ECLI:NL:OGHACMB:2025:272

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
AUA2025H00086
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van het Gerecht inzake de vergoeding van zorgkosten in het buitenland onder de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante die verzocht om vergoeding van zorgkosten voor een medische behandeling in Colombia. De appellante had in 2015 borstprotheses laten plaatsen en ondervond in 2021 pijn, waarna zij naar haar huisarts ging. De huisarts verwees haar naar een plastisch chirurg, dr. [X], die constateerde dat een prothese beschadigd was en een operatie noodzakelijk was. De appellante besloot echter om de behandeling door een andere chirurg in Colombia te laten uitvoeren, zonder voorafgaande toestemming van het uitvoeringsorgaan. Het uitvoeringsorgaan weigerde de vergoeding voor de gemaakte kosten, omdat de behandeling ook in Aruba had kunnen plaatsvinden en er geen toestemming was verleend voor behandeling in het buitenland.

De zaak kwam voor het Gerecht, dat de afwijzing van het uitvoeringsorgaan bevestigde. De appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat dr. [X] haar niet goed had behandeld en dat zij recht had op vergoeding van de kosten op basis van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (Lazv). Het Hof oordeelde dat de appellante niet kon aantonen dat de behandeling in Aruba niet mogelijk was en dat de goedkeuring voor de behandeling aan dr. [X] was verbonden. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de voorwaarden van de Lazv niet waren nageleefd. De uitspraak werd gedaan op 12 november 2025.

Uitspraak

AUA2025H00086
Datum uitspraak: 12 november 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 2 april 2025 in zaak nr. AUA202401475, in het geding tussen:
appellante
en
het Uitvoeringsorgaan Algemene Ziektekostenverzekering (hierna: het uitvoeringsorgaan)

Procesverloop

Op 6 april 2022 heeft appellante het uitvoeringsorgaan verzocht om een vergoeding op grond van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (hierna: Lazv), voor de kosten van het verwijderen van borstprotheses en mammoplastiek in Colombia.
Bij beschikking van 6 september 2022 heeft het uitvoeringsorgaan dit verzoek afgewezen.
Bij beschikking van 27 maart 2024 heeft het uitvoeringsorgaan het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: de bestreden beschikking).
Bij uitspraak van 2 april 2025 heeft het Gerecht het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld.
Het uitvoeringsorgaan heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak op een zitting behandeld op 10 oktober 2025. Appellante en haar echtgenoot [naam] waren aanwezig. Het uitvoeringsorgaan werd vertegenwoordigd door mr. R. Webb.

Overwegingen

Inleiding

1. Appellante heeft in 2015 in Colombia borstprotheses laten plaatsen. Begin 2021 is zij naar haar huisarts gegaan omdat zij pijn had aan haar borst. De huisarts heeft haar doorgestuurd naar dr. [X], plastisch chirurg. Deze chirurg heeft onderzoeken gedaan en constateerde dat een prothese beschadigd was en verwijderd moest worden. Dr. X heeft het uitvoeringsorgaan verzocht om een machtiging voor vergoeding van de voorgestelde behandeling. Op 8 september 2021 heeft het uitvoeringsorgaan die goedkeuring gegeven. Op dezelfde dag heeft appellante dr. X per e-mail laten weten dat zij geen vertrouwen meer in hem heeft en dat zij heeft besloten om de operatie bij een andere plastisch chirurg te ondergaan. Op 18 oktober 2021 is appellante naar Colombia gegaan, waar zij op 7 maart 2022 is geopereerd. Na herstel is zij op 26 maart 2022 teruggekeerd naar Aruba. Daarna heeft zij het uitvoeringsorgaan verzocht de kosten van de behandeling in Colombia te vergoeden. Dat verzoek is afgewezen omdat de Lazv niet voorziet in een aanspraak op vergoeding van medische kosten in het buitenland zonder voorafgaande toestemming van het uitvoeringsorgaan en de behandeling bovendien ook in Aruba mogelijk was geweest.
Het betoog van appellante
2. Appellante betoogt ook in hoger beroep dat dr. X haar ernstige klachten niet heeft onderkend. Ook voert zij aan dat dr. X haar heeft gevraagd om een contante aanbetaling van Afl. 3.500,- voor het plaatsen van nieuwe protheses, terwijl zij geen protheses meer wilde. Zij vindt dat dr. X onzorgvuldig heeft gehandeld en daarom wilde zij door een andere arts behandeld worden. Zij heeft dr. X gevraagd om een doorverwijzing naar een andere plastisch chirurg in Aruba. Dat heeft dr. X ten onrechte nagelaten en daardoor moest zij zelf een oplossing zoeken. Appellante wijst er in dat verband op dat zij gelet op artikel 23, tweede lid, van de Lazv als patiënt recht heeft op vrije artsenkeuze en dat een behandeling, waarvoor al toestemming is gegeven, door een andere arts daarom ook voor vergoeding door het uitvoeringsorgaan in aanmerking moet komen. Appellante beroept zich ook op artikel 36a, eerste lid, aanhef onder c, van de Lazv. Zij stelt dat het uitvoeringsorgaan de kosten van haar behandeling in Colombia kan verhalen op dr. X, omdat haar reis naar Colombia en de behandeling in dat land het directe gevolg zijn van het onzorgvuldig handelen van dr. X. Appellante heeft het Hof ook verzocht het uitvoeringsorgaan te veroordelen tot vergoeding van immateriële schade en van de - volledige - kosten van juridische bijstand die zij voorafgaand aan het aanwenden van rechtsmiddelen heeft moeten maken.

Oordeel van het Hof

3. Het Hof sluit zich aan bij het oordeel van het Gerecht dat het uitvoeringsorgaan het verzoek van appellante terecht heeft afgewezen.
3.1.
Artikel 25 van de Lazv biedt een grondslag waarop het uitvoeringsorgaan de kosten van een behandeling in het buitenland kan vergoeden, maar dat geldt alleen als de behandeling niet in Aruba kan plaatsvinden en als daarvoor voorafgaande toestemming is verleend. Dat de behandeling ook in Aruba kon plaatsvinden is op zichzelf niet in geschil. Appellante betoogt echter dat zij lange tijd geen toegang had tot zorg in Aruba omdat dr. X haar niet wilde doorverwijzen en dat zij daarom geen andere keuze had. Dit betoog stuit reeds af op het feit dat appellante kort na de goedkeuring van de behandeling al naar Colombia is vertrokken. Het standpunt van appellante dat zij ervoor mocht kiezen de behandeling in het buitenland te ondergaan omdat voor die behandeling toestemming was verleend en dat het uitvoeringsorgaan daarom de kosten daarvan moet vergoeden, vindt geen steun in artikel 25 van de Lazv. Die bepaling gaat ervan uit dat indien de noodzakelijke behandeling niet op Aruba kan plaatsvinden, het uitvoeringsorgaan bepaalt in welke instelling in het desbetreffende land de behandeling zal plaatsvinden. Het uitvoeringsorgaan heeft op de zitting van het Hof toegelicht dat daartoe met specifieke instellingen overeenkomsten worden gesloten. Het uitvoeringsorgaan kent ook geen vergoedingen toe aan de patiënt, maar betaalt de kosten van de behandeling aan de instelling.
3.2.
Ook anderszins baat het feit dat al goedkeuring was gegeven voor de behandeling, appellante niet. De goedkeuring is namelijk verbonden aan een specifieke behandelaar, in dit geval dr. X. Als appellante een andere chirurg wenste, dan had zij haar huisarts moeten vragen om een nieuwe doorverwijzing en dan had ook de nieuwe chirurg vooraf het uitvoeringsorgaan om een machtiging voor de behandeling moeten vragen. De vrijheid van artsenkeuze gaat niet zover dat geen machtiging is vereist. Verder overweegt het Hof in dit verband dat als appellante inderdaad dr. X heeft verzocht om een doorverwijzing en hij deze niet wilde geven, zij zich tot het uitvoeringsorgaan had kunnen wenden om te interveniëren. Op de zitting van het Hof heeft appellante gesteld dat haar echtgenoot en zij verschillende malen hebben geprobeerd contact te krijgen met het uitvoeringsorgaan om een doorverwijzing naar een andere arts te krijgen. Daarvan zijn echter geen stukken.
3.3.
Het beroep op artikel 36a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Lazv slaagt al niet omdat deze bepaling betrekking heeft op de situatie dat een derde het letsel heeft veroorzaakt als gevolg waarvan medische kosten zijn gemaakt die het uitvoeringsorgaan heeft betaald. Daar gaat deze zaak niet over.
3.4.
Het Hof is zich ervan bewust dat de situatie niet prettig was voor appellante. Ook begrijpt het Hof dat zij zich zorgen maakte om haar gezondheid en dat er een vertrouwensbreuk was met dr. X. Maar dat is onvoldoende reden om voorbij te gaan aan de voorwaarden die de Lazv stelt.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd. Het uitvoeringsorgaan hoeft geen proceskosten te vergoeden.
4.1.
Omdat de bestreden beschikking in stand blijft, is er geen grondslag voor vergoeding van de gestelde immateriële schade en ook niet van kosten van rechtsbijstand voorafgaand aan het aanwenden van rechtsmiddelen.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bevestigtde uitspraak van het Gerecht;
wijsthet verzoek om schadevergoeding
af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Van Ettekoven
voorzitter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2025.