ECLI:NL:OGHACMB:2025:157
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de kosten van lijkbezorging en de schulden van de erflater volgens oud Arubaans recht
In deze zaak heeft de werkgever van een bij een verkeersongeval overleden werknemer, Arucar N.V., de kosten van de begrafenis betaald en zoekt verhaal op de gezamenlijke erfgenamen. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen op basis van oud recht en overgangsrecht. In hoger beroep beoordeelt het Gemeenschappelijk Hof van Justitie de vorderingen opnieuw en wijst een tussenvonnis in verband met een probleem met de betekening. Het Hof oordeelt voorshands dat het oude recht van Aruba meebrengt dat de kosten van lijkbezorging tot de schulden van de erflater gerekend moeten worden.
De procedure begon met een akte van appel van Arucar op 4 november 2021, tegen een vonnis van het Gerecht van 29 september 2021. Arucar heeft drie grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vordering. De gezamenlijke erfgenamen zijn niet verschenen in de rechtszaak. Het Hof heeft vastgesteld dat de betekening aan de erfgenamen niet rechtsgeldig was, omdat deze zonder vermelding van hun namen en woonplaatsen is gedaan. Het Hof heeft de deurwaarder opgedragen om de stukken opnieuw te betekenen.
Het Hof gaat uit van de feiten dat de erflater op [overlijdensdatum] 2020 is overleden en dat Arucar de begrafeniskosten van Afl. 7.570,50 heeft betaald. De vordering van Arucar bedraagt Afl. 6.251,13, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente. Het Gerecht heeft de vordering afgewezen, maar het Hof overweegt dat de kosten van lijkbezorging volgens het oude recht van Aruba als boedelschuld moeten worden beschouwd. Het Hof acht het hoger beroep voorshands gegrond en houdt verdere beslissingen aan.