Uitspraak
[GEÏNTIMEERDE 1],
[GEÏNTIMEERDE 2],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellante, oorspronkelijk eiseres, tegen de geïntimeerden, oorspronkelijk gedaagden. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 5 september 2023, waarin het Hof de partijen heeft verzocht om akten in te dienen over de schadehoogte. De appellante heeft op 31 oktober 2023 een akte ingediend, waarop de geïntimeerde 1 op 6 januari 2024 een contra-akte heeft ingediend. Het Hof heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat de vorderingen van de appellante voor toewijzing in aanmerking komen, maar dat de appellante niet in staat was om de schade nader te berekenen en te onderbouwen. Hierdoor heeft de appellante haar eis gewijzigd en de gevorderde verklaring voor recht dat zij schade heeft geleden door het handelen van de geïntimeerden ingetrokken.
Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat het bestreden vonnis vernietigd moet worden. In de beslissing heeft het Hof onder andere bepaald dat de geïntimeerde 1 het verstekvonnis van 23 maart 2016 niet ten uitvoer mag leggen en dat de appellante het hofvonnis van 28 juli 2015 mag executeren alsof er geen veroordelend vonnis was gewezen. Tevens is er een verklaring voor recht gegeven dat de geïntimeerden onrechtmatig hebben gehandeld door een vordering te fingeren. De geïntimeerden zijn veroordeeld in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Dit vonnis is uitgesproken op 9 april 2024, in aanwezigheid van de griffier.