ECLI:NL:OGHACMB:2024:93

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
CUR2022H00015
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en omgangsregeling in een echtscheidingszaak met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de moeder, appellante, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin het gezamenlijk gezag over de minderjarige werd gehandhaafd en een omgangsregeling werd vastgesteld. De moeder verzocht om het eenhoofdig gezag over de minderjarige, terwijl de vader, geïntimeerde, een zorg/omgangsregeling vroeg. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 mei 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren, evenals een lid van de Voogdijraad. De minderjarige is gehoord door mr. C.G. ter Veer, lid van het Hof. De moeder voerde aan dat de wijziging van het gezag in het belang van de minderjarige wenselijk was, onder andere vanwege de gewelddadige geschiedenis met de vader en zijn detentie voor een zedenzaak. De vader betwistte de claims van de moeder en stelde dat hij bereid was om goed te communiceren. Het Hof oordeelde dat de moeder alleen met het gezag over de minderjarige moest worden belast, gezien de spanningen tussen de ouders en de impact daarvan op het welzijn van de minderjarige. Tevens werd de moeder verplicht om de vader elke twee maanden te informeren over het leven van de minderjarige. De omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige werd aangehouden, met de aanbeveling dat een psycholoog gesprekken zou voeren om te onderzoeken of contact mogelijk was. De beschikking werd uitgesproken op 18 juni 2024.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR202200222 – CUR2024H00015
Uitspraak: 18 juni 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[DE MOEDER],
wonende in Curaçao,
appellante, in eerste aanleg verzoekster,
hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. A.S.M. Blonk,
tegen
[DE VADER],
wonende in Bonaire,
geïntimeerde, in eerste aanleg verweerder,
hierna te noemen: de vader,
procederende zonder gemachtigde.
Belanghebbende:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 (hierna: de minderjarige).

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 12 januari 2024 ingekomen beroepschrift, met producties, is de moeder in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 1 december 2023 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft de moeder bezwaren tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zal bepalen dat zij met het eenhoofdig gezag over de minderjarige wordt belast en dat het verzoek van de vader tot een omgangsregeling wordt afgewezen.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaak heeft op 21 mei 2024 plaatsgevonden in Curaçao. Aanwezig waren de moeder met haar gemachtigde, de vader en [lid voogdijraad] namens de Voogdijraad. Voorafgaand aan de zitting heeft de vader bij e-mailbericht van [geboortedatum] 2024 aan het Hof en aan de gemachtigde van de moeder stukken toegestuurd. Na de zitting heeft mr. Blonk met goedvinden van alle procesdeelnemers aan het Hof een (ongedateerd) observatieverslag over de minderjarige overgelegd van de neuropsycholoog M. Fowler. Partijen en de Voogdijraad beschikten al over dit verslag.
1.3
De minderjarige is voorafgaand aan de zitting gehoord door mr. C.G. ter Veer, lid van het Hof, in tegenwoordigheid van de griffier.
1.4
Beschikking is aangezegd tegen vandaag.

2.De feiten

Partijen zijn op 22 december 2011 getrouwd en zijn de ouders van de minderjarige. Bij beschikking van 22 september 2015 is de echtscheiding uitgesproken en is onder meer bepaald dat partijen gezamenlijk belast blijven met het gezag over de minderjarige. De minderjarige woont bij de moeder en vormt een gezin samen met haar, haar huidige echtgenoot en een zoon uit diens eerdere relatie.

3.De procedure bij het Gerecht

3.1
De moeder heeft verzocht het gezag over de minderjarige te wijzigen zodat zij alleen met het gezag wordt belast.
3.2
De vader heeft bij zelfstandig verzoek verzocht een zorg/omgangsregeling tussen hem en de minderjarige te bepalen.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht het gezamenlijk gezag gehandhaafd (en dus het verzoek van de moeder afgewezen) en een zorg/omgangsregeling vastgesteld waarbij de vader en de minderjarige eens in de veertien dagen contact hebben via (video)bellen.

4.De beoordeling

gezag
4.1
Partijen hebben het gezamenlijk gezag over de minderjarige behouden na de echtscheiding. De rechter kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien hij wijziging van het gezag in het belang van het kind wenselijk oordeelt (artikel 1:251a lid 1 BW).
4.2
De moeder heeft betoogd dat de verzochte wijziging in het belang van het kind wenselijk is en heeft daarvoor (samengevat) het volgende aangevoerd:
( i) partijen zijn slechts kort getrouwd geweest en er was sprake van fysiek geweld van de kant van de vader, waardoor de moeder genoodzaakt was van Bonaire naar Curaçao te vluchten met medeneming van de minderjarige die toen nog een baby was;
(ii) in de periode van 2015 tot 2021 was er zeer beperkt contact tussen de vader en de minderjarige; het telefonisch contact dat er was verliep stroef en de vader deed weinig moeite om betrokken te zijn bij het leven van de minderjarige;
(iii) telkens als de moeder contact had met de vader uitte hij beledigingen en bedreigingen; dit stopte pas toen zij een relatie kreeg met haar huidige echtgenoot; dit is ook de reden dat deze het contact heeft overgenomen met de vader;
(iv) overleg met de vader over belangrijke beslissingen rond de minderjarige liep ook stroef doordat de vader niet (tijdig) zijn medewerking verleende; een voorbeeld is een discussie in verband met een medische ingreep bij de minderjarige (gehoorproblemen) en het feit dat toestemming voor reizen door de vader in het verleden pas op het laatste moment werd gegeven;
( v) de vader is van augustus 2021 tot augustus 2022 gedetineerd geweest en is veroordeeld voor een zedenzaak in verband met zijn minderjarige stiefdochter; dit heeft hij niet gemeld aan de moeder, terwijl er een ontmoeting met de minderjarige was gepland; er is geen risk assessment gedaan om te onderzoeken of deze omstandigheden aan de weg staan aan omgang met de minderjarige.
4.3
De vader heeft bevestigd dat er spanningen waren tussen hem en de moeder tot de echtscheiding maar daarna heeft hij geprobeerd met haar op een goede manier te communiceren. De laatste periode lukte dat niet, eerst vanwege de detentie en daarna omdat de nieuwe echtgenoot de communicatie heeft overgenomen. De vader heeft verklaard dat hij steeds toestemming heeft gegeven als dat nodig was; dat blijkt ook uit de stukken die hij heeft overgelegd, onder meer de toestemming die hij heeft gegeven voor een reis van de moeder met de minderjarige in 2022. De discussie naar aanleiding van de gehoorproblemen was lang geleden, in 2016. De vader heeft zelf contact met de school van de minderjarige opgenomen (dat blijkt ook uit de door hem overgelegde stukken) en hij wordt door hen op de hoogte gehouden en heeft toegang gekregen tot het systeem van de school om cijfers en rapporten in te zien. De vader heeft ook contact opgenomen met mevrouw Fowler, de psychologe die de minderjarige heeft behandeld, en heeft haar tips gevraagd hoe het beste contact op te bouwen met de minderjarige. De strafzaak is achter de rug en hij heeft zijn leven weer opgebouwd. De vader ziet geen reden waarom gezamenlijk gezag niet mogelijk is. Zonder dat is hij bang dat het contact met de minderjarige nog minder wordt dan het nu al is.
4.4
Het Hof oordeelt als volgt. Partijen zijn ongeveer tien jaar geleden korte tijd getrouwd geweest en de minderjarige heeft sinds zijn eerste jaar niet met zijn vader in gezinsverband gewoond. Het staat wel vast dat partijen tijdens en na het huwelijk een moeizame verstandhouding hadden, dat er weinig communicatie tussen hen heeft plaatsgevonden in de periode vanaf 2015 tot heden en dat die communicatie niet goed is verlopen. Ook staat wel vast dat er discussie heeft plaatsgevonden over belangrijke zaken rond de minderjarige en dat de vader niet steeds tijdig en adequaat heeft gereageerd op verzoeken, in elk geval niet op verzoeken om toestemming voor een medische ingreep en voor reizen naar het buitenland. Een belangrijk feit als zijn detentie heeft hij niet uit zichzelf gemeld aan de moeder, dit terwijl er een bezoek gepland stond aan de minderjarige. De vader heeft aangegeven dat dit alles tot het verleden behoort en dat hij nu zeker bereid en in staat is goed met de moeder te communiceren. Voor haar wordt deze communicatie echter gekleurd door de gebeurtenissen uit het verleden en dit leidt tot wantrouwen jegens de vader, ook vanwege de aard van de strafzaak. Dit staat de opbouw van vertrouwen tussen partijen in de weg en aannemelijk is dat deze spanningen hun weerslag hebben op het welzijn van de minderjarige. Dat laatste blijkt ook uit het kindgesprek.
4.5
Het voorgaande brengt het Hof ertoe om de moeder alleen met het gezag over de minderjarige te belasten; dit is wenselijk in zijn belang.
informatieverplichting
4.6
Om te waarborgen dat de vader goed op de hoogte blijft van het leven van de minderjarige zal het Hof de moeder de plicht opleggen om aan de vader iedere twee maanden (voor het eerst in juli 2024) een verslag van één pagina te sturen van gebeurtenissen in het leven van de minderjarige rond school en vrije tijd, aangevuld met een aantal recente foto’s.
omgangsregeling
4.7
Wat betreft het contact tussen de vader en de minderjarige is uit de verklaringen van partijen ter zitting en uit het kindgesprek het volgende gebleken. Het laatste fysieke contact dat er is geweest tussen de vader en de minderjarige heeft eind 2022 plaatsgevonden in Curaçao. De vader heeft een voetbaltraining van de minderjarige bijgewoond en daarna hebben ze samen gegeten, met de moeder en haar tweede echtgenoot aanwezig aan een tafeltje verderop. Op zichzelf verliep dat goed. Omdat de vader en de minderjarige zo weinig vertrouwd met elkaar zijn, verlopen de videobelcontacten echter nog steeds stroef; deze hebben de laatste tijd een aantal keer helemaal niet plaatsgevonden.
4.8
Zoals ook uit het kindgesprek naar voren is gekomen heeft de minderjarige een aanzienlijke weerstand opgebouwd tegen contact met de vader. Hij is op een leeftijd gekomen die aannemelijk maakt dat contact onder dwang moeilijk te realiseren is zonder dat spanningen bij hem ontstaan, die zijn weerslag hebben op zijn welzijn. Het observatieverslag van de psychologe die de minderjarige eerder heeft behandeld, M. Fowler, maakt melding van huilbuien en stemmingswisselingen en van een loyaliteitsconflict waar de minderjarige mogelijk in verkeert. Zij heeft voortzetting van de behandeling van de minderjarige geadviseerd en overleg met de vader om de behoeften van de minderjarige centraal te stellen.
4.9
Het Hof acht het gelet op het voorgaande aangewezen dat een psycholoog, bij voorkeur Fowler, gesprekken voert met (in elk geval) de minderjarige en de vader om te bezien of een vorm van contact mogelijk is en zo ja, welke vorm van contactopbouw wenselijk is. De Voogdijraad wordt verzocht dit in gang te zetten en te rapporteren over het resultaat van deze gesprekken en deze rapportage in te dienen uiterlijk op de rolzitting van
29 oktober 2024.Het Hof zal op
12 november 2024 om 09.00een nieuwe behandeling houden, waar deze vervolgrapportage met partijen besproken zal worden en partijen zich daarover kunnen uitlaten. Het Hof gaat ervan uit dat beide partijen hun medewerking verlenen aan de gesprekken met de psycholoog en de vervolgrapportage door de Voogdijraad.
slotsom
4.1
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover het de afwijzing betreft van het verzoek van de moeder omtrent gezag en haar verzoek zal alsnog worden toegewezen, met oplegging van een informatieverplichting.
4.11
Ter zake de omgangsregeling zal de zaak worden aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
inzake het gezag:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover het de afwijzing betreft van het verzoek van de moeder omtrent gezag in 5.1 van het dictum, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de moeder met ingang van heden belast wordt met het eenhoofdig gezag over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013in Capelle aan den IJssel (Nederland);
legt de moeder de verplichting op om aan de vader iedere twee maanden (voor het eerst in
juli 2024) een verslag van een pagina te sturen over de minderjarige, zoals hiervoor omschreven in 4.6;
verklaart deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
draagt de griffier op om aantekening van deze beschikking in het gezagsregister te maken;
inzake de omgangsregeling:
verzoekt de Voogdijraad op de rol van
29 oktober 2024een vervolgrapportage in te dienen (zoals hiervoor vermeld in 4.8);
houdt de zaak inzake het bepalen van een omgangsregeling aan tot de vervolgbehandeling door het Hof op
12 november 2024om
9.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, E.M. van der Bunt en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 18 juni 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.