Hoofdstuk 14 van het deskundigenrapport van STAB
[…]
"1. De inrichting moet geregeld schoongehouden worden en te allen tijde in steeds goede staat van onderhoud verkeren;
2. De machines en toestellen moeten zodanig opgesteld zijn dat zij geen geluidsoverlast veroorzaken;
3. Het is niet toegestaan om terreinen, rioleringssystemen, rooien of oppervlaktewateren met olie of andere verontreinigende stoffen te vervuilen;
4. De inrichting dient te zijn voorzien van luchtgasreinigingsinstallaties die voorkomen dat ongereinigde uitlaatgassen in de lucht terechtkomen;
a. Om aan de emissienormen van voorschrift 5 te voldoen, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen.
5. De emissiegrenswaarden voor het verbranden van afval zoals vermeld in onderstaande tabel, mogen niet worden overschreden;
Op het verrichten van continue emissiemetingen door middel van CEMS/AMS zijn de eisen uit NEN-EN 15267-3:2008, NEN-EN 14181:2014 en QAL1 van toepassing. Voor het verrichten van enkelvoudige metingen wordt verwezen naar appendix III.
6. Er wordt maandelijkse schriftelijk gerapporteerd aan de Directie Natuur en Milieu over de toepassing van de in voorwaarde 5 genoemde parameters van de geëmitteerde behandelde emissies van Stof, TOC, CO, HCl, HF, SO2 en NOx en de hoeveelheid verwerkte afval;
7. De opslag van (diesel)brandstof dient te geschieden in een hermetisch afsloten tank op een vloeistofdichte vloer die voorzien is van een rand die bij een mogelijke olielekkage verhindert dat de vrijkomende brandstof over de vloeistofdichte vloer stroomt;
8. Komt te vervallen en vervangen door 8a en 8b.
8a) Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAR, LT) geproduceerd door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag ter plaatse van de gevel van enige niet tot de inrichting behorende woning van derden niet meer bedragen dan:
• 50 dB(A), tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode);
• 45 dB(A), tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode);
• 40 dB(A), tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode).
8b) Het maximale geluidniveau (LAmax) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, mag alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten, ter plaatse van de gevel van enige niet tot de inrichting behorende woning van derden niet meer bedragen dan:
• 70 dB(A), tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode);
• 65 dB(A), tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode);
• 60 dB(A), tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode).
9. Indien gebruik wordt gemaakt van een zogenaamde shredder, mag deze geen merkbare trillingen veroorzaken buiten de inrichting;
10. De vergunninghouder is verplicht alle in de inrichting werkzame personen te instrueren omtrent de voor hen van belang zijnde voorschriften;
a. De vergunninghouder moet één of meer ter zake kundige personen aanwijzen die in het bijzonder belast zijn met de zorg voor de naleving van de in deze vergunning opgenomen voorschriften.
b. Gedurende de openingstijden moet minimaal één door het bedrijf aangestelde deskundige in de inrichting aanwezig zijn. Deze deskundige moet aantoonbaar voldoende vakbekwaamheid hebben op het gebied van het omgaan met en het met aanwezige middelen bestrijden van een incident met de aanwezige gevaarlijke (afval)stoffen. Informatie over de vakbekwaamheid van de deskundige moet binnen de inrichting aanwezig zijn.
11. De vergunninghouder is gehouden te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijze gevergd kan worden om gevaar en schade dan wel hinder buiten de inrichting te voorkomen of te beperken;
a. De temperatuur van de rookgassen na de secundaire verbrandingskamer mag niet hoger zijn dan 900 °C.
b. Indien de voor het verbrandingsproces benodigde temperatuur in de primaire verbrandingskamer niet kan worden bereikt door de verbranding van diesel in de ondersteuningsbranders, is het toegestaan hiervoor palletschroot toe te voegen.
c. Er dienen voldoende reserve onderdelen aanwezig te zijn binnen de inrichting om de incinerator en aanverwante installaties goed te kunnen laten functioneren en binnen een korte periode te kunnen repareren.
d. De verbranding dient roetloos te verlopen.
e. De aanwijzingen van de fabrikant van de incinerator dienen stipt te worden opgevolgd.
12. De Directie Volksgezondheid en de Directie Natuur en Milieu worden te allen tijde geïnformeerd over en betrokken bij besluitvorming inzake eventuele veranderingen in de afvalverwerkingsproces;
13. Er worden regelmatig monsters van de assen genomen om een analyse ervan maken om te bepalen of het toxisch materiaal bevat en waar dit materiaal verwerkt dient te worden;
a. De bodemassen, vliegassen en vliegstof die achterblijven in de
verbrandingskamers en/of worden afgevangen door de PCS, mogen niet in de openlucht worden gestort op het vuilstortterrein Parkietenbos of op enig ander deel van de inrichting. De assen moeten worden opgeslagen in containers die afgesloten zijn met een afdekzeil of er moet een andere maatregel getroffen worden waarmee wordt voorkomen dat verspreiding optreedt.
14. Het is verboden de installatie al dan niet testmatig in werking te stellen indien en voor zover de wind ter plaatse niet duidelijk aflandig waait;
a. Van "niet duidelijk aflandig" is sprake wanneer de wind uit een hoek waait van meer dan 120° ten opzichte van het Noorden.
15. Het is verboden de installatie al dan niet testmatig in werking te hebben indien ter plaatse niet een voor een ieder vanaf de Bucutiweg zichtbare en goed werkende windvaan in de nabijheid van de uitlaat van de installatie in de vrije wind is geplaatst;
16. Het is verboden om de installatie al dan niet testmatig in werking te stellen indien ter plaatse niet een voor een ieder vanaf de Bucutiweg zichtbare rode vlag uithangt als teken van het al dan niet testmatig in werking zijn van de installatie;
17. ( nieuw voorschrift) Binnen de inrichting mogen de volgende afvalstoffen onder de bijbehorende voorwaarden worden verbrand;
a. Medical waste/medisch afval, bestaande uit afval afkomstig uit de
gezondheidszorg van mens en dier, waarvoor op grond van ethische
(milieu)hygiënische en veiligheidsoverwegingen specifieke aandacht noodzakelijk is.
Indien wordt vastgesteld dat het aangeboden afval aanzienlijke hoeveelheden huishoudelijk afval bevat, dient de ontdoener daarover te worden ingelicht.
Medisch afval dat radioactief materiaal bevat mag niet in de inrichting worden geaccepteerd.
Medisch afval wordt geshredderd binnen de inrichting voordat het in de
incinerator wordt ingevoerd. Per batch mag 60 kg (plus of min 5 kg) worden
toegevoerd opdat de verbranding zo volledig mogelijk plaats vindt.
b. Sewage sludge/RWZI-slib, bestaande uit bezinksel dat afkomstig is uit de
nabezinktanks van rioolwaterzuiveringsinstallaties op Aruba en dat ontwaterd is tot een watergehalte van ten hoogste 80% (ofwel een droge stofgehalte van 20%). RWZI-slib dat in deze conditie per as wordt aangevoerd dient eerst thermisch te worden gedroogd tot een watergehalte van ten hoogste 55% (ofwel een droge stofgehalte van minimaal 45%) voordat dit slib mag worden verbrand in de afvalverbrandingsinstallatie.
c. Animal carcasses/dierlijke karkassen. Dode dieren die aangeboden worden om te worden verbrand, dienen – indien onmiddellijke verbranding niet mogelijk is – vooraf gekoeld en in een afgesloten container te worden bewaard.
18. ( nieuw voorschrift) De verbrandingscapaciteit van de afvalverbrandingsinstallatie incinerator) bedraagt ten hoogste 500 kg per uur. De afvalstromen medisch afval, RWZI-slib en dierlijke karkassen moeten gescheiden worden verbrand. Voorafgaand aan de verbranding moeten de procesinstellingen worden afgesteld op het type afval dat zal
19. ( nieuw voorschrift) De afvalverbrandingsinstallatie moet zodanig worden geëxploiteerd dat, zelfs in de meest ongunstige omstandigheden, het bij het proces ontstane gas, na de laatste toevoer van verbrandingslucht, gedurende 2 seconden op beheerste en homogene wijze wordt verhit tot ten minste 850 °C, gemeten op een representatief punt van de verbrandingskamer.
20. ( nieuw voorschrift) Het terugkoelen van de rookgassen moet in de warmtewisselaar snel plaatsvinden tot een temperatuur van ten hoogste 180 °C.
21. ( nieuw voorschrift) Het bedrijven en beheren, inspecties, reparaties, testen en onderhoud van de installaties moet(en) plaatsvinden overeenkomstig de volgende procedures:
a. Preventive Maintenance Manual, Inciner8, 1 mei 2022;
b. Maintenance Requirements, Extended Duty System, Inciner8;
c. Operation, Maintenance and Installation Handbook, 7-Burner Incinerator Model with Autoloader, I8-1000(A,G,M) Variants with CE7 Advanced Control Panel, Inciner8, januari 2019 (I8-1000 Manual);
d. AFS-CEM Operations Manual (1.4), Protea, 2019.
22. ( nieuw voorschrift) Overlast en milieuklachten kunnen worden gemeld bij DNM, afdeling ##, onder het telefoonnummer ##.
23. Het shredderen of openen van afvalzakken dient te worden beperkt tot een werkvoorraad die in één werkdag kan worden verbrand.
24. Indien zich een grote storing in het verbrandingsproces voordoet, dient de verbranding zo snel als mogelijk op een veilige manier te worden beëindigd. Van een grote storing is sprake indien de stofemissie hoger is dan 50 mg/Nm3."