ECLI:NL:OGHACMB:2025:135

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
SXM2024H00149, SXM2024H00150 en SXM2024H00151
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van gronden

Op 18 juni 2025 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in de hoger beroepen van appellanten, die in hoger beroep gingen tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 21 oktober 2024. De appellanten, die ook voor hun minderjarige kind opkwamen, hadden eerder aanvragen om verblijfsvergunningen ingediend, welke door de minister van Justitie op 1 en 8 december 2022 waren afgewezen. De daaropvolgende bezwaren van appellanten werden door de minister op 15 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht had de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelden.

Het Hof heeft vastgesteld dat appellanten in hun hogerberoepschriften van 29 november 2024 niet hebben uiteengezet met welke overwegingen van de uitspraak van het Gerecht zij het niet eens waren en waarom. Hierdoor ontbraken de noodzakelijke gronden voor het hoger beroep, zoals vereist door artikel 15, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Appellanten zijn op dit verzuim gewezen en kregen de kans om dit te herstellen, maar lieten de gegeven termijn ongebruikt verstrijken. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzitter van het Hof besloten de hoger beroepen niet-ontvankelijk te verklaren. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

SXM2024H00149, SXM2024H00150 en SXM2024H00151
Datum uitspraak: 18 juni 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak van de voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, na vereenvoudigde behandeling (artikel 79, eerste en vierde lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak, hierna: Lar), op de hoger beroepen van:
[appellanten], mede voor hun minderjarige kind,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 21 oktober 2024 in zaken nrs. SXM202400237, SXM202400238 en SXM202400239, in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Justitie (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikkingen van 1 december 2022 en 8 december 2022 heeft de minister de aanvragen om verblijfsvergunningen van appellanten afgewezen.
Bij beschikking van 15 januari 2024 heeft de minister de daartegen door appellanten gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 21 oktober 2024 heeft het Gerecht de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten hoger beroepen ingesteld.
Het Hof heeft een behandeling op een zitting achterwege gelaten met toestemming van partijen.

Overwegingen

Appellanten hebben in hun hogerberoepschriften van 29 november 2024 niet uiteengezet met welke overwegingen van de uitspraak van het Gerecht zij zich niet kunnen verenigen en waarom dat zo is. Aldus hebben zij niet de gronden vermeld waarop het hoger beroep berust en hebben zij niet voldaan aan het vereiste uit artikel 15, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Lar, gelezen in verbinding met artikel 77, eerste lid. Appellanten zijn op dit verzuim gewezen en zij zijn tot en met 13 januari 2025 in de gelegenheid gesteld om dat te herstellen. Bij e-mailbericht van 10 januari 2025 is deze termijn tot en met 10 februari 2025 verlengd. Appellanten hebben deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Gelet op artikel 22, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 79, eerste en vierde lid, van de Lar ziet de voorzitter van het Hof hierin aanleiding om de hoger beroepen niet-ontvankelijk te verklaren.
De hoger beroepen zijn niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025.