ECLI:NL:OGHACMB:2024:65

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
1 juni 2024
Zaaknummer
SXM2023H00170 en SXM2023H00171
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontslag op staande voet en loondoorbetaling in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [werknemer] tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin zijn ontslag op staande voet door SMC werd bevestigd. [werknemer] was sinds 1 juni 2021 in dienst als Operations Manager bij SMC en werd op 14 maart 2023 ontslagen vanwege vermeend agressief gedrag tijdens een staff meeting. [werknemer] heeft het ontslag betwist en verzocht om doorbetaling van zijn loon en ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht oordeelde dat er geen dringende reden voor ontslag was en matigde de loondoorbetaling tot NAf 26.700. In hoger beroep heeft het Hof de zaak opnieuw beoordeeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 maart 2024 werd duidelijk dat de agressieve uitbarsting van [werknemer] tijdens de meeting niet voldoende was voor ontslag op staande voet. Het Hof concludeerde dat het ontslag niet rechtsgeldig was en dat de arbeidsovereenkomst na 14 maart 2023 bleef bestaan. Het Hof heeft SMC veroordeeld tot doorbetaling van loon tot een bedrag van NAf 48.950 bruto, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging. SMC werd ook veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De beschikking van het Gerecht werd vernietigd voor zover deze in hoger beroep voorlag.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: eerste aanleg SXM202300541 en SXM202300831
hoger beroep: SXM2023H00170 en SXM2023H00171
Uitspraak: 15 mei 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[WERKNEMER],
wonende in Sint Maarten,
appellant, in eerste aanleg verzoeker,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem,
tegen
de naamloze vennootschap
SINT MAARTEN CONCRETE N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
geïntimeerde, in eerste aanleg verweerder,
gemachtigde: mr. L.C. Peterson en mr. P.A.M. Brandon.
Partijen worden hierna [werknemer] en SMC genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 13 december 2023 ingekomen beroepschrift, met producties, is [werknemer] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 1 november 2023 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft [werknemer] grieven tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zijn verzoeken alsnog zal toewijzen, met veroordeling van SMC– uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in beide instanties.
1.2
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 11 maart 2024 in het Courthouse in Sint Maarten. Aanwezig waren [werknemer] en zijn gemachtigde en namens SMC [directeur werkgever], directeur, bijgestaan door mrs. Brandon en Gibbes. Voorafgaand aan de zitting heeft mr. Brandon bij brief van 8 maart 2024 vijf producties overgelegd.
1.3
Ter gelegenheid van de zitting heeft mr. Brandon namens SMC een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking zal bevestigen, met veroordeling van [werknemer]– uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep, met nakosten.
1.4
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1 [
[werknemer] (geboren op [geboortedatum] 1972) is op 1 juni 2021 in dienst getreden bij SMC als Operations Manager tegen een bruto maandsalaris van NAf 8.900.
2.2
Op 14 maart 2023 is [werknemer] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van 14 maart 2023 wordt als reden voor het ontslag genoemd het gedrag van [werknemer] tijdens een staff meeting op 13 maart 2023 (hierna: het incident). Die brief luidt onder meer als volgt:
“(…) On March 13th, 2023, during the staff meeting, in which job sites were discussed, you took immediate and aggressive offense to the fact that your evident dereliction of duty was highlighted. As supervisor you failed to supervise workers and the job properly and failed to act when the connection of an hose extension was required.(…)
Following the elucidation on the occurrence on the job site you not only in an extremely aggressive manner ordered the owner and Director Mr. [directeur werkgever], not to take your name in his mouth, you proceeded to charge at him across the table with intend to physically silence him; all in front of all present. The aggressive outburst was unwarranted as was the action that followed with continued threat to Mr. [directeur werkgever].(…)”.
2.3 [
[werknemer] heeft geprotesteerd tegen zijn ontslag in een e-mail van 21 maart 2023 die hij heeft gestuurd aan [directeur werkgever] en aan zijn dochter en waarin hij zich beschikbaar stelt voor het werk.
2.4
Per 1 oktober 2023 is [werknemer] in dienst getreden van een andere werkgever.

3.De procedure bij het Gerecht

3.1 [
[werknemer] heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en heeft (samengevat) verzocht:
a. doorbetaling van loon vanaf 14 maart 2023, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
b. ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens het ontslag op onjuiste grond met toekenning van een vergoeding van NAf 106.800.
3.2
SMC heeft een verweerschrift ingediend, met een zelfstandig tegenverzoek. Zij heeft verzocht (samengevat):
primair ter zake het verzochte ontslag op staande voet
  • i) verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet op 14 maart 2023 rechtsgeldig is gegeven en dat de arbeidsrelatie op die datum is geëindigd;
  • ii) afwijzing van de verzoeken van [werknemer] tot doorbetaling van loon en tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
subsidiair, voor zover het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven:
  • iii) ontbinding van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, op grond van gewichtige redenen, zonder toekenning van enige vergoeding;
  • iv) afwijzing dan wel matiging van het verzoek van [werknemer] tot doorbetaling van loon.
3.3
Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen dringende reden bestond, zodat [werknemer] terecht de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen. Het verzoek tot loondoorbetaling heeft het Gerecht gematigd tot NAf 26.700, te weten drie maanden loon (met wettelijke rente, maar zonder de wettelijke verhoging). Verder heeft het Gerecht de verzoeken tot ontbinding, zowel van [werknemer] als van SMC toegewezen, zonder toekenning van een vergoeding aan [werknemer].

4.De beoordeling

producties te laat
4.1 [
[werknemer] heeft bezwaar gemaakt tegen de vijf producties die door SMC op vrijdag 8 maart 2024, op de laatste werkdag voor de zitting zijn overgelegd. Het Hof zal echter wel rekening houden met deze producties, nu de producties 1 en 2 al bekend waren bij [werknemer] en de overige producties eenvoudig te doorgronden zijn. Mr. Bloem heeft deze in de ochtend voorafgaand aan de zitting met zijn client kunnen bespreken en [werknemer] is daarmee niet in zijn verdediging geschaad. [werknemer] zal niet in de gelegenheid gesteld worden op deze producties te reageren. Zoals hierna zal blijken zijn deze stukken niet van belang voor de verdere beoordeling door het Hof.
omvang appel
4.2
Het Hof begrijpt het beroepschrift (met als opschrift: “beroepschrift tegen beschikking doorbetaling loon”) zo dat [werknemer] alleen beroep heeft bedoelen in te stellen tegen de afwijzing van zijn hiervoor in 3.1 onder a en b genoemde verzoeken. Dat ligt ook voor de hand, nu tegen de afwijzing van de beide ontbindingsverzoeken geen hoger beroep mogelijk is, tenzij er sprake is van een zogenoemde doorbrekingsgrond. Dat heeft [werknemer] echter niet aangevoerd. Het Hof zal zich dus beperken tot (i) de vraag of er een dringende reden was voor het gegeven ontslag op staande voet en (ii) de beoordeling van het daaruit voortvloeiende verzoek tot doorbetaling van loon.
(i) geen dringende reden
4.3
In de ontslagbrief is als dringende reden omschreven dat [werknemer] zich tijdens de teambespreking van 13 maart 2023 zodanig agressief heeft gedragen tegenover [directeur werkgever], de directeur van SMC, dat ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. Bijverdiensten uit nevenwerkzaamheden, waarover SMC in de processtukken schrijft, zijn niet in die brief genoemd en kunnen daarom niet aan het ontslag ten grondslag worden gelegd. SMC heeft onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat [werknemer] moest begrijpen dat die nevenwerkzaamheden mede bepalend waren voor het ontslag op staande voet.
4.4
De ontslagbrief noemt verder nog “evident dereliction of duty”, met als toelichting: “
As supervisor you failed to supervise workers and the job properly and failed to act when the connection of an hose extension was required”. Dit incident wordt in de brief aangehaald als aanleiding voor de woordenwisseling tussen [werknemer] en [directeur werkgever], maar over het incident zelf wordt in die brief verder niet uitgeweid. In de processtukken heeft SMC toegelicht dat [werknemer] op 10 maart 2023 zijn werk niet goed heeft gedaan, omdat hij bij het betonstorten niet voor een “hose extension” zorgde, terwijl dat voor de tijdige storting van het beton wel noodzakelijk was en dat hij [directeur werkgever] vervolgens deze fout liet herstellen en het werk liet opknappen zonder hem daarbij te helpen. [werknemer] heeft echter gemotiveerd betwist dat hem ter zake dit incident iets verweten kon worden, waarop SMC niet meer een (voldoende onderbouwde) reactie heeft gegeven. Dat het handelen van [werknemer] op 10 maart 2023 verwijtbaar was staat daarmee niet vast (omdat SMC daarvoor onvoldoende heeft gesteld), zodat dit niet als dringende reden aan het ontslag ten grondslag worden gelegd.
4.5
Het Hof beperkt zich daarom tot bespreking van het gedrag van [werknemer] tijdens de staff meeting van 13 maart 2023. Met het Gerecht is het Hof van oordeel dat de woedeuitbarsting van [werknemer] als een incidentele ontremming aan te merken is. Uit de overgelegde verklaringen van aanwezigen (die elkaar deels tegenspreken, maar niet over het volgende) blijkt dat [werknemer] en [directeur werkgever] kennelijk tegenover elkaar aan een tafel zaten, dat een woordenwisseling tussen beiden heeft plaatsgevonden op luide toon en dat [werknemer] weliswaar is opgesprongen uit zijn stoel en over de tafel heeft geleund, maar dat hij [directeur werkgever] niet heeft aangeraakt. [werknemer] is vervolgens de ruimte uitgestormd. Deze woedeuitbarsting is weliswaar ongepast te noemen in een werkomgeving, maar er is geen fysiek geweld gebruikt door [werknemer] en de verklaringen van de aanwezigen verschillen over de vraag of zijn gedrag anderszins intimiderend was of niet. Gelet op deze omstandigheden is het incident op 13 maart 2023 op zich beschouwd onvoldoende reden voor een ontslag op staande voet, ook omdat dit een zware maatregel is, met vergaande gevolgen voor de werknemer.
4.6
De conclusie luidt ook in hoger beroep dat [werknemer] terecht de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen en dat de arbeidsovereenkomst dus na 14 maart 2023 is blijven bestaan.
(ii) loondoorbetaling
4.7 [
[werknemer] heeft per 1 oktober 2023 nieuw werk gevonden. Het Hof zal SMC daarom veroordelen tot doorbetaling van loon vanaf 14 maart 2023 tot 1 oktober 2023, dus NAf 48.950 bruto (5,5 x NAf 8.900).
4.8
Het Hof ziet onvoldoende aanleiding voor matiging van deze vordering. Die aanleiding kan niet gevonden worden in eventuele nevenwerkzaamheden die [werknemer] naast zijn werk bij SMC zou hebben verricht. [werknemer] heeft betoogd dat hij voor aanvang van de arbeidsovereenkomst als zelfstandige consultant werkzaamheden verrichtte voor SMC en voor derden, dat hij daarmee met medeweten van SMC is doorgegaan tijdens de arbeidsovereenkomst, terwijl SMC hem daar ook afzonderlijk voor heeft betaald. Voor zover al zou komen vast te staan dat SMC niet op de hoogte was van het voortduren van deze nevenwerkzaamheden (ook na het begin van de arbeidsovereenkomst) en dat zij het daar niet mee eens was, geldt dat zij [werknemer] bij aanvang van de arbeidsovereenkomst duidelijk had moeten maken dat zij staking van deze nevenwerkzaamheden wenste. Een enkele standaardbepaling in de arbeidsovereenkomst (artikel 8.4, dat nevenwerkzaamheden voor derden verbiedt zonder schriftelijke instemming van de werkgever) is daarvoor in deze specifieke omstandigheden onvoldoende. Nu van een dergelijke expliciete waarschuwing niet is gebleken gaat het Hof er vanuit dat SMC geen bezwaar had tegen het feit dat [werknemer] nevenwerkzaamheden verrichtte, ook voor derden. De inkomsten daaruit (NAf 16.000, die [werknemer] heeft gemeld tijdens de zitting bij het Gerecht) vormen daarom onvoldoende reden voor matiging van het loon. Toewijzing van de loonvordering tot 1 oktober 2023 leidt voorts, gelet op de relatief beperkte loonvordering en tegen de achtergrond van alle hiervoor genoemde omstandigheden niet tot onaanvaardbare gevolgen.
Slotsom
4.9
De bestreden beschikking (voor zover deze voorligt in hoger beroep, dus alleen ter zake het dictum sub 5.1) zal worden vernietigd. SMC zal worden veroordeeld tot doorbetaling van loon tot een bedrag van NAf 48.950 bruto. Het Hof acht de gebruikelijke wettelijke verhoging van 10% redelijk en billijk en zal dit toewijzen, evenals de wettelijke rente.
4.1
SMC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, inclusief de gevorderde nakosten. Gelet op het feit dat het Gerecht in eerste aanleg het verzoek van [werknemer] tot toekenning van een ontslagvergoeding heeft afgewezen zijn partijen in eerste aanleg wel als over en weer in het ongelijk gesteld te beschouwen; daarbij past compensatie van de proceskosten. Dit blijft daarom in stand.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt de tussen partijen gewezen bestreden beschikking, voor zover deze voorligt in hoger beroep, dus ter zake 5.1;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt SMC tot betaling aan [werknemer] van NAf 48.950 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en vermeerderd met een wettelijke verhoging van 10%;
veroordeelt SMC in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [werknemer] gevallen en tot op heden begroot op NAf 900 aan griffierecht en NAf 4.000 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de nakosten in beide instanties van NAf 250 zonder betekening en NAf 400 ingeval van betekening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, E.A. Saleh en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 15 mei 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.