3.1. Artikel 2, eerste lid, van de Lob luidt:
"1. Een ieder kan de Minister schriftelijk verzoeken om informatie, neergelegd in documenten."
Artikel 8 van de Lob luidt:
"1. Het verstrekken van informatie blijft achterwege, voor zover dit:
a. de eenheid van de regering in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van het Land zou kunnen schaden;
c. informatie betreft, afkomstig van een bestuursorgaan van een ander land van het Koninkrijk, die in het desbetreffende land op grond van de aldaar geldende wettelijke regelingen niet zou worden verstrekt;
d. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld.
2. Het verstrekken van informatie blijft voorts achterwege, voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen een van de navolgende belangen:
a. de economische of financiële belangen van het Land;
b. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
c. het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften;
d. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
e. het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
f. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel van derden."
3.2. Het Hof stelt in algemene zin voorop dat wanneer een Lobverzoek wordt ingediend, eerst moet worden bezien of de reikwijdte van het Lobverzoek voldoende duidelijk is. Indien het bestuursorgaan meent dat het verzoek te weinig concreet is, moet het de verzoeker vragen het Lobverzoek te specificeren. De verzoeker hoeft geen belang te stellen bij de verzochte openbaarmaking. Vervolgens moet het bestuursorgaan beoordelen of het verzoek betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid, en zo ja, of daarover informatie, neergelegd in documenten, beschikbaar is. Na deze zoekslag moet het bestuursorgaan beoordelen of zich uitzonderingsgronden als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Lob voordoen. In het eerste lid zijn de absolute uitzonderingsgronden opgenomen en in het tweede lid de relatieve uitzonderingsgronden. Bij de eerste categorie hoeft geen belangenafweging te worden gemaakt, terwijl bij de tweede categorie het door de uitzonderingsgrond beschermde belang door het bestuursorgaan moet worden afgewogen tegen het algemene of publieke belang van openbaarmaking van informatie. Als het bestuursorgaan een (onderdeel van een) document niet openbaar wil maken, moet het per document of onderdeel van het document aangeven welke uitzonderingsgrond zich tegen openbaarmaking verzet. Daarvoor is vereist dat het bestuursorgaan de inhoud van het document kent. Naar aanleiding van een tegen een weigering tot openbaarmaking ingesteld beroep is het aan de bestuursrechter om te toetsen of de absolute uitzonderingsgrond dan wel het beschermde belang waarop het bestuursorgaan zich bij een relatieve uitzonderingsgrond beroept zich inderdaad voordoet. Als dit zo is, dan toetst de bestuursrechter bij een relatieve uitzonderingsgrond vervolgens of het bestuursorgaan het bijzondere te beschermen belang zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het algemene belang bij openbaarmaking.
3.3. Dit betekent het volgende voor deze zaak. De minister heeft het Lob-verzoek allereerst niet mogen afwijzen om de reden dat [appellant] geen belang heeft gesteld. Voorts heeft de minister het Lob-verzoek niet mogen afwijzen met een enkele verwijzing naar twee relatieve uitzonderingsgronden in artikel 8, tweede lid, van de Lob. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting toegelicht dat [appellant] niet is gevraagd het Lobverzoek te specificeren, dat geen zoekslag heeft plaatsgevonden naar de verzochte documenten en dat evenmin een belangenafweging is gemaakt. Zonder kennisname van de gevraagde documenten heeft de minister niet kunnen beoordelen óf zich een relatieve uitzonderingsgrond voordoet en waarom het met die uitzonderingsgrond te beschermen belang zwaarder weegt dan het algemene of publieke belang van openbaarmaking van informatie. Omdat de minister die beoordeling zonder kennisname van de verzochte documenten niet heeft kunnen maken, heeft ook het Gerecht de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar niet inhoudelijk kunnen beoordelen zonder eerst via een geheimhoudingsprocedure kennis te nemen van de verzochte documenten. Het betoog slaagt.