ECLI:NL:OGHACMB:2024:4

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
CUR2022H00059
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsovereenkomst wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen en de beoordeling van aansprakelijkheid na een auto-ongeval

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Fatum General Insurance N.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft een auto-ongeval dat plaatsvond op 27 oktober 2019, waarbij de bestuurder van een Ford geen voorrang verleende aan de bestuurder van een Kia. De bestuurder van de Kia, [geïntimeerde], heeft Fatum aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongeval. Fatum heeft de aansprakelijkheid betwist en stelt dat de toedracht van het ongeval niet overeenkomt met de verklaringen van de betrokkenen. Het Hof heeft de grieven van Fatum tegen het eerdere vonnis in behandeling genomen en de vordering van [geïntimeerde] opnieuw beoordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] bewijs moet leveren van zijn stellingen dat het ongeval een verzekerd voorval betreft onder de verzekeringsovereenkomst met Fatum. De uitspraak van het Hof is gedaan op 23 januari 2024, waarbij het Hof [geïntimeerde] opdraagt om feiten en omstandigheden te bewijzen die de aansprakelijkheid van Fatum onderbouwen. De zaak is van belang voor de beoordeling van aansprakelijkheid in het kader van verzekeringsovereenkomsten voor motorrijtuigen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR202100931– CUR2022H00059
Uitspraak: 23 januari 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Fatum General Insurance N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in Curaçao,
in eerste aanleg eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.M.L. Conquet.
Partijen worden hierna Fatum en [geïntimeerde] genoemd.
1.
Het verloop van de procedure
1.1 Bij op 22 maart 2022 ingekomen akte van appel is Fatum in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 7 maart 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2 Bij op 3 mei 2022 ingekomen memorie van grieven, met één productie, heeft Fatum zes grieven (genummerd als grief 1 en grief 3 tot en met 7) tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in beide instanties, met rente en met terugbetaling van hetgeen uit hoofde van het bestreden vonnis is betaald.
1.3 Bij op 5 juli 2022 ingekomen memorie van antwoord, met twee producties, heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Fatum – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep.
1.4 Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend.
1.5 Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.
2.
De beoordeling
Feiten
2.1 Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1 Fatum sluit als verzekeraar verzekeringsovereenkomsten tegen (onder meer) het risico van wettelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen.
2.1.2 Op of omstreeks 28 oktober 2019 heeft [geïntimeerde] een schadeclaim ingediend bij Fatum in verband met betrokkenheid bij een auto-ongeval op 27 oktober 2019 tussen hem en een verzekerde van Fatum.
2.1.3 De Kia Sportage met kenteken [KENTEKEN KIA] (hierna: de Kia) was eigendom van [geïntimeerde] en is na de aanrijding total loss verklaard.
2.1.4 De andere auto die bij de aanrijding was betrokken was een Ford Focus met kenteken [KENTEKEN FORD] (hierna: de Ford). Deze auto werd bestuurd door [bestuurster] (hierna: de bestuurster), verzekerde van Fatum.
2.1.5 [naam 1] is op 27 oktober 2019 kort na het ongeval ter plaatse geweest en heeft foto’s gemaakt en een rapport opgesteld.
2.1.6 De bestuurster heeft op het formulier dat zij kort na het ongeval ter plaatse bij [naam 1] heeft ingevuld verklaard dat zij geen voorrang heeft verleend aan [geïntimeerde] die op een voorrangsweg reed.
2.1.7 Bij brieven van 20 december 2019 en 10 januari 2020 heeft [geïntimeerde], door tussenkomst van zijn advocaat, Fatum aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van het auto ongeval van 27 oktober 2019 geleden schade en Fatum gesommeerd tot vergoeding van die schade.
2.1.8 Bij e-mail van 20 januari 2020 heeft Fatum het volgende aan (de gemachtigde van) [geïntimeerde] bericht:
"Het verbaast ons ten zeerste dat het voor uw client volstrekt onduidelijk is op grond waarvan wij de schade vooralsnog niet vergoeden daar wij deze persoonlijk mede gedeeld hebben. Wij hebben namelijk op d.d. 15 november 2019 een gesprek gevoerd met de heer [geïntimeerde] welke ruim een uur duurde waarin wij uitgebreid onze standpunt hebben uitgelegd.
Na een her evaluatie van het schade geval zijn wij van mening dat de schadevormingen niet overeenkomen met hoe men zegt dat het ongeval is gebeurt kortom de feiten en omstandigheden komen niet met elkaar overeen.
Wij hebben uw client in de gelegenheid gesteld om met een contra expertise rapport te komen welke onderbouwd dat de feiten en omstandigheden wel degelijk met elkaar overeenkomen. Hierdoor hebben wij de schade dan ook nog niet definitief afgewezen maar vermeld dat wij vooralsnog geen reden zien om tot een vergoeding van de schade over te gaan. Tot en met heden hebben wij nog geen contra expertise rapport mogen ontvangen."
2.1.9 In een rapport gedateerd 30 juli 2020 van Caribbean Investigative Agency (hierna: CIA), in opdracht van [geïntimeerde] opgemaakt door [naam 2] staat, voor zover hier van belang, het volgende:
" III. VRAAGSTELL1NG
Bij het verrichten van dit onderzoek heb ik mij voornamelijk gebogen over de navolgende
vragen:
I.
Wat kan uit beschikbare feitelijke informatie, aangevul met mijn onderzoek worden afgeleid omtrent de feitelijke plaats van het ongeval?
II.
Wat kan uit de beschikbare feitelijke informatie aangevuld met mijn onderzoek worden afgeleid omtrent de toedracht van het ongeval?
III.
Wat kan aan de hand van de beschuldigingen en het eventueel ter plaatse aanwezige sporenbeeld worden afgeleid ten aanzien van de snelheid waarmee partijen het conflictpunt naderden.
IV.
Zijn er feiten of omstandigheden die duiden op een bewuste verkeerde voorstelling van zaken door partijen?
V. BESCHIKBARE FEITELIJKE INFORMATIE:
Uit de beschikbare feitelijke informatie kan aan de hand van de sporen en andere
feitenmateriaal het volgende worden afgeleid:
Het motorrijtuig, voorzien van het kenteken [KENTEKEN FORD] reed vanaf de rijbaan van de Mirla Plateweg, de viersprong op, kennelijk met de bedoeling om in noordelijke richting te gaan rijden, en kwam met de rechtervoorhoek ervan in botsing met de linkerflank van de over de rijbaan van de Welatinaweg vanuit het zuiden naderende motorrijtuig, voorzien van het kenteken [KENTEKEN KIA], die kennelijk als gevolg van de botsing, gecombineerd met een ingezette uitwijkmanoeuvre, naar rechts de rijbaan afreed en in botsing kwam met de erfscheidingsmuur van perceel Welatinaweg 48. Op de plaats van het ongeval zijn motorvloeistoffen vrijgekomen te herleiden tot de [KENTEKEN KIA]. De [KENTEKEN KIA] kon na het ongeval, vanwege de in het ongeval opgelopen beschadigingen niet op eigen kracht verplaatsen en werd door een takelwagen van One Street Towing afgevoerd.
VI. ONDERZOEK PLAATS DES ONGEVALS:
Op 5 juli 2020 heb ik een onderzoek ter plaatse van het ongeval uitgevoerd. Daarbij zijn
standen uitgezet en metingen verricht.
Op de plaats des ongevals waren er op onderzoeksdatum, behoudens contactsporen aan de erfscheidingsmuur, geen sporen meer waarneembaar die objectief tot het verkeersongeval op 27 oktober 2019 konden worden herleid:
Navraag bij de wegbeheerder leerde dat er tussen het ongevalsdatum en de onderzoeksperiode, geen infrastructurele wijzigingen ter plaatse zijn verricht. Aan de hand van het door [naam 1] gedocumenteerde ongevalsmateriaal heb ik een reconstructie in omgekeerd chronologische volgorde verricht en daarbij standen uitgezet.
Uit deze gereconstrueerde standen heb ik metingen ter plaatse verricht. (…)
SNELHE1DSANALYSE:
Uit de beschikbare feitelijke informatie aangevuld met mijn onderzoek zijn vangeen objectiveerbarefeiten of omstandigheden gebleken waaruit valt of te leiden dat partijen met een snelheid in overschrijding van de heersende snelheidsbeperkingen het conflictpunt waren genaderd
VIII.VERKLARINGEN VAN BESTUURDERS:
De verklaring van de bestuurders van de betrokken motorrijtuigen zoals vastgelegd bij ten overstaan van personeel van [naam 1] heb ik bij de boordeling van feiten betrokken en naar aanleiding daarvan het volgende.
Opmerking naar aanleiding van verklaringen:De door de bestuurders afgelegde verklaringenvinden steunin de toedracht zoals die uit het sporen en ander feitenmateriaal is te reconstrueren,
Een analyse van voren gerelateerde feiten en omstandigheden brengt mij tot de volgende conclusies:

IX. CONCLUSIES:

Uit de beschikbare feitelijke informatie, aangevuld met mijn onderzoek rekening houdend met hetgeen uit algemeen natuurwetenschappelijk onderzoek is komen vast te staan, kan volgens mijn overtuiging het volgende worden verklaard:

1. Uit de door zorg van [naam 1] en de politie vervaardigde ongeval documentatie en opnames aangevuld met mijn onderzoek valt of te leiden dat het ongeval heeft plaatsgevonden op het voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, de samenkomst van wegen gevormd door de Mirla Plateweg en de Welatinaweg op Curacao.

2.
Het ongeval veroorzaakt is doordat de bestuurder van de [KENTEKEN FORD] (Ford, Hof) geen voorrang heeft verleend aan de van rechts naderende [KENTEKEN KIA] (Kia, Hof).
3.
Van geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die aanduiden op een bewuste verkeerde voorstelling van zaken door partijen, het ongeval is vastgelegd door [naam 1], de politie, de Ambulancedienst en een takelwagenbedrijf, die kort na het ongeval ter plaatse zijn geweest.”
2.1.10
In een rapport gedateerd 9 oktober 2020 van [naam 3] Ongevallenanalyse (hierna: [naam 3]), opgemaakt door W.M. [naam 3] en ing. A. [naam 3] staat, voor zover hier van belang, het volgende:
"1.2. VRAAGSTELLING
De verklaring van betrokkenen lijken naar onze mening of te wijken van de eindposities van de voertuigen. Om deze reden hebben wij twijfels over de verklaarde toedracht van dit ongeval. Kunt u vanuit uw deskundigheid aangeven of de aanrijding is gebeurd zoals betrokkenen verklaren en indien het naar uw mening niet zo is, kunt u dat dan onderbouwen?
(-)
3.1.
AANPAK ONDERZOEK
Van de locatie wordt vanuit ons verzocht meer foto's te maken van de ongevallocatie ten behoeve van fotogrammetrie. Hiermee wordt een 3D-model gemaakt van de weg op schaal. Daarna wordt enkelbeeldfotogrammetrie toegepast om de precieze eindposities te bepalen. Daarna wordt een analyse gemaakt van het ongeval en vervolgens worden de verklaringen getoetst op de feitelijke omstandigheden.
(...)
3.3.
ONDERZOEK SCHADEBEELD
3.3.1.
FORD
Van de Ford ontvingen we goede foto's. De Ford had schade rechtsvoor op de bumperhoes. Op de bumperhoes waren horizontaal gerichte krassen zichtbaar. Deels was de grijze lak eraf geschaafd en deels waren hier groene horizontaal gerichte sporen zichtbaar. Afbeelding 3 laat de schade aan de Ford zien. De groene vegen lopen over de bumperhoes tot aan het voorwiel. Het rechter fender vertoont boven de bumperkap ook een kras. Afbeelding 4 laat de voorzijde van de bumperhoes zien met de schade.
(...)
3.3.2.
KIA
Van de Kia ontvingen wij foto's die gemaakt zijn kort na het ongeval op de ongevallocatie. De Kia had schade aan het linker portieren en de fender linksvoor. Hierop waren horizontale krassen zichtbaar en naar achteren gericht.
De rechter voorzijde was zwaar beschadigd. De bumperhoes was geheel losgekomen van de bumperbalk. De rechter fender was tot boven het rechter voorwiel ingedeukt. De bumperbalk was verbogen naar voren en getordeerd. Tevens is de bumperbalk losgescheurd van de rechter bumpersteun. De rechter voorband was lek geraakt. Het rechter voorwiel was in het geheel naar achteren gedrukt en was tegen het binnenscherm gekomen. Daarbij heeft het wiel schade aangericht tot in de dorpel rechts. Afbeelding 5 laat de schade aan de linkerzijde zien van de Kia. Afbeelding 6 laat de schade rechtsvoor zien van de Kia. Hierop is de vervorming van de bumperbalk zichtbaar en de koplamp ligt op het wegdek en is niet of nauwelijks beschadigd. De koplamp is alleen losgeraakt.
(-)
3.4.
FOTOGRAMMETRIE
Binnen de geodesie heeft de fotogrammetrie (het meten aan foto's) zich ontwikkeld tot een zeer nauwkeurige en efficiënte meettechniek. Het vakgebied van deze verwering van digitale beelden met een computer wordt de digitale fotogrammetrie genoemd. Uit meerdere foto's worden punten herkend en kan een vorm worden bepaald. Hierdoor ontstaat een model waarbij de punten relatief ten opzichte van elkaar kloppen en willekeurig georiënteerd is. Door schaalinformatie toe te voegen en oriëntatiepunten kan het model georiënteerd en verschaald worden. Dit kan door middel van GPS-coördinaten of schaalinformatie. Wij gebruiken deze techniek om 3D-modellen te verkrijgen van relevante objecten. De grootte van de objecten maakt geen verschil. Binnen de geodesie worden vanuit luchtfoto's kaarten verkregen, maar ook kunnen andere voorwerpen in detail worden gereconstrueerd. (...)
3.5.
SPOREN EN EINDPOSITIES
Na het ongeval zijn foto's gemaakt, waarbij de voertuigen nog in hun eindpositie stonden.
De betrokkenen verklaarden dat de voertuigen niet waren verplaatst na het ongeval.
(-)
5. SAMENVATTING
De Kia is tegen pilaar 3 gebotst. Hierop is de Kia geroteerd en terecht gekomen in de eindpositie zoals is aangetroffen en op de foto's staat. De botssnelheid tegen de muur bedroeg ongeveer 40 km/h. Daarvoor zou de Kia zijn aangereden door de Ford. Daarna zou de bestuurder van de Kia zijn uitgeweken naar rechts, volgens verklaringen. Deze aanrijding kan mogelijk hebben plaatsvonden echter niet zoals betrokkenen verklaarden. Het botspunt heeft dan verder terug gelegen in de rijrichting van de Kia. Daarnaast is de Kia onder een zeer kleine hoek tegen pilaar 3 gereden omdat anders de koplamp en de motorkap beschadigd zouden zijn. Dat was niet het geval. Daarom is slechts het gedeelte van de Kia naast de rechter koplamp geraakt en het wiel. Dat past alleen bij een botsconfiguratie ongeveer parallel met de muur.
De schade aan de Ford op de bumperhoes rechtsvoor is van twee evenementen. De groene krassen zijn onmogelijk afkomstig van de botsing met de Kia. Daarnaast zou de hoek waaronder ze elkaar raakten in het geheel niet passen in deze vermeende aanrijding. Een deel van de schade aan de Ford zou overeen kunnen komen met de schade aan de Kia aan de linker zijde.Er
zijn geen specifieke kenmerken aangetroffen op de schade waar zekerheid over kan worden gegeven. Echter gezien de hoek waaronder de voertuigen met elkaar in botsing zouden zijn gekomen past niet op het kruispunt en bij de eindposities.
Voorgaand onderzoek heeft geleid tot de volgende conclusie: De feiten van de aanrijding komen niet overeen met de afgelegde verklaringen.”
2.1.11
Door [naam 3] is een 3D-reconstructie van het auto-ongeval gemaakt waarbij het verloop van het ongeval digitaal in scène is gezet. Aan de hand van de verklaringen van de betrokkenen zijn twee wijzen gereconstrueerd waarop het ongeval kan zijn verlopen. Volgens deze reconstructie komen bij geen van beide mogelijkheden de auto's na het botsmoment in de simulatie op dezelfde positie terecht als die waarin de auto's feitelijk na het ongeluk zijn aangetroffen en gefotografeerd door [naam 1].
2.1.12
Fatum heeft de door [geïntimeerde] gevorderde schade niet vergoed.
Vorderingen
2.2
In deze rechtszaak heeft [geïntimeerde] gevorderd dat Fatum wordt veroordeeld tot betaling aan hem van NAf 22.300 aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten alsmede de kosten van een vervangend voertuig, met veroordeling van Fatum in de proceskosten.
Beslissingen van het Gerecht
2.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vordering van [geïntimeerde] toegewezen tot een bedrag van NAf 17.550 voor schade aan de auto, NAf 9.537,50 voor kosten van vervangend vervoer en NAf 5.495,77 voor buitengerechtelijke incassokosten. Fatum is daarnaast veroordeeld in de proceskosten.
Beoordeling door het Hof
2.4
De grieven van Fatum tegen de beslissing van het Gerecht leggen het geschil in volle omvang aan het Hof voor. Het Hof dient de vordering van [geïntimeerde] opnieuw te beoordelen. [geïntimeerde] baseert zijn vordering, zo begrijpt het Hof, op de stelling dat sprake is van wettelijke aansprakelijkheid in de zin van de LAM waarvoor de bestuurster met Fatum een verzekeringsovereenkomst heeft gesloten. Omdat de bestuurster een verkeersfout heeft gemaakt door op de kruising waar het ongeval heeft plaatsgehad geen voorrang te verlenen aan [geïntimeerde], die op een voorrangsweg reed, is sprake van een verzekerd voorval en is Fatum op grond van de verzekeringsovereenkomst gehouden tot uitkering, aldus [geïntimeerde].
2.5 [
[geïntimeerde] onderbouwt zijn vordering met de foto’s en rapportage van [naam 1] en met de verklaring die bestuurster na het ongeval heeft afgelegd, inhoudende dat zij [geïntimeerde] als bestuurder van de Kia die op een voorrangsweg reed, geen voorrang heeft verleend. Verder beroept [geïntimeerde] zich op de bevindingen en conclusies in de rapportage van CIA, zoals hiervoor vermeld (2.1.9).
2.6
Fatum betwist gemotiveerd dat sprake is van een verzekerd voorval. De aanrijding, voor zover die al heeft plaatsgevonden, kan niet zijn gebeurd zoals betrokkenen – [geïntimeerde] en de bestuurster – zeggen dat het is gegaan. Volgens Fatum kwam zij tot die conclusie na bestudering van de verklaringen van de betrokkenen, de situatieschets en de door [naam 1] gemaakte foto’s na het vermeende ongeval. Volgens Fatum blijkt daaruit dat bepaalde zaken niet met elkaar te rijmen zijn. De stand van de voertuigen na het ongeval klopte niet met de door [geïntimeerde] en de bestuurster gestelde toedracht. Ter onderbouwing van dat verweer verwijst Fatum naar de bevindingen en de conclusies in het hiervoor onder 2.1.10 vermelde onderzoek van [naam 3]. Daar komt bij dat [geïntimeerde] in de periode van 2012 - 2020 betrokken was bij tien auto-ongevallen met zeven verschillende auto's, aldus Fatum.
Bewijslast
2.7
Omdat het [geïntimeerde] is die zich beroept op de rechtsgevolgen (uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst) van de gestelde feiten (verzekerd voorval: authentiek ongeval ten gevolge van een verkeersfout van bestuurster) ligt het bij betwisting daarvan volgens artikel 129 Rv in beginsel op zijn weg om bewijs daarvan te leveren. Anders dan [geïntimeerde] meent, komt het verweer van Fatum immers neer op een betwisting van de stellingen van [geïntimeerde] dat zich een verzekerd voorval heeft voorgedaan. Fatum heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht of stellingen ingenomen die moeten worden gezien als een zelfstandig of bevrijdend verweer, zodat voor een bewijsopdracht aan de kant van Fatum geen reden is.
2.8
Het Hof zal daarom [geïntimeerde] bewijs van zijn stellingen opdragen.
2.9
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
draagt [geïntimeerde] op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat de aanrijding die op 27 oktober 2019 heeft plaatsgevonden tussen zijn Kia en de Ford van bestuurster een verzekerd voorval betreft in de zin van de tussen bestuurster en Fatum gesloten verzekeringsovereenkomst wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen;
bepaalt dat [geïntimeerde], indien hij daartoe getuigen wil doen horen, deze kan voorbrengen op vrijdag 23 februari 2024 te 14.00 uur voor een nader aan te wijzen lid van het Hof, in het Kas di Korte te Curaçao;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en C.J.H.G. Bronzwaer,
leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 23 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.