ECLI:NL:OGHACMB:2025:22

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
AUA2024H00197
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag in belang van minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over twee minderjarigen, geboren uit het huwelijk van de vader en de moeder. De vader had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het gezamenlijk gezag was gehandhaafd. De vader verzocht om eenhoofdig gezag, terwijl de moeder zich verzette tegen deze wijziging en zelf een verzoek tot ondertoezichtstelling indiende. De minderjarigen, die inmiddels 15 en 17 jaar oud zijn, hebben in gesprekken met de rechter aangegeven dat zij willen dat de vader alleen het gezag uitoefent, omdat zij zich niet gehoord voelen door de moeder en psychologische hulp nodig hebben. Het Hof heeft vastgesteld dat er een verstoorde relatie is tussen de moeder en de minderjarigen, die sinds februari 2023 geen contact meer met haar willen. De moeder heeft de minderjarigen niet in hun behoeften kunnen ondersteunen, wat heeft geleid tot psychische klachten bij hen. Het Hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is dat de vader het eenhoofdig gezag krijgt, en heeft de beschikking van het Gerecht vernietigd. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ondertoezichtstelling, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: AUA202300982 – AUA2024H00197
Uitspraak: 4 februari 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[appellant],
wonende in [woonplaats A],
in eerste aanleg verzoeker,
thans appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
[geïntimeerde],
wonende in [woonplaats A],
in eerste aanleg verweerster,
thans geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena.
Partijen worden hierna de vader en de moeder genoemd.
Belanghebbenden:
[belanghebbende 1](roepnaam [roepnaam]), geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteland],
[belanghebbende 2](roepnaam [roepnaam]), geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteland].

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 5 juli 2024 ingekomen beroepschrift, met producties, is de vader in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 28 mei 2024 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft de vader één grief tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zijn verzoek tot vaststelling van eenhoofdig gezag door de vader alsnog zal toewijzen.
1.2
Bij verweerschrift in het hoger beroep, tevens inhoudend incidenteel hoger beroep, met producties, heeft de moeder de grief bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking wat betreft het gezag zal bevestigen, althans in incidenteel hoger beroep de beschikking zal vernietigen en haar verzoeken, te weten primair een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing dan wel subsidiair eenhoofdig gezag door de moeder, zal toewijzen.
1.3
Partijen hebben per e-mail stukken toegezonden. De vader op 13 november 2024 producties 1 tot en met 7. De moeder op 14 november 2024 bij het verweerschrift producties 1 tot en met 21 en productie 18A en op diezelfde dag een geluidsbestand met begeleidende e-mail.
1.4
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 18 november 2024. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, en namens de Voogdijraad mevrouw [medewerker Voogdijraad]. Mr. Gravenstijn heeft pleitnotities overgelegd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van het Hof beantwoord. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is met de minderjarigen gesproken door een van de rechters van de Hofcombinatie, bijgestaan door de griffier. De minderjarigen hebben toestemming gegeven een korte samenvatting van het gesprek met de ouders te delen.
1.5
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1
Uit het huwelijk van partijen zijn de minderjarigen, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], geboren.
2.1.2
Het Gerecht heeft bij beschikking van 30 januari 2017 tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
2.1.3
Partijen hebben na de echtscheiding samen het gezag behouden over de minderjarigen en in het echtscheidingsconvenant van 12 december 2016 afspraken gemaakt over onder meer een omgangsregeling en de kinderalimentatie.
2.1.4
Na de echtscheiding verbleven de minderjarigen om de week bij de vader en de moeder.
2.1.5
Vanaf eind februari 2023 verblijven de minderjarigen bij de vader. Sindsdien is er geen omgang met de moeder.

3.De procedure in eerste aanleg

3.1
In deze rechtszaak heeft de vader verzocht:
Primair:a) de bestaande omgangsregeling / zorgregeling te wijzigen en het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vader te bepalen;
b) vervangende toestemming voor psychologische hulp voor de minderjarigen en voor een in juni 2023 geplande reis met de minderjarigen;
Subsidiair:c) wijziging van het gezag in die zin dat alleen de vader met het gezag belast zal zijn;
d) een in goede justitie te treffen regeling.
3.2
De moeder heeft als tegenverzoek, kort samengevat, onder meer verzocht onderzoek te laten plaatsvinden door deskundige psychologen en de Voogdijraad en een familiemediator te benoemen.
3.3
Bij tussenbeschikking van 9 mei 2023 heeft het Gerecht de Voogdijraad verzocht onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van partijen. De Voogdijraad heeft bij rapport van 30 augustus 2023 een advies uitgebracht. Mede op basis van dat advies heeft het Gerecht bij de bestreden beschikking de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader bepaald, de omgangsregeling gewijzigd in die zin dat er op dit moment geen omgang zal zijn tussen de minderjarigen en de moeder, en het verzoek van de vader tot wijziging van het gezag afgewezen.
3.4
Het Gerecht heeft, voor zover hier van belang, overwogen dat gezamenlijk gezag wenselijk is in het belang van de minderjarigen, dat ouders in staat worden geacht zodanig te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen en dat van partijen – eventueel met psychologische begeleiding – verwacht mag worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten. Wat betreft de wijziging van de verblijfplaats en de omgangsregeling heeft het Hof overwogen dat er een verstoorde moeder-kind relatie is, dat de minderjarigen absoluut niet bij de moeder willen wonen en op dit moment absoluut geen contact met haar willen. Het vaststellen van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader en het niet opleggen van een omgangsregeling acht het Gerecht op dit moment het meest in het belang van de minderjarigen.

4.De beoordeling door het Hof

Processuele aspecten
4.1
Het eenhoofdig gezag is in eerste aanleg subsidiair verzocht. De primaire verzoeken van de vader zijn toegewezen (3.1 a), dan wel in onderling overleg geregeld (3.1 b). Het Gerecht is in de bestreden beschikking echter expliciet en inhoudelijk ingegaan op het subsidiaire verzoek van de vader en heeft dit onder 2.3 afgewezen op andere grond dan dat het primaire verzoek is toegewezen. Het Hof is dan ook van oordeel dat de vader belang heeft bij het hoger beroep en daarin ontvankelijk is.
4.2
De vader heeft zich verzet tegen de door de moeder bij het verweerschrift in hoger beroep ingediende stukken (te laat) en het geluidsbestand (te laat en onverstaanbaar). Hoewel de producties niet binnen de in het Procesreglement 2023 genoemde termijn (uiterlijk op de derde dag voor de dag van de zitting) aan de rechter en de wederpartij zijn toegestuurd, ziet het Hof in de omstandigheden van het geval geen aanleiding de stukken buiten beschouwing te laten. Het gaat om grotendeels bij de wederpartij bekende stukken en de producties zijn eenvoudig te doorgronden. Wat betreft het geluidsbestand deelt het Hof de mening van de vader dat de opname moeilijk verstaanbaar is en zal deze om die reden buiten beschouwing laten.
4.3
Ten aanzien van het verzoek van de moeder tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen overweegt het Hof dat de moeder dit verzoek op grond van artikel 1:254 lid 1 BW bij de rechter in eerste aanleg had moeten indienen. Het verzoek kan dus niet (voor het eerst) in hoger beroep worden gedaan. De moeder is in zoverre in haar verzoek in incidenteel appel niet-ontvankelijk.
Wettelijk kader
4.3
Artikel 1:251a BW bepaalt in lid 1 dat de rechter op verzoek van een van de ouders kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien hij wijziging van het gezag in het belang van het kind wenselijk oordeelt. In lid 4 van hetzelfde artikel staat dat de rechter, indien hem blijkt dat de minderjarige van 12 jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing kan geven op de voet van het eerste lid.
Standpunten van partijen
4.4
De vader stelt dat wijziging van het gezag in het belang van de minderjarigen wenselijk is. Partijen zijn het nergens over eens zijn en hebben geen contact. De moeder reageert niet (tijdig) op verzoeken van de vader, zodat belangrijke besluitvorming wordt vertraagd. In het bijzonder verwijst de vader naar de beslissingen omtrent de voor de minderjarigen noodzakelijke behandeling door een psycholoog, die volgens hem door de moeder wordt tegengehouden, en naar de inschrijving voor het volgen van online onderwijs, nadat de minderjarigen niet langer naar de internationale school konden. Er is sprake van verstoorde communicatie tussen de minderjarigen en de moeder. De vader verwijst naar het rapport van de Voogdijraad in eerste aanleg, waaruit volgens hem volgt dat de moeder en de minderjarigen elkaar niet goed begrijpen. Bovendien ziet de moeder niet haar aandeel in de opvoedproblemen en kan zij haar eigen behoeftes niet goed scheiden van de behoeftes van de minderjarigen, aldus de vader.
4.5
De moeder verzet zich tegen het verzoek van de vader. Zij is van mening dat de situatie is ontstaan door zijn toedoen; hij wil de moeder uit het leven van de kinderen verbannen. Volgens de moeder is sprake van ouderverstoting. Tussen partijen is geen overleg of gezamenlijke besluitvorming. De vader neemt alle beslissingen over zaken die de minderjarigen aangaan alleen en vraagt pas daarna toestemming van de moeder. Als zij het vervolgens niet eens is met die beslissingen, is er geen enkele ruimte voor overleg en is de moeder in de ogen van de minderjarigen degene die moeilijk doet. De moeder maakt zich ernstig zorgen over de kinderen in het gezin van de vader. Zij wil grondig onderzoek naar het welzijn van de kinderen en het gezin van de vader en zij stelt zich op het standpunt dat als eenhoofdig gezag het meest in het belang van de minderjarigen is, de moeder met eenhoofdig gezag moet worden belast.
4.6
De minderjarigen hebben, ieder voor zich, in het gesprek met de rechter verteld dat zij willen dat de vader voortaan alleen het gezag zal uitoefenen. Zij hebben als reden aangevoerd dat de moeder niet naar hen luistert, ook niet als het om belangrijke zaken gaat, zoals bijvoorbeeld behandeling door een psycholoog, het volgen van online onderwijs, of het inschrijven voor een vervolgstudie in Nederland. Beide minderjarigen hebben uitgelegd dat ze psychische problemen ervaren waarvoor behandeling nodig is. Ze hadden een psycholoog, dr. Kan, waar ze zich prettig bij voelden, maar de moeder gaf niet langer toestemming om naar dr. Kan te gaan, waardoor ze nu zonder behandeling zitten. Als voorbeeld dat de moeder niet naar hen luistert noemen de minderjarigen hun vraag om onderzoek naar mogelijke aanwezigheid van ADHD/ADD bij [belanghebbende 2] en voor behandeling van psychische problemen van beiden. Daarin hebben ze zich door de moeder niet gesteund gevoeld. Zij vrezen dat de moeder door hen geopperde problemen en wensen niet serieus neemt en dat de moeder, als zij (mede) het gezag houdt, niet de juiste beslissingen zal nemen.
Advies Voogdijraad
4.7
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de Voogdijraad geadviseerd de vader te belasten met het eenhoofdig gezag. In eerste aanleg zag de Voogdijraad nog mogelijkheden voor de ouders om gezamenlijk het gezag uit te (blijven) oefenen, waarbij psychologische hulp voor de minderjarigen, maar ook voor de moeder zelf, nodig werd geacht. De Voogdijraad herkent wat de minderjarigen zeggen over het zich niet serieus genomen voelen door de moeder. Het probleem is dat de moeder dat zelf niet ziet. Volgens de Voogdijraad bestaat er nog steeds geen goede communicatie tussen de ouders en is de relatie tussen de moeder en de minderjarigen verder verstoord. Om die band te herstellen hebben de minderjarigen psychologische hulp nodig, maar door toedoen van de moeder is die hulp nu afgebroken. Voor het nemen van beslissingen over de minderjarigen is het nodig dat de moeder naar ze gaat luisteren. Niet alleen als het gaat om behandeling door een psycholoog, maar ook als het gaat om andere zaken.
Beoordeling Hof
4.8
Uitgangspunt is dat ouders, ook na ontbinding van het huwelijk, gezamenlijk het gezag uitoefenen. De ouders hebben dit na de echtscheiding in 2017 op basis van het echtscheidingsconvenant ook gedaan. Zij hebben ook de zorg voor de kinderen gedeeld. Vanaf februari 2023 is de situatie drastisch veranderd. De minderjarigen willen sindsdien absoluut niet meer bij de moeder wonen en gaandeweg hebben zij al het contact met de moeder verbroken. Er is een verstoorde ouder-kind relatie en de minderjarigen zijn volhardend in de afwijzing van elke vorm van contact met de moeder. Uit de gesprekken met de minderjarigen leidt het Hof af dat zij hiervoor hebben gekozen omdat zij zich niet door hun moeder gehoord en begrepen voelen en zij zichzelf willen beschermen tegen emoties en gevoelens die opkomen als zij contact hebben met de moeder. Uit het advies van de Voogdijraad in eerste aanleg, in hoger beroep ter zitting herhaald, blijkt dat de minderjarigen psychische klachten ervaren en emotioneel beschadigd zijn. Partijen zijn het erover eens dat behandeling door een psycholoog noodzakelijk is. De ouders kijken echter ieder op een andere manier naar wat de minderjarigen nodig hebben. Zo was er behandeling door een psycholoog, dr. Kan, waar de minderjarigen vertrouwen in hadden en waar ze zich prettig bij voelden. De moeder heeft haar toestemming voor behandeling door deze psycholoog ingetrokken, omdat – kort gezegd – de psycholoog een bekende is van de stiefmoeder van de minderjarigen en dus – in de visie van de moeder - niet objectief. Als gevolg hiervan krijgen de minderjarigen op dit moment geen psychologische behandeling, terwijl dit wel noodzakelijk is. Ook bij de wijziging van onderwijs op de internationale school naar online onderwijs en de wens van [belanghebbende 1] om in Nederland te gaan studeren verliep de besluitvorming moeizaam omdat de moeder niet meteen, maar pas na lange mailwisselingen tussen de ouders (waarbij soms ook de minderjarigen zelf zijn betrokken) toestemming verleende. De communicatie tussen de ouders aangaande besluitvorming over de minderjarigen verloopt stroef.
4.9
Daar komt bij dat de moeder niet accepteert dat de minderjarigen haar (op dit moment) niet willen zien of spreken. Zij blijft de minderjarigen vragen stellen en berichten sturen, in de hoop dat zij tot ze kan doordringen, maar het gedrag van de moeder lijkt eerder averechts te werken. Hoe meer de moeder haar best doet om in contact te komen met de minderjarigen, hoe afwijzender de minderjarigen ten opzichte van haar zijn. De minderjarigen zelf willen rust en denken dat die rust er komt als alleen de vader het gezag heeft. De vader staat hier achter.
4.1
Het Hof zal bij de beoordeling van de vraag of het gezag moet worden gewijzigd de belangen van alle partijen meewegen. Bij die belangenafweging moet aan de mening van de minderjarigen gelet op hun leeftijd (17 en 15 jaar) in meerdere mate waarde worden gehecht. Zij zijn op een leeftijd gekomen waarin ze steeds meer eigen afwegingen gaan maken over belangrijke (en minder belangrijke) zaken in hun leven. In de gesprekken met de minderjarigen is gebleken dat zij daar met een zekere eigenheid mee bezig zijn. Het is en blijft wel een grote zorg dat de minderjarigen elk contact met de moeder absoluut afwijzen. Zij willen haar niet zien, niet spreken en hebben ook alle contact via social media, e-mail en whatsapp geblokkeerd. In dat standpunt zijn ze volhardend en dat al gedurende ruim anderhalf jaar. De moeder kan deze afwijzing niet accepteren, wat op zichzelf begrijpelijk is, en lijkt vanuit de invulling van haar gezagstaak steeds contact te zoeken met de minderjarigen, die daardoor nog meer volharden in hun afwijzing van contact met de moeder. Daarmee gaat de moeder voorbij aan wat de minderjarigen op dit moment nodig hebben. Te weten, behandeling door een gelet op hun leeftijd door hen gewenste psycholoog en rust en ruimte om te kunnen werken aan psychische klachten en het verwerken van emotionele schade, zonder het gevoel te hebben dat zij daarin een strijd met hun moeder moeten leveren. Dit alles, in combinatie met een verslechterde communicatie tussen partijen maakt dat wijziging van het gezag in het belang van de minderjarigen het meest wenselijk is. Eenhoofdig gezag door de vader is, gelet op de verstoorde moeder-kind relatie, het meest in het belang van de minderjarigen.
4.11
De grief van de vader slaagt. De grieven van de moeder in incidenteel appel falen. De beschikking waarvan beroep dient te worden vernietigd. Het verzoek van de vader tot wijziging van het gezag zal alsnog worden toegewezen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek tot ondertoezichtstelling;
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de vader zal worden belast met het eenhoofdig gezag over:
- [ belanghebbende 1] (roepnaam [roepnaam]), geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteland], en
- [ belanghebbende 2] (roepnaam [roepnaam]), geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteland];
draagt de griffier op hiervan aantekening te doen in het gezagsregister van het gerecht te Aruba;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.W.A. Vonk, E.A. Saleh en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 4 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.