ECLI:NL:OGHACMB:2025:273
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Interregionale bevoegdheid inzake verzoek hoofdverblijfplaats minderjarige
In deze zaak gaat het om de hoofdverblijfplaats van een minderjarige zoon van bijna achttien maanden oud, wiens ouders in verschillende landen wonen. De moeder heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van het kind bij haar in Aruba te bepalen, terwijl de vader, die in Nederland woont, verzoekt om de hoofdverblijfplaats bij hem. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft zich onbevoegd verklaard, met de motivering dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, verwijzend naar de Haagse Kinderbeschermingsverdragen. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Tijdens de procedure is vastgesteld dat de moeder sinds maart 2025 met de minderjarige in Aruba verblijft, terwijl de vader in Nederland woont. De moeder heeft in april 2025 een verzoek ingediend om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige in Aruba te vestigen, maar de vader heeft hiertegen geprotesteerd en verzocht om de hoofdverblijfplaats in Nederland. Het Hof heeft de interregionale bevoegdheid van de Arubaanse rechter opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige vanaf zijn geboorte in Nederland was. De moeder heeft het kind in strijd met de wensen van de vader in Aruba gehouden, wat wordt beschouwd als ongeoorloofd niet terugkeren. Het Hof bevestigt de onbevoegdheid van de Arubaanse rechter en de beschikking van het Gerecht, waarbij het belang van het kind en de internationale verdragen inzake kinderontvoering in overweging zijn genomen.