ECLI:NL:OGHACMB:2025:135
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- M. Buntjer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van gronden
Op 18 juni 2025 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in de hoger beroepen van appellanten, die in hoger beroep gingen tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 21 oktober 2024. De appellanten, die ook voor hun minderjarige kind opkwamen, hadden eerder aanvragen om verblijfsvergunningen ingediend, welke door de minister van Justitie op 1 en 8 december 2022 waren afgewezen. De daaropvolgende bezwaren van appellanten werden door de minister op 15 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht had de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelden.
Het Hof heeft vastgesteld dat appellanten in hun hogerberoepschriften van 29 november 2024 niet hebben uiteengezet met welke overwegingen van de uitspraak van het Gerecht zij het niet eens waren en waarom. Hierdoor ontbraken de noodzakelijke gronden voor het hoger beroep, zoals vereist door artikel 15, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Appellanten zijn op dit verzuim gewezen en kregen de kans om dit te herstellen, maar lieten de gegeven termijn ongebruikt verstrijken. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzitter van het Hof besloten de hoger beroepen niet-ontvankelijk te verklaren. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.