ECLI:NL:OGHACMB:2025:119

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
CUR2024H00206
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het uitblijven van een reactie van de minister op een ontwerpbeschikking betreffende een hindervergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, die op 22 juli 2024 werd gedaan. Appellante had eerder een brief gestuurd naar de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur met bezwaren tegen een aanvraag van het Advent Ziekenhuis voor een hindervergunning. De minister heeft echter niet gereageerd op deze brief. Het Gerecht verklaarde zich onbevoegd om het beroep van appellante tegen het uitblijven van een reactie te behandelen, omdat het uitblijven van een reactie niet gelijkgesteld kan worden met een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Appellante ging in verzet tegen deze uitspraak, maar het Gerecht verklaarde dit verzet ongegrond.

Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 mei 2025 was appellante aanwezig, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. H.W. Braam, advocaat. In hoger beroep betoogde appellante dat de minister het ziekenhuis niet goed had ingelicht over de procedure voor het verkrijgen van een hindervergunning en dat zij benadeeld was door het lange tijdsverloop. Het Hof oordeelde echter dat er geen beroep openstond tegen het uitblijven van een reactie op de brief van appellante, en bevestigde de uitspraak van het Gerecht. Het Hof concludeerde dat appellante zich met haar klachten over overlast van bezoekers van het ziekenhuis tot de politie moest wenden. De uitspraak van het Gerecht werd bevestigd en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

CUR2024H00206
Datum uitspraak: 11 juni 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 22 juli 2024 in zaak nr. CUR202401474, in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij uitspraak met toepassing van artikel 79 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) van 17 april 2024 in zaak nr. CUR202303814 heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard om van het door appellante ingestelde beroep kennis te nemen.
Bij uitspraak van 22 juli 2024 heeft het Gerecht het door appellante daartegen gedane verzet ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak op een zitting behandeld op 7 mei 2025. Appellante was aanwezig. De minister werd vertegenwoordigd door mr. H.W. Braam, advocaat.

Overwegingen

1. Appellante heeft op 22 januari 2019 een brief gestuurd aan de minister, waarin zij bezwaren heeft ingebracht naar aanleiding van een aanvraag van het Advent Ziekenhuis, locatie Damacor, om een hindervergunning en de daarop door de minister opgestelde ontwerpvergunning. De minister heeft niet op die brief gereageerd.
1.1.
Appellante heeft op 27 november 2023 beroep ingesteld bij het Gerecht tegen het uitblijven van een reactie. Het Gerecht heeft zich in de uitspraak van 17 april 2024 onbevoegd verklaard om van dat beroep kennis te nemen, omdat een reactie van de minister op de brief niet tot een beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar had kunnen leiden en het uitblijven van een reactie dus ook niet op grond van artikel 3, tweede lid, van de Lar met een beschikking kan worden gelijkgesteld.
2. Niet in geschil is dat de brief van appellante een reactie is op een ontwerpbeschikking als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Hinderverordening. Ook is niet in geschil dat de minister ten tijde van de ontvangst van de brief nog geen beschikking had genomen op de aanvraag van het ziekenhuis om een hindervergunning.
2.1.
Het Gerecht heeft terecht overwogen dat een reactie op de brief van appellante uitsluitend moet worden geplaatst in de context van de nog te nemen beschikking op de lopende aanvraag om een hindervergunning. Zo’n beschikking was er op het moment van het instellen van beroep (nog) niet. Elke andere reactie op de brief van appellante zou daarom geen beschikking hebben opgeleverd en het uitblijven daarvan evenmin. Gelet op het voorgaande heeft het Gerecht het verzet tegen de onbevoegdverklaring terecht ongegrond verklaard.
2.2.
Appellante betoogt in hoger beroep dat de minister het ziekenhuis niet goed heeft ingelicht over de procedure voor afgifte van een hindervergunning, dat een ander ziekenhuis al wel een hindervergunning heeft gekregen, dat zij door deze handelswijze is benadeeld gelet op het lange tijdsverloop en dat zij hinder ondervindt van het ziekenhuis. Dit alles verandert echter niet dat er geen beroep op grond van de Lar openstaat tegen het uitblijven van een reactie op de brief van appellante. Het betoog slaagt niet.
2.3.
Verder is op de zitting gebleken dat appellante vooral overlast ervaart door hinderlijk gedrag van bezoekers van het ziekenhuis. Appellante zal zich met haar klachten hierover tot de politie moeten wenden.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht moet worden bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025.