ECLI:NL:OGHACMB:2025:257

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
AUA2024H00350
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van gemeenschappelijke woning na echtscheiding met geschil over verkoopprijs

In deze zaak zijn partijen, een vrouw en een man, in 2016 gescheiden en hebben zij in 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst stelde de vrouw in staat om gratis in de gezamenlijke woning te blijven wonen totdat deze verkocht zou worden. De man heeft in kort geding een vordering ingesteld om machtiging tot verkoop van de woning te verkrijgen voor een minimale verkoopprijs van USD 1.500.000, en om de vrouw te bevelen de woning te ontruimen. De vrouw verzet zich tegen de verkoop omdat zij de verkoopprijs te laag vindt. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de man voldoende spoedeisend belang heeft bij de verkoop van de woning, gezien zijn leeftijd en de kosten die hij draagt terwijl de vrouw gratis woont. Het Hof heeft geoordeeld dat er gewichtige redenen zijn om de gevorderde machtiging tot verkoop te verlenen. De vrouw heeft geen onderbouwde argumenten gepresenteerd tegen de verkoopprijs en het Hof heeft de vordering van de man toegewezen. De vrouw is bevolen de woning uiterlijk 15 januari 2026 te ontruimen, zodat de man aan de voorwaarden van de koper kan voldoen. De vrouw is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: AUA202401745 – AUA2024H00350
Uitspraak: 7 oktober 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende in [woonplaats],
hierna: de vrouw,
appellante,
in eerste aanleg gedaagde,
in hoger beroep procederende zonder gemachtigde,
tegen
[de man],
wonende in [woonplaats],
hierna: de man,
geïntimeerde,
in eerste aanleg eiser,
gemachtigde: mr. M.H.J. Kock.

1.Samenvatting

Partijen zijn in 2016 gescheiden. Zij hebben in 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan de vrouw gratis mag blijven wonen in het huis dat gezamenlijk eigendom is van partijen, totdat de woning wordt verkocht. Het Gerecht heeft in kort geding de vordering van de man toegewezen om hem machtiging tot verkoop te verlenen voor een minimale verkoopprijs van USD 1.500.000. Daarnaast is de vrouw bevolen om de woning te ontruimen. De vrouw verzet zich daartegen omdat de genoemde verkoopprijs volgens haar onredelijk laag is. Het Hof beoordeelt de zaak opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 5 augustus 2024 ingekomen akte van appel is de vrouw in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 26 juli 2024 uitgesproken vonnis in kort geding van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij eveneens op 5 augustus 2024 ingekomen memorie van grieven, met een productie, heeft de vrouw grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en (zo begrijpt het Hof) de vorderingen van de man alsnog zal afwijzen, met veroordeling van de man – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in beide instanties.
2.3
Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van de vrouw – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep.
2.4
Op 15 september 2025 heeft een mondeling pleidooi plaatsgevonden in het Gerechtsgebouw in Aruba. Aanwezig waren de vrouw en mr. M.H.J. Kock, de gemachtigde van de man. Voorafgaand aan de zitting heeft mr. Kock aanvullende producties ingediend (bij mail van 10 september 2025 producties HB1 tot en met HB5, bij mail van 11 september 2025 productie HB6 en bij mail van 12 september 2025 productie HB7).
2.5
Vonnis is bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn op [datum] 2009 met elkaar getrouwd. Op [datum] 2016 is de tussen hen uitgesproken echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen waren getrouwd op huwelijkse voorwaarden, waarbij een beperkte gemeenschap bestond, bestaande uit slechts een woning (genaamd [adres] in Aruba, hierna: de woning). De vrouw is na de echtscheiding in de woning blijven wonen en woont daar nog steeds. De man woont in Nederland.
3.3
In het kader van de afwikkeling van de echtscheiding is een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen (hierna: de VSO), die onder meer luidt als volgt:
"Artikel 3
Bewoning [naam]
1 [naam] blijft gemeenschappelijke eigendom van partijen, totdat deze wordt verkocht.
2 (de vrouw)is de huidige bewoonster van de woning. Zij heeft het recht om in de woning te blijven wonen totdat deze is verkocht, maar heeft ook het recht om elders te gaan wonen.
3 (de vrouw) is geen huur of andere vergoeding verschuldigd voor het bewonen van Bella Vista.
4 (de man) zal de (onderhouds)kosten van [naam] blijven betalen (...)
Artikel 4
Verkoop [naam]
1 Het is zowel (de man) als (de vrouw) toegestaan inspanningen — al dan niet via een makelaar — te verrichten, die ertoe strekken dat [naam] wordt verkocht. Partijen stemmen ermee in de woning te verkopen tegen een redelijke verkoopprijs.
2 Indien de woning wordt verkocht, zal de opbrengst van de woning worden verdeeld conform de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden, met dien verstande dat (de man) wegens uitgaven besteed aan het huis jegens de beperkte gemeenschap van goederen recht heeft op een vergoeding van USD 250.000.00 (...)"
3.4
Bij brief van 23 november 2022 heeft de gemachtigde van de man aan de vrouw bericht dat de man de woning wil verkopen. In reactie daarop heeft de vrouw bericht dat zij zal meewerken aan verkoop, mits de woning tegen een eerlijke marktwaarde wordt verkocht na taxatie vooraf en in onderling overleg vastgesteld en met een termijn van zes maanden voor ontruiming door haar van de woning.
3.5
In de periode vanaf december 2022 tot augustus 2023 hebben verschillende makelaars de woning getaxeerd en een advies gegeven voor de vraagprijs. Die adviezen varieerden van USD 3.145.000 (in december 2022 door Keller Williams) tot USD 2.426.022 (in maart 2023 door Century 21) en USD 2.845.000 (in juli 2023 door Hodgson).
3.6
Partijen zijn het niet eens geworden over een vraagprijs. In augustus 2023 heeft de man opdracht gegeven aan Century 21 om de woning te koop te zetten voor USD 2.850.000. De verkoopinspanningen van Century 21 hebben tot januari 2024 geleid tot bezichtiging door één belangstellende, die geen bod heeft gedaan. De vraagprijs is daarna in opdracht van de man verlaagd naar USD 2.450.000 en daarna naar USD 2.100.000. In maart 2024 is een bod op de woning uitgebracht van USD 1.500.000. De vrouw heeft niet meegewerkt aan het aanvaarden van dit bod.
3.7
Voorafgaand aan de zitting in hoger beroep is er opnieuw een bod op de woning gedaan voor USD 1.500.000. Dit blijkt uit een door kopers en de man ondertekend bod gedateerd 13 augustus 2025. Een (concept) koopovereenkomst (ongetekend) tussen deze kopers en de man vermeldt als verkoopprijs USD 1.500.000 en als uiterste datum van levering 13 februari 2026, met als voorwaarde dat het huis leeg isop het moment van levering.

4.De procedure bij het Gerecht

4.1
De man heeft samengevat gevorderd:
1.primair: machtiging tot verkoop van de woning voor USD 1.500.000;
subsidiair: bevel aan de vrouw om mee te werken aan de verkoop van de woning op straffe van een dwangsom;
en zowel primair als subsidiair voor zover de vrouw medewerking weigert bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van die medewerking;
2. bevel aan de vrouw tot ontruiming van de woning binnen twee weken na het te wijzen vonnis en voor zover de vrouw medewerking weigert machtiging tot ontruiming door de man met behulp van de sterke arm.
4.2
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht:
a. de man gemachtigd tot verkoop van de woning voor minimaal USD 1.500.000;
b. verstaan dat de vrouw heeft toegezegd aan bezichtigingen mee te werken;
c. de vrouw bevolen om de woning uiterlijk 1 december 2024 te ontruimen.
4.3
Bij vonnis van 30 oktober 2024 heeft het Gerecht als executierechter de ontruiming van de woning geschorst zolang in een bodemprocedure niet anders wordt geoordeeld.

5.De beoordeling

spoedeisendheid
5.1
Het Hof is van oordeel dat de man (nog steeds) voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Sinds de echtscheiding zijn inmiddels ruim acht jaar verstreken en van de man kan niet worden gevergd dat hij nog langer deelgenoot in een onverdeelde gemeenschap blijft. De man heeft voldoende gesteld om aan te nemen dat het voor hem van groot belang is dat de woning wordt verkocht gelet op zijn leeftijd (74 jaar), het feit dat hij al acht jaar grotendeels alleen de kosten van de woning draagt terwijl de vrouw daar gratis woont en het feit dat de woning in matige staat verkeert en niet of nauwelijks meer wordt onderhouden. Dit laatste wordt voldoende onderbouwd door de door de man overgelegde rapporten van de verkoopmakelaar, terwijl de vrouw dit weliswaar heeft betwist, maar deze betwisting in het geheel niet heeft onderbouwd.
gewichtige redenen
5.2
Met het Gerecht is het Hof van oordeel dat er gewichtige redenen bestaan om de gevorderde machtiging tot verkoop te verlenen. Dat blijkt voldoende uit de in 5.1 opgesomde omstandigheden.
5.3
De vrouw heeft ter zitting verklaard dat een Amerikaanse cliënt haar heeft verteld het huis te willen kopen voor USD 1.700.000. Zij heeft deze stelling echter op geen enkele wijze onderbouwd. Het Hof gaat daarom daaraan voorbij.
redelijke verkoopprijs
5.4
De vrouw heeft aangevoerd dat een verkoopprijs van USD 1.500.000 “pertinent onredelijk laag” is. De man heeft echter voldoende onderbouwd dat verkoop voor een hogere prijs niet lukt. De woning staat nu al twee jaar (sinds augustus 2023) te koop en ondanks stapsgewijze verlaging van de vraagprijs zijn slechts twee biedingen uitgebracht, allebei voor USD 1.500.000. De man heeft met verwijzing naar een taxatierapport van de verkoopmakelaar Century 21 van maart 2023, een nadere verklaring van diezelfde makelaar van januari 2024, en een andere taxatie (van Hodgson van 25 juli 2023), aangevoerd dat het onderhoud van de woning matig is en dat dit verkoop voor een hogere prijs verhindert. In deze prijsklasse zijn volgens de verkoopmakelaar vooral buitenlanders geïnteresseerd en die willen een woning kopen die kant en klaar is en geen woning die volledig gerenoveerd moet worden. Deze onderbouwde opinies heeft de vrouw onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele verwijzing naar een “pricing recommendation” uit december 2022 van één pagina van een derde makelaar (Keller Williams Aruba) waarin een veel hogere vraagprijs wordt genoemd, vormt onvoldoende motivering voor deze betwisting.
termijn ontruiming
5.5
Inmiddels is er een koopovereenkomst gesloten voor USD 1.500.000 met als uiterste datum van levering 13 februari 2026 onder de voorwaarde van lege oplevering. Gelet hierop zal het Hof bepalen dat de vrouw uiterlijk 15 januari 2026 de woning zal dienen te ontruimen, zodat de man aan die voorwaarde jegens de koper zal kunnen voldoen. De vrouw heeft voldoende tijd gehad alternatieve woonruimte te vinden.
meewerken aan technische inspectie
5.6
Het Hof gaat ervan uit dat de vrouw zal meewerken aan de geplande technische inspectie ten behoeve van de kopers op 7 oktober 2025. Dat valt onder hetgeen het Gerecht sub 5.2 heeft toegewezen. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep ook verklaard hieraan te zullen meewerken.
slotsom
5.7
Geen van de grieven gaat op. Het bestreden vonnis zal worden bevestigd, met uitzondering van onderdeel 5.3. In plaats daarvan zal als uiterste datum voor ontruiming worden bepaald 15 januari 2026. Het Hof ziet in de langdurig weigerachtige houding van de vrouw aanleiding af te wijken van het gebruik om de proceskosten te compenseren in geschillen tussen ex-echtgenoten. De vrouw zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van hetgeen in het dictum onder 5.3 is opgenomen, vernietigt dat onderdeel en beslist in plaats daarvan, opnieuw rechtdoende:
5.3
beveelt de vrouw om
uiterlijk 15 januari 2026de woning te ontruimen, met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van de man, en de woning met afgifte van sleutels ter vrije beschikking van de man te stellen;
veroordeelt de vrouw in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de man tot op heden begroot op Afl. 204,25 aan verschotten en Afl. 6.000 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, G.C.C. Lewin en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 7 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.