ECLI:NL:OGHACMB:2024:97
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- E.A. Saleh
- E.M. van der Bunt
- E.W.A. Vonk
- Rechtspraak.nl
Benoeming van een onzijdig persoon in een civiele procedure met betrekking tot hypothecaire lasten en verdeling van een woning
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], die oorspronkelijk gedaagde was, tegen [geïntimeerde], de oorspronkelijke eiser. De zaak betreft de benoeming van een onzijdig persoon in een civiele procedure die draait om de hypothecaire lasten van een woning en de verdeling daarvan. Het Hof verwijst naar eerdere tussenvonnissen van 14 juni 2022 en 5 september 2023, waarin het Hof al enkele belangrijke overwegingen heeft gemaakt over de belangen van de partijen. Het Hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] 100% van de hypothecaire lasten voor zijn rekening neemt, terwijl [appellant] in de woning woont. Dit leidt tot een regresvordering van [geïntimeerde] op [appellant], waarvan de verhaalbaarheid onzeker is. Het Hof oordeelt dat het belang van [geïntimeerde] om de hypothecaire lasten te verhalen zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om in de woning te blijven wonen.
Tijdens de procedure heeft [geïntimeerde] verzocht om de benoeming van een onzijdig persoon, omdat [belanghebbende] geen medewerking wil verlenen aan de verdeling. [appellant] heeft hiertegen ingebracht dat een onzijdig persoon niet kan worden benoemd, omdat [belanghebbende] niet bij vonnis is bevolen om mee te werken aan de verdeling. Het Hof heeft echter geoordeeld dat er geen belemmeringen zijn om een onzijdig persoon te benoemen, ook niet tijdens de procedure waarin de vordering tot verdeling aanhangig is gemaakt. Het Hof heeft uiteindelijk besloten om mevrouw [naam 1] te benoemen als onzijdig persoon die [belanghebbende] zal vertegenwoordigen bij de verdeling. Tevens is [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op Afl. 206,93 aan verschotten en Afl. 7.000,- aan gemachtigdensalaris. Het vonnis is uitgesproken op 4 juni 2024.