ECLI:NL:OGHACMB:2025:124

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
CUR2024H00210
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie inzake verzoek om herziening van een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

In deze zaak verzoekt de verzoeker om herziening van een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gedateerd 15 juli 2022, waarin zijn beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om verhoging van de onderstandsuitkering door de minister van Sociale Zaken, Arbeid en Welzijn ongegrond werd verklaard. De verzoeker had eerder al hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, dat op 24 mei 2023 door het Hof ongegrond werd verklaard. Op 4 september 2024 diende de verzoeker een verzoek om herziening in bij het Hof, maar het Hof heeft geoordeeld dat het onbevoegd is om van dit verzoek kennis te nemen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat een verzoek om herziening moet worden ingediend bij de rechterlijke instantie die de oorspronkelijke uitspraak heeft gedaan. Het Hof benadrukt dat herziening niet gelijkstaat aan hoger beroep, en dat verzoeker al gebruik heeft gemaakt van het hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht. De minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing van het Hof is op 11 juni 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

CUR2024H00210
Datum uitspraak: 11 juni 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend in Curaçao,
verzoeker,
om herziening (artikel 96 van de Landsverordening administratieve rechtspraak, hierna: Lar) van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 15 juli 2022 in zaak nr. CUR202102876

Procesverloop

Bij beschikking van 23 augustus 2021 heeft de minister van Sociale Zaken, Arbeid en Welzijn (hierna: de minister) het verzoek van verzoeker om verhoging van zijn onderstandsuitkering afgewezen.
Bij uitspraak van 15 juli 2022 in zaak nr. CUR202102876 heeft het Gerecht het door verzoeker daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2023 in zaak nr. CUR2022H00241 heeft het Hof het daartegen door verzoeker ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juni 2024 in zaak nr. CUR2023H00296 heeft het Hof een verzoek van verzoeker om herziening van de uitspraak van 24 mei 2023 afgewezen.
Op 4 september 2024 heeft verzoeker een verzoek om herziening ingediend bij het Hof van de uitspraak van het Gerecht van 15 juli 2022.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het Hof heeft de zaak op een zitting behandeld op 8 mei 2025. Verzoeker was aanwezig en de minister werd vertegenwoordigd door mr. W.R. Flocker, advocaat.

Overwegingen

In deze procedure verzoekt verzoeker om herroeping van de uitspraak van het Gerecht van 15 juli 2022. Het Hof leest hierin een verzoek om herziening, als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de Lar.
Een verzoek om herziening moet worden ingediend bij de rechterlijke instantie die de uitspraak heeft gedaan. Anders zou herziening namelijk in de praktijk hetzelfde inhouden als een hoger beroep. Dat is een ander rechtsmiddel, dat verzoeker overigens ook al heeft ingezet tegen de uitspraak van het Gerecht van 15 juli 2022. Omdat het verzoek om herziening gaat over een uitspraak van het Gerecht, is het Hof onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Het Hof is onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025.