
Tropigas heeft tegenover de gemotiveerde betwisting van Procontech onvoldoende feitelijk onderbouwd dat zij 68 gastanks aan Procontech heeft uitgeleend, dat zij daarvan 33 gastanks niet heeft terugontvangen en dat Tropigas die 33 gastanks nu niet gebruikt om rechtstreeks lpg af te leveren bij voormalige afnemers van Procontech. Het Hof zal vordering e daarom afwijzen bij gebrek aan voldoende onderbouwing.
Openstaande facturen (vordering f)
3.4
Volgens Tropigas staat er nog een bedrag van USD 56.908,14 aan onbetaalde facturen open. Zij vordert betaling van dat bedrag (vordering f). Zij beroept zich op een eindafrekening van dat bedrag, met verwijzing naar productie 11 bij conclusie van repliek in reconventie. Het Hof heeft het bedrag aangetroffen op een geschrift van 15 pagina’s, getiteld
Accounts Receivable, A/R Aging Reporten gedateerd 02/06/23.
3.41
Procontech heeft een
customer statementd.d. 15 november 2022 overgelegd, die sluit op USD 49.719,32 (productie 20 bij memorie van grieven). Procontech heeft onder 9.2 van de memorie van grieven aangevoerd dat een betaling van 29 april 2022 van USD 20.000 niet in de afrekening is verwerkt. Tropigas heeft met een uitleg van haar accountant aangevoerd dat deze betaling wel is verwerkt (productie B bij memorie van antwoord).
3.42
Het Hof zal partijen in de gelegenheid stellen hun standpunt bij dit geschilpunt nader uit te werken. Beide partijen wordt verzocht een overzicht van facturering en betaling te verschaffen volgens dezelfde methode als het Hof hiervoor onder 3.9 heeft gebruikt. Het overzicht dient door te lopen tot en met de eindafrekening.
Slotsom
3.43
De zaak zal naar de rol worden verwezen om Procontech in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of zij wenst te worden toegelaten tot getuigenbewijs (zie 3.23 hiervoor), om Tropigas in de gelegenheid te stellen haar berekening van de gederfde omzet nader toe te lichten (zie 3.35 hiervoor) en om partijen in de gelegenheid te stellen een overzicht van facturering en betaling te verstrekken volgens de door het Hof gebruikte methode (zie 3.42 hiervoor). Eerst kunnen beide partijen een gelijktijdige akte nemen, en daarna een gelijktijdige antwoordakte. Daarna zal het Hof opnieuw een tussenvonnis wijzen, mogelijk met een bewijsopdracht. Na bewijslevering en bewijswaardering komt mogelijk, indien dan nog van belang, een tussenvonnis met overwegingen over een deskundigenbenoeming als bedoeld.
3.44
De hiervoor uiteengezette procesgang zal tijd en geld kosten en de uitkomst ervan is onzeker. Mede gelet daarop geeft het Hof partijen in overweging om opnieuw een minnelijke regeling van het geschil te beproeven. Indien partijen daarom vragen (dat kan desgewenst ook per e-mail aan de griffie van het Hof (griffiehofciviel@caribjustitia.org)), zal het Hof voor dat doel een nieuwe mondelinge behandeling gelasten.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van het Hof van 14 mei 2025 in Sint Maarten voor gelijktijdige akten aan beide zijden, waarna gelegenheid zal worden geboden voor gelijktijdige antwoordakten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 19 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.