ECLI:NL:OGHACMB:2024:286

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
AUA202000213 – AUA2021H000130
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake incasso vordering door JMA INTERNATIONAL ATTORNEYS & CONSULTANTS (ARUBA) N.V. tegen [geïntimeerde]

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van JMA INTERNATIONAL ATTORNEYS & CONSULTANTS (ARUBA) N.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. JMA heeft een vordering ingesteld tegen [geïntimeerde] op basis van een schuldbekentenis die door [geïntimeerde] is ondertekend. De vordering betreft een openstaande schuld van Afl. 30.000,- die niet is voldaan door [geïntimeerde] of [persoon 1]. JMA vordert in hoger beroep de vernietiging van het eerdere vonnis en toewijzing van haar vorderingen, inclusief proceskosten. Het Gerecht had de vordering afgewezen omdat het de schuldbekentenis als een borgstelling beschouwde en [geïntimeerde] zich had beroepen op wilsontbreken, wat door JMA onvoldoende was betwist. In hoger beroep heeft JMA de argumenten van [geïntimeerde] bestreden en gesteld dat hij volledig geïnformeerd was over zijn verplichtingen. Het Hof heeft geoordeeld dat er voldoende aannemelijk is dat een borgstelling tot stand is gekomen en heeft de vordering van JMA toegewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van Afl. 30.900,- vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 1 oktober 2024.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: AUA202000213 – AUA2021H000130
Uitspraak: 1 oktober 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
JMA INTERNATIONAL ATTORNEYS & CONSULTANTS (ARUBA) N.V., h.o.d.n.
James Martin & Associates,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
hierna te noemen: JMA,
gemachtigde: mr. G. de Hoogd,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats],
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 23 juni 2021 ingekomen akte van hoger beroep is JMA in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 12 mei 2021 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 29 juli 2021 ingekomen memorie van grieven heeft JMA twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in beide instanties.
1.3 [
[geïntimeerde] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag heeft de gemachtigde van JMA een pleitnota ingediend.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Feiten
2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1
JMA heeft aan [persoon 1] (juridische) diensten verleend.
2.1.2
Op 10 oktober 2014 heeft [geïntimeerde] een schriftelijk stuk ondertekend waarin onder meer het volgende is opgenomen:
‘SCHULDBEKENTENIS
(…)
a.
Het advocatenkantoor [JMA] heeft bij de advocaat [advocaat] juridische assistentie aan [persoon 1] voornoemd en haar partner mevrouw [persoon 2] verleend in de strafzaak bekend als zaak ‘CINCO’.
Er is tot op dit moment een openstaande schuld voor honorarium en kosten van Afl. 30.000.00 (zegge: DERTIGDUIZEND ARUBAANSE FLORIN), zoals nader gespecificeerd op de hierbij gevoegde bijlage (…)
De heer [geïntimeerde] komt overeen met de schuldeisers dat hij naast de heer [persoon 1]mede hoofdelijk aansprakelijk is voor de onder sustenu b bedoelde schuld.
(…)’
2.1.3
Het bedrag van Afl. 30.000,00 is door [persoon 1] noch [geïntimeerde] voldaan.
2.1.4
Op 17 januari 2018 heeft [persoon 3] namens JMA een e-mail aan [geïntimeerde] gestuurd met de volgende inhoud:
‘(…). We have come to an agreement for you to pay of the sum of AWG. 30,000.- regarding your ‘’schuldbekentenis’’ with Mr Zara & De Hoogd dated 14 October 2014. You will start paying 12 monthly payments of AWG. 1,000.- as per 30-01-2018 ending 30-12-2018. The remainder balance of AWG. 18,000.- will be due on 30-01-2019 in full. (…)’
Vorderingen
2.2
In deze rechtszaak vordert JMA op grond van het hiervoor (in 2.1.2) genoemde schriftelijk stuk de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan haar van Afl. 35.535 (hoofdsom Afl. 30.000,-, wettelijke rente Afl. 900,- en buitengerechtelijke kosten Afl. 4.635,-).
Beslissing van het Gerecht
2.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vordering afgewezen omdat
-samengevat- de schuldbekentenis naar haar inhoud een borgstelling is, [geïntimeerde] zich (bij conclusie van antwoord) heeft beroepen op een wilsontbreken hetgeen JMA (die niet heeft gerepliceerd) onvoldoende heeft betwist.
Verweer[geïntimeerde]
onvoldoende gemotiveerd
2.4
In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] als verweer tegen de vordering van JMA aangevoerd
-samengevat- dat hij is meegegaan met [persoon 1] naar JMA en dat JMA bereid was de strafzaak van [persoon 1] te behandelen als [geïntimeerde] als borg meetekende voor de betaling. [geïntimeerde] was naar zijn zeggen daardoor overvallen en stemde in zonder dat hij daarover goed kon nadenken waarbij JMA nog zou hebben meegedeeld dat het slechts een formaliteit betrof en dat alleen [persoon 1] aansprakelijk zou worden gehouden.
2.5
Bij memorie van grieven betwist JMA het door [geïntimeerde] aangevoerde. Zij stelt dat zij [geïntimeerde] naar behoren volledig heeft geïnformeerd, dat [geïntimeerde]de verplichtingen die hij op zich nam begreep en dat hij wist wat hij tekende. Hij deed dit geheel vrijwillig. Dat het slechts een formaliteit betrof en dat alleen [persoon 1] aansprakelijk zou worden gehouden zijn uitlatingen die van de kant van JMA nooit zijn gedaan, aldus JMA.
2.6 [
geïntimeerde] heeft hetgeen JMA in de memorie van grieven naar voren heeft gebracht in hoger beroep niet bestreden. In het licht van hetgeen JMA in hoger beroep naar voren heeft gebracht is het verweer van [geïntimeerde] tegen de vordering daarmee onvoldoende gemotiveerd. Het Hof gaat daarom daaraan voorbij.
Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat een borgstelling tot stand is gekomen tussen JMA en [geïntimeerde]op grond waarvan [geïntimeerde] is gehouden tot betaling van de hoofdsom van Afl. 30.000,- aan JMA, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
Buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar
2.7
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar. JMA heeft niet gesteld laat staan onderbouwd dat zij meer kosten heeft gemaakt dan de kosten waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit. De enkele e-mail (2.1.4) is daarvoor onvoldoende.
Slotsom
2.8
De conclusie is dat het bestreden vonnis wordt vernietigd, dat de vordering alsnog wordt toegewezen en dat [geïntimeerde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan JMA van Afl. 30.900,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure aan de kant van JMA gevallen en in eerste aanleg tot 12 mei 2021 begroot op Afl. 750,- aan griffierecht en Afl. 1.250,- aan salaris gemachtigde en in hoger beroep tot op heden begroot op Afl. 1.707,- aan verschotten en Afl. 4.000,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, C.J.H.G. Bronzwaer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 1 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.