Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De feiten
- [KIND 1]
- [KIND 2]
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie tussen een vrouw en een man, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en twee meerderjarige kinderen hebben. De vrouw, die in eerste aanleg verzoekster was, heeft in hoger beroep een hoger bedrag aan partneralimentatie gevorderd dan het door het Gerecht toegewezen bedrag van US$ 785 per maand. De man, die in eerste aanleg verweerder was, heeft in het incidenteel appel verzocht om nihilstelling van de partneralimentatie, stellende dat hij geen inkomen heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 augustus 2025 was de vrouw aanwezig via videoverbinding, maar deze verbinding kon niet tot stand komen door technische problemen. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de financiële situatie van beide partijen en de draagkracht van de man. Het Hof heeft vastgesteld dat de man, ondanks zijn bewering geen inkomen te hebben, als bestuurder van een vennootschap een verdiencapaciteit heeft die niet in overeenstemming is met zijn verklaringen. Het Hof heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op US$ 2.015 per maand en de draagkracht van de man op US$ 1.800 per maand. Het Hof concludeert dat de door het Gerecht opgelegde alimentatie terecht is en bevestigt de bestreden beschikking. De beslissing is genomen zonder proceskostenveroordeling, gezien de huwelijkse band tussen partijen.