Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van de procedure
De beoordeling
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [opdrachtgeefster] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft de financiële afrekening voor werkzaamheden die [aannemer] heeft verricht op het erf van de woning van [opdrachtgeefster]. De werkzaamheden omvatten de aanleg van een omheining, waarvoor [opdrachtgeefster] in totaal NAf 5.250 aan [aannemer] heeft betaald. Na een geschil over de kwaliteit van het werk en de betaling, heeft [opdrachtgeefster] de overeenkomst met [aannemer] ontbonden en terugbetaling van NAf 1.550 gevorderd. In reconventie heeft [aannemer] betaling van NAf 700 gevorderd voor meerwerk. Het Gerecht heeft in eerste aanleg de vordering van [opdrachtgeefster] gedeeltelijk toegewezen en de vordering van [aannemer] in reconventie toegewezen.
In hoger beroep heeft [opdrachtgeefster] haar vordering gespecificeerd, maar het Hof heeft geoordeeld dat de afwijzing van een deel van haar vordering door het Gerecht in stand moet blijven. Het Hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de vordering van [opdrachtgeefster] op het punt van de stengels en dat haar andere vorderingen niet verder waren onderbouwd. Het Hof heeft de stelling van [aannemer] over het meerwerk geaccepteerd en geconcludeerd dat het hoger beroep van [opdrachtgeefster] niet slaagt. Het vonnis van het Gerecht is bevestigd en [opdrachtgeefster] is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.