ECLI:NL:OGHACMB:2025:16

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
CUR202101930 en CUR2022H00017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een positief saldo uit een organisatieovereenkomst

In deze zaak heeft [appellant] een vordering ingesteld tegen de stichting Fundashon Nieuw Nederland Nobo (FNNN) voor een bedrag van NAf 16.268,47, dat volgens hem toekomt uit de organisatie van 'The Walk of Curaçao 2019'. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao had de vordering van [appellant] afgewezen op de grond dat hij geen belang had bij zijn vordering. [appellant] is in hoger beroep gegaan en heeft betoogd dat hij wel degelijk belang heeft, omdat FNNN nalaat het bedrag aan hem te voldoen. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat [appellant] voldoende belang heeft bij zijn vordering, aangezien hij een titel wil verkrijgen om betaling af te dwingen.

Het Hof heeft de argumenten van [appellant] in overweging genomen, waaronder bewijsstukken die zijn stellingen onderbouwen, zoals e-mailcorrespondentie en overdrachtsverklaringen. FNNN heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering, waardoor het Hof concludeert dat de vordering toewijsbaar is. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en de vordering van [appellant] toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf 23 december 2020. Tevens is FNNN veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties. Het Hof heeft [appellant] ook kosteloos laten procederen, gezien zijn onvermogen om de proceskosten te dragen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR202101930 en CUR2022H00017
Uitspraak: 21 januari 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[appellant],
die woont in [woonplaats],
in eerste aanleg eiser,
thans appellant,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie,
tegen
de stichting Fundashon Nieuw Nederland Nobo,
die is gevestigd in Curaçao,
niet in rechte verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als [appellant] respectievelijk FNNN.

1.De zaak in het kort

1.1 [
appellant] stelt een vordering te hebben op FNNN.
1.2
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht) heeft de vordering van [appellant] afgewezen op de grond deze daarbij geen belang heeft.
1.3
Het Hof zal het vonnis van het Gerecht vernietigen en de vordering alsnog toewijzen met veroordeling van FNNN in de kosten van de procedure. Hierna wordt uitgelegd waarom zo geoordeeld wordt.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 17 januari 2022 ingekomen akte van appel is [appellant] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 6 december 2021 uitgesproken (verstek)vonnis van het Gerecht.
2.2
Bij op 1 maart 2022 ingekomen memorie van grieven is [appellant] opgekomen tegen het oordeel van het Gerecht dat hij geen belang heeft bij zijn vordering. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep vernietigt en alsnog de vorderingen van [appellant] toewijst tot een bedrag van NAf 16.268,47, vermeerderd met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van de procedure in beide instanties.
2.3
FNNN heeft, hoewel de akte van appel en de memorie van grieven op 30 juni 2022 deugdelijk aan haar zijn betekend, geen memorie van antwoord ingediend.
2.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag heeft de gemachtigde van [appellant] pleitnotities ingediend. FNNN heeft geen pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.Kosteloos procederen

[appellant] heeft verzocht in hoger beroep kosteloos te mogen procederen. Uit het overgelegde bewijs van onvermogen blijkt genoegzaam van het onvermogen van [appellant] om de proceskosten te dragen. Het verzoek wordt daarom toegewezen.

4.De beoordeling

Het belang
4.1 [
appellant] heeft (voor zover in hoger beroep van belang) aan zijn vordering, kort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. In 2019 heeft [appellant], die toen in dienst was van FNNN, voor eigen rekening en risico ‘The Walk of Curaçao 2019’ (verder: de Walk) georganiseerd. FNNN was daarmee akkoord. Het betalingsverkeer (inkomsten en uitgaven) liep echter, met instemming van FNNN, via de bankrekening van FNNN. De inkomsten verminderd met de uitgaven lieten een positief saldo zien van NAf 16.268,47. Dat positieve saldo is in het bezit van FNNN, maar komt [appellant] toe. FNNN laat echter, ondanks sommatie, na dat bedrag aan hem te voldoen.
4.2
Het Gerecht heeft overwogen dat uit de stellingen van [appellant] niet blijkt dat sprake is van een geschil tussen partijen en [appellant] dus geen belang bij zijn vordering heeft.
4.3 [
appellant] voert als grief aan dat hij wel degelijk belang heeft bij zijn vordering omdat FNNN nalaat zijn, naar behoren onderbouwde, vordering te voldoen.
4.4 ‘
Zonder voldoende belang komt niemand een rechtsvordering toe’, zo bepaalt artikel 3: 303 BW. In dit vereiste van voldoende belang ligt besloten dat het belang bij het instellen van een vordering evenredig moet zijn aan het belang van de wederpartij en dat van een behoorlijke rechtspleging. Dat voldoende belang bestaat bij een vordering mag in beginsel worden verondersteld. Indien dat belang wordt betwist of de rechter ambtshalve opheldering wenst over dat belang, rusten de stelplicht en bewijslast terzake in beginsel op degene die de vordering instelt. [1]
4.5
Uit zijn stellingen en de gegeven onderbouwing daarvan kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [appellant] stelt een vordering te hebben op FNNN en dat die vordering, ondanks sommatie, niet wordt betaald. Met zijn bij de rechter ingestelde vordering beoogt [appellant] een titel te verkrijgen om betaling te kunnen afdwingen. Dat geeft hem voldoende belang bij die vordering. De grief van [appellant] slaagt dus.
De inhoudelijke beoordeling
4.6 [
appellant] heeft zijn stellingen (zoals hiervoor onder 4.1 weergegeven) onderbouwd met bescheiden. Onder andere is overgelegd (als productie 4 bij het inleidend verzoekschrift) een e-mailwisseling tussen [appellant] en de heer [voorzitter FNNN], destijds voorzitter van FNNN. Daarin noemt [voorzitter FNNN] de Walk ‘jouw walk’. Ook zijn (als productie 6 bij inleidend verzoekschrift) overgelegd diverse, mede door [voorzitter FNNN] ondertekende, ‘overdrachtsverklaringen’ waarin [appellant] telkens wordt aangemerkt als ‘de eindverantwoordelijke en aanspreekpunt’ voor de Walk. Overgelegd is tevens (als productie 9 bij inleidend verzoekschrift) een gespecificeerde eindafrekening van de Walk, sluitend op een positief saldo van NAf 16.268,47.
4.7
FNNN heeft de stellingen van en onderbouwing door [appellant] noch in eerste aanleg noch in hoger beroep weersproken. Die stellingen en onderbouwing kunnen de vordering dragen. Er is dan ook geen reden de vordering ongegrond of onrechtmatig te achten. Van strijd met de goede zeden, openbare orde of (anderszins) regels van dwingend recht is evenmin sprake. Dat maakt dat de vordering toewijsbaar is waar het de hoofdsom met rente betreft.
4.8 [
appellant] heeft ook gevorderd veroordeling van FNNN tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten (15% van de hoofdsom). Door [appellant] is echter onvoldoende onderbouwd dat daadwerkelijk en in redelijkheid buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt. Overgelegd is slechts één sommatiebrief (productie 3 bij inleidend verzoekschrift). Voor de daarmee gemoeide kosten plegen de te liquideren proceskosten reeds een vergoeding in te sluiten. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.9
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar met ingang van 23 december 2020. Op die dag is, op basis van de sommatie van [appellant] van 20 november 2020, verzuim ingetreden.
Slotsom
4.1
De grief van [appellant] slaagt. Zijn vordering is (grotendeels) toewijsbaar. Het vonnis waarvan beroep wordt daarom vernietigd en de vordering wordt alsnog toegewezen zoals hierna geformuleerd.
4.11
FNNN is te beschouwen als de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties. Die kosten zijn (in NAf):
eerste aanleg:
- verschotten 974,50 (griffierecht 750 en oproepingsexploot 224,50)
- salaris gemachtigde 1.000,- (2 punt tarief 4 à 1.000,- per punt)
hoger beroep:
- verschotten 1.749,50 (griffierecht 1.500,- en oproepingsexploot 249,50)
- salaris gemachtigde 3.000,- (2 punten tarief 4 à 1.500,- per punt)
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verleent [appellant] toelating om in hoger beroep kosteloos te procederen;
vernietigt het vonnis van 6 december 2021 en doet als volgt opnieuw recht:
veroordeelt FNNN aan [appellant] te betalen NAf 16.268,47, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van 23 december 2020 tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt FNNN in de kosten van de procedure aan de zijde van [appellant] gevallen en stelt die kosten vast op:
- in eerste aanleg NAf 974,50 aan verschotten en NAf 1.000,- aan salaris gemachtigde;
- in hoger beroep NAf 1.749,50 aan verschotten en NAf 3.000,- aan salaris gemachtigde;
- deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na de dag van deze uitspraak tot de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, W.P.M. ter Berg en M.A. Loth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 21 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590