ECLI:NL:OGHACMB:2025:100

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
AUA2024H00168
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van een Surinaamse docent tegen de stichting Protestants Christelijk Onderwijs Aruba over inschaling in salaris

In deze zaak heeft een Surinaamse docent, werkzaam bij de stichting Protestants Christelijk Onderwijs Aruba (SPCOA), hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De leerkracht verzocht om een hogere inschaling in salaris, gebaseerd op haar diploma's en het advies van Nuffic. De eerste aanleg wees haar verzoek af, waarop de leerkracht in beroep ging. Tijdens de procedure heeft de leerkracht één grief ingediend en verzocht om vernietiging van de eerdere beschikking en toewijzing van haar verzoek, inclusief proceskosten. SPCOA heeft in haar verweerschrift de afwijzing van de leerkracht bevestigd en verzocht om veroordeling in de proceskosten.

De mondelinge behandeling vond plaats op 3 februari 2025, waarbij de leerkracht via audioverbinding vanuit Bonaire deelnam. Het Hof heeft vastgesteld dat SPCOA geen bevoegdheid heeft om leerkrachten in te schalen, en dat de leerkracht op de hoogte was van de voorwaarden van haar benoeming. Het Hof concludeert dat SPCOA als werkgever aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat het hoger beroep van de leerkracht niet slaagt. De beschikking van het Gerecht wordt bevestigd, en de leerkracht wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: AUA202303734 – AUA2024H00168
Uitspraak: 1 april 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[appellante],
wonend in [woonplaats],
in eerste aanleg verzoekster, thans appellante,
gemachtigde: mr. D.L. Emerencia,
tegen
de stichting
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJK ONDERWIJS ARUBA,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L. Peterson.
Partijen worden hierna de leerkracht en SPCOA genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 28 mei 2024 ingekomen beroepschrift is de leerkracht in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 16 april 2024 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft de leerkracht één grief tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en (het hof begrijpt:) het verzoek van de leerkracht alsnog zal toewijzen met veroordeling van SPCOA in de proceskosten in beide instanties.
1.2
SPCOA heeft op 13 november 2024 een verweerschrift ingediend. Zij concludeert tot bevestiging van de bestreden beschikking met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van de leerkracht in de kosten van beide instanties.
1.3
SPCOA heeft op 29 januari 2025 nog een akte aanvulling verweerschrift met producties ingestuurd.
1.4
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 3 februari 2025 in het Gerechtsgebouw in Aruba. Daar zijn verschenen de beide gemachtigden. De leerkracht heeft de zitting bijgewoond vanuit Bonaire via een audioverbinding. Tevens zijn twee medewerkers van de afdeling human resources van SPCOA verschenen. De gemachtigden hebben pleitnota’s voorgedragen en overgelegd, hun standpunten nader toegelicht en zij en ook de leerkracht hebben vragen van het Hof beantwoord.
1.4
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
De leerkracht is op 1 augustus 2015 voor de periode van een jaar in dienst getreden van SPCOA als docent wiskunde aan het [school] in [plaats].
2.2
Op de akte van benoeming van 29 mei 2015 (akte 1) staat ‘Schaal: 34’ en onder akten van bekwaamheid: ‘MO-A Wisk., P.G., MO-B Wisk.’
2.3
Op de akte van benoeming van 27 juni 2016 (akte 2) staat ‘Schaal: 25’ en onder akten van bekwaamheid staan dezelfde vermeldingen als op akte 1.
2.4
Op de akte van benoeming van 4 juni 2018 (akte 3) staan dezelfde vermeldingen bij schaal en akten van bekwaamheid als op akte 2. De leerkracht heeft onder haar handtekening de woorden ‘onder voorbehoud!’ geschreven.
2.5
Bij akte van benoeming van 13 juli 2020 (akte 4) is de leerkracht in vaste dienst benoemd. Op akte 4 staat ‘Schaal:34’ en onder akten van bekwaamheid: ‘Bachelor Lerarenopleiding UA 2e Graad bevoegdheid Wiskunde MO-A Wik. P.G., MO-B Wisk.’
2.6
Het dienstverband van de leerkracht met SPCOA is op 1 juni 2022 geëindigd.

3.De procedure bij het Gerecht

3.1
In deze rechtszaak heeft de leerkracht verzocht:
- een verklaring voor recht dat het salaris van de leerkracht met ingang van het schooljaar 2016 tot en met schooljaar 2019-2020 op basis van haar diploma’s en het Nuffic advies in schaal 34 diende te zijn ingeschaald en/of dat SPCOA aansprakelijk is voor het misgelopen salaris en de schade veroorzaakt aan de leerkracht
- de veroordeling van SPCOA tot betaling van het misgelopen salaris en vakantie-uitkering over de schooljaren 2016 tot en met 2020, in totaal Afl 131.357,96
- veroordeling van SPCOA in de proceskosten.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht de verzoeken afgewezen.

4.De beoordeling

Verzoek en grondslagen
4.1
De stellingen waarop de leerkracht haar verzoeken baseert komen er kort gezegd op neer dat SPCOA in het kader van haar verplichting zich als goed werkgever te gedragen, is gehouden om de leerkracht met terugwerkende kracht in te schalen in schaal 34 en het door haar gemiste bedrag aan salaris alsnog aan haar te voldoen.
SPCOA heeft niet de bevoegdheid tot inschaling van leerkrachten
4.2
In de bij de akte van benoemingen behorende ‘Voorwaarden van de benoeming’ is in artikel 2 bepaald dat de bezoldiging en de eventueel daarmee samenhangende toelagen, kortingen en pensioenbijdragen worden berekend volgens regelingen voor de leerkrachten bij het openbaar onderwijs. In artikel 4 van de voorwaarden is bepaald dat wijzigingen in Landsverordeningen en andere wettelijke regelingen inzake de rechtspositie van leerkrachten, voor het Schoolbestuur en de benoemde bindend zijn. De benoemde kan alleen aanspraak maken op geldelijke vergoedingen die door de overheid aan het Schoolbestuur worden gedaan met betrekking tot zijn/haar persoon of zijn/haar arbeid.
4.3
Daaruit volgt dat SPCOA – anders dan de leerkracht betoogt - geen eigen bevoegdheid heeft om leerkrachten in te schalen. De leerkracht was daarvan op de hoogte, althans had dat kunnen zijn gezien de inhoud van de akte van benoeming en de daarvan deel uitmakende voorwaarden. Dit geldt temeer omdat zij buitenlandse diploma’s heeft waarvan zij kon weten dat niet op voorhand was vast te stellen hoe die in Aruba zouden worden gewaardeerd. De vereisten van de benoeming tot leraar aan een school voor voortgezet onderwijs in Aruba zijn opgenomen in artikel 35 in samenhang met artikel 36 van de Landsverordening voortgezet onderwijs en de uitvoeringsbesluiten. De bevoegdheid tot inschaling komt op grond daarvan toe aan de Directie Onderwijs (DO). In een brief van de Inspectie Onderwijs (IO) van april 2009 (productie 4 bij verweerschrift in eerste aanleg) zijn de schoolbesturen erop gewezen dat een verzoek om af te wijken van de eisen van benoembaarheid eerst moet worden gestuurd naar de IO. Een verzoek met betrekking tot de evaluatie van (buitenlandse) diploma’s dient te worden gestuurd naar de directeur van de DO voor de waardering en inschaling. Omdat SPCOA afhankelijk is van de overheid voor de financiering van de bezoldiging van haar leerkrachten kan van SPCOA niet worden verwacht dat zij leerkrachten zelf inschaalt en daarbij hoger inschaalt dan DO vaststelt met correcte toepassing van de wettelijke regeling.
Eerste benoeming
4.4
Bij de aanvang van het eerste dienstverband (schooljaar 2015-2016) is volgens de leerkracht aan haar meegedeeld dat zij niet voor schaal 40 in aanmerking kwam omdat zij niet op een Havo/VWO school maar op een Mavo school ging lesgeven en daarom in schaal 34 (behorende bij een 2e graad lesbevoegdheid) werd ingedeeld. Op akte 1 staat inderdaad ‘Schaal: 34’. Op de salarisstroken die de leerkracht gedurende dat schooljaar heeft ontvangen staat echter dat zij is ingedeeld in schaal 25. Schaal 25 is de schaal behorend bij een 3e graad lesbevoegdheid. Naast haar ‘Bezoldiging’ (een bedrag dat bij schaal 25 hoort) is een bedrag opgenomen dat wordt omschreven als ‘Niet gesubsidieerde Toelagen’. Bij elkaar opgeteld vormen die bedragen het salaris dat overeenkomt met dat behorend bij schaal 34. De leerkracht heeft verklaard dat zij de discrepantie in schaalindeling tussen akte 1 en de salarisstroken nooit heeft opgemerkt. SPCOA heeft in dat verband aangevoerd dat de toenmalige directeur niet bevoegd was tot het maken van afspraken waarbij een hoger salaris werd overeengekomen dan volgens de wettelijke regels omtrent benoembaarheid en schaalindeling was toegestaan.
Tweede benoeming
4.5
Voor aanvang van het daaropvolgende schooljaar (2016-2017) is bovendien gebleken dat in strijd met de regels voor de leerkracht geen verzoek was ingediend om af te wijken van de eisen van benoembaarheid en dat de buitenlandse diploma’s van de leerkracht niet ter evaluatie waren voorgelegd aan DO. Desondanks heeft de IO voor het schooljaar 2016-2017 alsnog goedkeuring verleend alleen voor dat schooljaar èn onder de voorwaarde dat het bevoegd gezag van SPCOA gedurende dat schooljaar actief op zoek ging naar bevoegde docenten 2e graad wiskunde. Besproken is dat de leerkracht voor dat schooljaar zou worden ingedeeld in schaal 25 en salaris zou ontvangen overeenkomstig die schaal. De niet gesubsidieerde toelage werd stopgezet. Daartegen heeft de leerkracht mondeling geprotesteerd. Desondanks heeft zij de akte van benoeming (akte 2) waarop staat ’Schaal: 25’ getekend omdat zij zoals zij heeft verklaard anders geen baan meer zou hebben. In de tussentijd zouden haar diploma’s alsnog ter evaluatie worden voorgelegd aan DO en zou gekeken worden of SPCOA haar op een of andere manier (financieel) tegemoet zou kunnen komen.
4.6
Zoals blijkt uit de overgelegde producties (producties 16a-16h bij verweerschrift in eerste aanleg) heeft SPCOA gedurende het schooljaar 2016-2017 meermaals de daartoe bevoegde instanties benaderd met het verzoek de leerkracht alsnog bevoegd te verklaren (als 2e graad docent) en daarbij de (meegestuurde) bevindingen van het Nuffic onderzoek mee te wegen. Dat heeft echter niet geleid tot een andere schaalindeling. Om voor een 2e graad lesbevoegdheid en de daarbij behorende salarisschaal in aanmerking te komen moest de leerkracht volgens de DO/IO een aanvullende bachelor opleiding volgen aan de Universiteit van Aruba. Die opleiding heeft SPCOA voor de leerkracht bekostigd en in 2020 heeft de leerkracht die opleiding met succes voltooid. Vanaf het schooljaar 2020-2021 is zij in schaal 34 ingeschaald.
Geen schending verplichting zich als goed werkgever te gedragen
4.7
Uit de hiervoor omschreven gang van zaken volgt dat SPCOA als werkgever alles in het werk heeft gesteld om voor de leerkracht alsnog goedkeuring te krijgen om af te wijken van de eisen van benoembaarheid en haar in te schalen als leerkracht met een 2e graad lesbevoegdheid. Niet valt in te zien wat SPCOA meer had kunnen doen dan wat zij heeft gedaan. Zij heeft in deze omstandigheden voldaan aan haar verplichtingen van goed werkgever. Dat betrof een inspanningsverplichting, omdat, zoals overwogen, de bevoegdheid tot inschaling niet bij SPCOA lag. Op dat laatste stuiten ook het beroep op de redelijkheid en billijkheid en het beroep op het gelijkheidsbeginsel af.
Slotsom
4.8
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt. De beschikking waarvan beroep zal daarom worden bevestigd en de leerkracht zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt de leerkracht in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de SPCOA gevallen en tot op heden begroot op Afl. 4.000 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, E.A. Saleh en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 1 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.