ECLI:NL:OGHACMB:2024:95

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
CUR2022H00237
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onrechtmatige overdracht van auto’s en goede trouw

In deze zaak vordert AutoCity de vernietiging van overeenkomsten waarbij auto’s door een derde aan Exor c.s. zijn overgedragen, en een verklaring voor recht dat Exor c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. Het Gerecht heeft de vorderingen gedeeltelijk toegewezen, op de grond dat de overdrachten niet anders dan om niet zijn geschied en Exor c.s. niet te goeder trouw waren. Exor c.s. zijn in hoger beroep gekomen van het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de vorderingen van AutoCity zijn afgewezen en de vorderingen in reconventie van Exor c.s. zijn afgewezen.

De procedure begon met de indiening van een akte van hoger beroep op 15 augustus 2022, gevolgd door een memorie van grieven waarin Exor c.s. zeven grieven aanvoerden. AutoCity heeft de grieven bestreden in een memorie van antwoord. De feiten zijn als volgt: AutoCity is een autoverkoop- en onderhoudsbedrijf en WTC exploiteert het World Trade Center in Curaçao. Exor is een conferentie- en hotelmanagementbedrijf dat actief is in het World Trade Center. De partijen hebben een complexe relatie, waarbij Prudential, een autoverhuurbedrijf, betrokken is bij de overdracht van auto’s aan Exor c.s.

Het Hof heeft geoordeeld dat de overdracht van de auto’s door Prudential aan WTC en vervolgens van WTC aan Exor niet anders dan om niet is geschied. Exor c.s. hebben niet voldoende bewijs geleverd dat de overdrachten tegen een tegenprestatie zijn geschied. Het Hof heeft de grieven van Exor c.s. verworpen en het bestreden vonnis bevestigd, waarbij Exor c.s. zijn veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummer: CUR202101807 – CUR2022H00237
Uitspraak: 18 juni 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
In de zaak van:
1. de naamloze vennootschap

EXOR MANAGEMENT N.V.,

2. de naamloze vennootschap
WORLD TRADE CENTER CURAÇAO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
de besloten vennootschap
AUTOCITY B.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. T. Aardenburg.
De partijen worden hierna Exor, WTC (dan wel gezamenlijk Exor c.s.) en AutoCity genoemd.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert AutoCity vernietiging van overeenkomsten waarbij auto’s door een derde aan Exor c.s. zijn overgedragen en een verklaring voor recht dat Exor c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. Het Gerecht heeft de vorderingen gedeeltelijk toegewezen op de grond dat de overdrachten niet anders dan om niet zijn geschied en Exor c.s. niet te goeder trouw waren. Het Hof beoordeelt de vorderingen opnieuw.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van hoger beroep, op 15 augustus 2022 ter griffie ingediend, zijn Exor c.s. in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 4 juli 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht).
1.2
Op 26 september 2022 hebben Exor c.s. een memorie van grieven met een productie ingediend waarbij zij het hoger beroep hebben toegelicht. Exor c.s. hebben in de memorie van grieven zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de conventionele vorderingen van AutoCity alsnog zal afwijzen en de reconventionele vorderingen van Exor c.s. alsnog zal toewijzen, met veroordeling van AutoCity in de proceskosten in beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
1.3
Bij op 21 december 2022 ingediende memorie van antwoord heeft AutoCity de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Exor c.s. in de proceskosten in beide instanties.
1.4
Op 6 juni 2023 hebben partijen pleitnotities ingediend. Door AutoCity zijn daarbij producties overgelegd.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2
AutoCity is een autoverkoop- en onderhoudsbedrijf en op Curaçao de officiële dealer van onder meer de merken Chevrolet, Honda en Isuzu.
2.3
WTC exploiteert het World Trade Center in Curaçao. Exor is een conferentie-en hotelmanagementbedrijf, gevestigd en actief in het World Trade Center. Exor c.s. hebben dezelfde bestuurder, te weten de heer [bestuurder Exor c.s.] (hierna: [bestuurder Exor c.s.]).
2.4
Prudential is een autoverhuurbedrijf met [bestuurder prudential] (hierna: [bestuurder prudential]) als bestuurder. [bestuurder prudential] is ook de bestuurder van de naamloze vennootschap BigFood N.V. (hierna: BigFood), die ruimtes van WTC heeft gehuurd.
2.5
Bij huurkoopovereenkomst van 12 november 2019 heeft AutoCity tien nieuwe auto’s van het merk Chevrolet, model Spark in huurkoop aan Prudential gegeven. Prudential heeft een aanbetaling van NAf 65.419,38 gedaan. In de overeenkomst is bepaald dat Prudential het resterende bedrag van NAf 196.248,12 binnen twaalf maandelijkse termijnen dient te voldoen en dat AutoCity de onbetwiste en onbeperkte eigenaar van het verkochte blijft totdat de overeengekomen huurkoopprijs in zijn geheel door Prudential is voldaan.
2.6
Bij overeenkomsten van 15 januari 2020 heeft AutoCity drie nieuwe auto’s van de merken Chevrolet model Trax LT, Honda model Pilot en een Isuzu pick-up aan Prudential in huurkoop gegeven. Omdat Prudential niet de totale huurkoopprijs heeft voldaan, maar een aanbetaling heeft gedaan, is in deze overeenkomst hetzelfde eigendomsvoorbehoud opgenomen als in de hiervoor vermelde huurkoopovereenkomst van 12 november 2019. Op 17 maart 2021 heeft AutoCity nog één auto van het merk Chevrolet model Trax Premier aan Prudential verkocht, met voorbehoud van haar eigendom.
2.7
Prudential heeft niet volledig aan haar betalingsverplichtingen onder voornoemde huurkoopovereenkomsten voldaan.
2.8
Op 22 juni 2020 heeft Prudential, ter voldoening van een huurschuld van NAf 198.000,- van BigFood aan WTC, tenminste negen Chevrolets Spark die zij in huurkoop van AutoCity heeft verkregen, aan WTC overgedragen.. Deze afspraak is neergelegd in een brief van [bestuurder Exor c.s.] namens WTC aan [bestuurder prudential]. WTC heeft deze auto’s, evenals de Isuzu pick-up, op naam van Exor gezet.
2.9
Exor heeft de Isuzu pick-up verkocht en geleverd aan Economic Auto Center.
2.1
AutoCity heeft op 2 juni 2021 onder Exor conservatoir beslag gelegd op zes auto’s van het merk Chevrolet, model Spark.
2.11
In het beslagrequest heeft AutoCity de rechtshandeling waarbij Prudential de onderhavige auto’s aan Exor heeft geleverd vernietigd.
2.12
Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis in kort geding van 12 augustus 2021 in de gevoegde zaken van Exor c.s. tegen AutoCity en van AutoCity tegen Prudential, Exor c.s. en Economic Auto Center is – voor zover relevant – Exor veroordeeld om de zes op 2 juni 2021 in beslag genomen Chevrolets Spark met toebehoren aan AutoCity af te geven en is het op 4 juni 2021 ten laste van Economic Auto Center gelegde beslag op de Isuzu pick-up opgeheven en AutoCity verboden daarop opnieuw beslag te leggen.
2.13
AutoCity heeft inmiddels elf van de veertien aan Prudential in huurkoop verkochte en geleverde auto’s gerevindiceerd en doorverkocht.

3.Vorderingen en beslissingen van het Gerecht

3.1
AutoCity heeft in conventie gevorderd (voor zover het de vorderingen tegen Excor c.s. betreft) dat het Gerecht (i) de overeenkomsten waarbij auto’s aan Exor c.s. zijn overgedragen vernietigt, (ii) voor recht verklaart dat Exor c.s. jegens AutoCity onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door AutoCity geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente en kosten.
3.2
Exor c.s. heeft in reconventie gevorderd dat AutoCity wordt veroordeeld tot betaling van NAf 198.000,- met rente en kosten.
3.3
Het Gerecht heeft in conventie voor recht verklaard dat Exor c.s. jegens AutoCity onrechtmatig hebben gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de door AutoCity geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. De vordering tot vernietiging van de overeenkomsten is door het Gerecht afgewezen vanwege gebrek aan belang. Het Gerecht heeft de vordering in reconventie van Exor c.s. afgewezen.

4.De beoordeling

4.1
Het hoger beroep van Exor c.s. is gericht tegen de uitgesproken verklaring voor recht en tegen de afwijzing van de vordering in reconventie. Tegen de afwijzing van de vordering tot vernietiging van de overeenkomsten heeft AutoCity geen (incidenteel) appel ingesteld.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat Prudential niet bevoegd was om de auto’s van AutoCity aan WTC te leveren. Dit betekent in beginsel dat de auto’s niet rechtsgeldig aan WTC zijn geleverd. Nu vast staat dat WTC van een beschikkingsonbevoegde heeft verkregen is het vermoeden van art. 3:119 lid 1 BW, waar Exor c.s. een beroep op hebben gedaan, zodanig weerlegd dat het vervolgens aan Exor c.s. is nader te stellen en zo nodig te bewijzen dat WTC toch eigenaar is geworden van de auto’s. In dat verband heeft Excor c.s zich beroepen op de uitzondering van art. 3:86 lid 1 BW, dat bepaalt dat ondanks onbevoegdheid van de vervreemder een overdracht van een roerende zaak geldig is, indien de overdracht anders dan om niet is geschied en de verkrijger te goeder trouw is.
4.3
Het Gerecht heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat niet is gebleken dat de overdacht door Prudential aan WTC en vervolgens van WTC aan Exor anders dan om niet is geschied. Hiertegen richten zich de grieven 1 en 2 van Exor c.s..
4.4
Ter motivering van voormeld oordeel heeft het Gerecht het voorlopig oordeel van de kort gedingrechter in het vonnis van 12 augustus 2021 overgenomen als volgt:
“ (…)
“25. Exor beroept zich op de uitzondering in art. 3:86 lid 1 BW, op grond waarvan een overdracht ondanks die onbevoegdheid toch geldig is, indien de overdracht anders dan om niet is geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is.
2.6
Dit beroep wordt verworpen. In de eerste plaats omdat gebleken is dat de overdracht door Prudential aan WTC en vervolgens de overdracht door WTC aan Exor anders dan om niet is geschied. De tegenprestatie voor de overdracht door Prudential was alleen een vermindering van de huurschuld van BigFood (en de toezegging van WTC jegens BigFood om gedurende 60 dagen geen juridische maatregelen terzake de rest van de huurschuld te nemen). Gesteld noch gebleken is dat Prudential van WTC een wederprestatie heeft ontvangen of dat later WTC van Exor een wederprestatie heeft ontvangen. Er moet daarom van worden uitgegaan dat sprake was van overdrachten om niet.”
4.5
Het Hof sluit zich bij deze overwegingen aan en voegt hier het volgende aan toe.
4.6
Het is aan Exor c.s. om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de overdrachten door Prudential aan WTC en vervolgens door WTC aan Exor anders dan om niet waren. Ook in hoger beroep hebben Exor c.s. hiertoe niet voldoende gesteld, althans gaat hetgeen zij hebben gesteld op grond van het navolgende niet op.
4.7
Exor c.s. hebben een beroep gedaan op vereenzelviging van de verschillende vennootschappen van [bestuurder prudential], waaronder Prudential, BigFood en Exor, in die zin dat deze nauw met elkaar verweven zijn en vaker elkaars schulden betalen. Indien het al vaste praktijk was dat de ene vennootschap de schuld van de andere vennootschap betaalde, hetgeen door AutoCity is betwist, neemt dit niet weg dat er sprake is van verschillende juridische entiteiten met gescheiden vermogens, rechten en verplichtingen. Dit betekent dat Exor c.s. niet kan volstaan met de enkele stelling dat Prudential met de levering van haar auto’s aan WTC een schuld van BigFood aan WTC heeft voldaan.
4.8
Exor c.s. hebben verder niet nader onderbouwd wat de tegenprestatie van WTC aan Prudential voor de overdracht van de auto’s inhield en of, en zo ja wanneer, zij die heeft ontvangen. Prudential heeft volstaan met te stellen dat BigFood voor de waarde van de auto’s is gekweten en dat het Exor c.s. niet aangaat hoe BigFood en Prudential dit onderling hebben geregeld. Dit is onvoldoende.
4.9
Dat de overdracht van de auto’s door WTC aan Exor anders dan om niet was is evenmin op andere wijze voldoende door Exor c.s. onderbouwd. De door Exor c.s. in dit verband als productie A bij memorie van grieven overgelegde Excel sheet (waaruit zou moeten blijken dat de waarde van de auto’s is verdisconteerd in een tussen WTC en Exor bestaande rechtsverhouding) is door AutoCity bij memorie van antwoord gemotiveerd betwist. Zo heeft AutoCity aangevoerd dat het een
creditboeking betreft van dertien auto’s Exor management voor een bedrag van 312.000,- als vlottende activa (‘
Tangible Fixed Assets’) en een debet boeking van een ‘
Loan Mr.V. [bestuurder Exor c.s.]’,die geen rechtsverhouding tussen WTC en Exor laat zien, maar een leningsrelatie tussen Exor en haar bestuurder, [bestuurder Exor c.s.] die met de waarde van de dertien auto’s wordt gecrediteerd. Ook stelt AutoCity dat het kennelijk niet om negen auto’s gaat zoals blijkt uit de bevestiging van [bestuurder Exor c.s.] aan [bestuurder prudential] van 22 juni 2020 (zie hiervoor onder 2.8), maar om dertien auto’s. Exor c.s. hebben hiertegenover bij pleidooi niets meer aangevoerd, zodat zij hun standpunt dat de overdracht van de auto’s om baat is geschied niet voldoende hebben onderbouwd. Bovendien geldt dat een (kennelijk) renteloze rekening-courant verhouding tussen WTC en Exor, indien daar al van moet worden uitgegaan, niet zonder meer geldt als een tegenprestatie in de zin van artikel 3:86 lid 1 BW.
4.1
De conclusie op grond van het overwogene onder 4.4 tot en met 4.9 is dat niet is komen vast te staan dat de overdracht van de auto’s door Prudential aan WTC en door WTC aan Exor anders dan om niet is geschied. De grieven 1 en 2 falen. Ook indien dit anders zou zijn maakt dit de uitkomst niet anders, gelet op het volgende.
4.11
De grieven 3, 4 en 5 zijn gericht tegen het oordeel van het Gerecht dat Exor c.s. onvoldoende hebben gesteld om een beroep op goede trouw te kunnen dragen.
4.12
Relevante omstandigheden zijn volgens het Gerecht : (a) de huurschuld werd “betaald” door een ander dan de debiteur, (b) de huurschuld werd “betaald” door een bedrijf van een eigenaar/bestuurder van wie Exor c.s. wisten dat zijn bedrijven betalingsproblemen hadden, (c) de “betaling” geschiedde door overdracht van auto’s terwijl WTC en Exor niet bedrijfsmatig auto’s verkopen, (d) het ging daarbij om een grote hoeveelheid auto’s die (nagenoeg) nieuw waren, terwijl het Exor c.s bekend had moeten zijn dat het gebruikelijk is dat een autoverhuurbedrijf als Prudential nieuwe auto’s geleverd krijgt onder het verband van eigendomsvoorbehoud.
4.13
Het Hof onderschrijft het oordeel van het Gerecht dat onder voornoemde omstandigheden van Exor c.s. mocht worden verwacht dat zij nader onderzoek zouden doen naar de eigendom van de auto’s. Ook het feit dat Prudential de huurschuld van BigFood niet met contanten afloste maar met de overdracht van auto’s, vermogensbestanddelen die kritiek waren voor haar bedrijfsvoering, had Exor c.s. tot nader onderzoek moeten nopen.
Tegenover alle voormelde omstandigheden leidt het feit dat de keuringskaart en het verzekeringsbewijs van de auto’s op naam van Prudential stonden niet tot een ander oordeel. Van Exor c.s. mocht onder deze omstandigheden worden verwacht dat zij expliciet bij Prudential navraag zouden doen naar de wijze waarop Prudential de auto’s had verkregen en met name of zij daadwerkelijk de eigendom van de auto’s had verworven. Nu Excor c.s. niet hebben aangevoerd deze navraag te hebben gedaan, hebben zij daarmee onvoldoende gesteld om aan te nemen dat zij te goeder trouw waren bij deze transacties. Ook de grieven 3, 4 en 5 falen daarom.
4.14
Grief 6 is gericht tegen de beslissing van het Gerecht dat Exor c.s. onrechtmatig hebben gehandeld, doordat zij behoorden te weten dat de overdracht van de auto’s door Prudential aan WTC, onverplicht en om niet, benadeling van andere schuldeisers van Prudential (waaronder fiduciair eigenaar AutoCity) tot gevolg zou hebben en door daar in de gegeven omstandigheden aan mee te werken.
4.15
Ook deze grief faalt. Het Hof verwijst ter toelichting naar het overwogene onder 4.12 en 4.13 en voegt daar het volgende aan toe. De stelling van Exor c.s. dat zij niet welbewust hebben geprofiteerd van het handelen van Prudential wordt verworpen. De overdracht van de auto’s door Prudential aan WTC diende immers ter mindering van de huurschuld van BigFood aan WTC. Hieraan doet niet af dat dit achteraf gezien niet is gelukt door de revindicatie, nu aannemelijk is dat AutoCity schade heeft geleden door voormelde overdracht. Ook het beroep van Exor c.s. op eigen schuld van AutoCity wordt op grond van het navolgende verworpen. Exor c.s. stellen hiertoe dat AutoCity zich van te voren niet genoeg heeft ingedekt en nieuwe auto’s is blijven voorfinancieren, terwijl Prudential al niet meer betaalde. AutoCity heeft dit gemotiveerd betwist. Zij heeft in dit verband gesteld dat zij alle auto’s, met uitzondering van één al voor de Covid-crisis aan Prudential had verkocht. Tijdens de Covid-crisis heeft AutoCity vanwege de bijzondere omstandigheden aan Prudential tijdelijk uitstel van betaling verleend. Waar AutoCity uitstel van betaling verleende gingen Exor c.s. tot incasso van hun vordering op BigFood over door eerst negen auto’s van AutoCity en daarna nog vier auto’s van AutoCity aan zich te laten overdragen. Tegenover deze gemotiveerde betwisting hadden Exor c.s. hun beroep op eigen schuld nader moeten onderbouwen. Dat hebben zij nagelaten.
4.16
Uit het voorgaande volgt dat ook grief 7 faalt, die gericht is tegen de afwijzing van de reconventionele vordering van Exor c.s.. De slotsom is dat het hoger beroep niet opgaat en dat het bestreden vonnis zal worden bevestigd (voorzover gewezen tussen Exor c.s en AutoCity). Exor c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
BE S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het bestreden vonnis voorzover dit voorligt in hoger beroep;
veroordeelt Exor c.s. in de proceskosten aan de zijde van AutoCity in het hoger beroep gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op NAf 386,50 aan verschotten en NAf 6000,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, E.M. van de Bunt en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curacao uitgesproken op 18 juni 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.