ECLI:NL:OGHACMB:2024:277

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
H-165/23
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep doodslag met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 2 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba, was eerder veroordeeld tot dertien jaar gevangenisstraf voor doodslag. De benadeelde partij, M.W. Elma, was in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding en heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.

Tijdens de zitting op 11 november 2024 heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis van het Gerecht vroeg. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde, maar het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, met uitzondering van de op te leggen straf. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag door het slachtoffer met geweld te behandelen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. Het Hof heeft de straf verlaagd tot tien jaar gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Daarnaast heeft het Hof de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder slippers van het merk Adidas, die door de verdachte zijn gebruikt bij het delict. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

vonnis
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAcAO, SINT MAARTEN EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zaaknummer: H-165/23
Parketnummer: 300.00663/23 (P-2023/00663)
Uitspraak: 2 december 2024 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 3 november 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba (KIA).
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen over de in beslag genomen voorwerpen en de benadeelde partij , M.W. Elma, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering .
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij M.W. Elma is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat haar vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het Hof in Aruba op 11 november 2024.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. B.S. van Unnik, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. V.A.V. Carlo, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal
bevestigen.
Zaaknummer: H-165/23
Parketnummer: 300.00663/23 (P-2023/00663)
De raadsman heeft het Hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde en de verdachte hooguit te veroordelen voor een deel van het subsidiaire ten laste gelegde, te weten zware mishandeling met de dood tot gevolg.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de op te leggen straf en de motivering daarvan en met verbetering van gronden, zoals hierna weergegeven.
Verbetering van gronden
Het Hof constateert dat een passage in het door het Gerecht gebezigde bewijsmiddel 10. tegenstrijdig is met de inhoud van andere bewijsmiddelen en vervangt daarom het door het Gerecht gebezigde bewijsmiddel door het navolgende bewijsmiddel 10.
10. Deverklaring van de verdachte,op 13 oktober 2023 afgelegd tij dens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende:
Die bewuste nacht had [slachtoffer]
(het Hof begrijpt: het slachtoffer [slachtoffer])een portemonnee van iemand gestolen. Ik was toen samen met Quant
(het Hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 1])[slachtoffer] gaan zoeken. Ik zag [slachtoffer] in een woning
(het Hof begrijpt: de woning van de getuige [getuige 1])en was toen naar die woning gegaan. Ik had [slachtoffer] niet gesproken, maar had hem in die woning een vuistslag gegeven. Hij viel in de woning. Een vrouw die in de woning was
(het Hof begrijpt: de getuige [getuige 1])zei "niet hier binnen". Ik had [slachtoffer] toen opgetild en buiten op straat gegooid. [slachtoffer] lag op de grond. Ik sloeg [slachtoffer] twee of drie keer in zijn gezicht.
Oplegging van straf
Het Hof neemt de navolgende (cursief weergegeven) overwegingen van het Gerecht ten aanzien van de strafoplegging over.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder dat is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten door de rechter worden opgelegd.
Zaaknummer: H-165/23
Parketnummer: 300.00663/23 (P-2023/ 00663)
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. Hij heeft zich die nacht ongekend gewelddadig gedragen. Hij heeft het slachtoffer met kracht een vuistslag in het gezicht gegeven. Het slachtoffer viel toen bewusteloos op de grond. Hierna tilde de verdachte het slachtoffer op en gooide hem midden op straat. Daarna heeft hij het slachtoffer, die nog steeds bewusteloos was, nogmaals opgetild en op de grond gegooid. De verdachte is toen op de borstkas en buik van het slachtoffer gaan springen en heeft het slachtoffer tegen zijn hoofd geschopt. Het slachtoffer werd daarna bewusteloos en in een Alas bloed midden op straat achtergelaten. Ten gevolge van dit geweld is het slachtoffer in comateuze toestand in het ziekenhuis opgenomen met diverse aangezichts-, schedel-, en ribfracturen en pneumothorax en is daarna overleden. De verdachte heeft het slachtoffer hiermee zijn kostbaarste bezit, to weten het leven dat nog voor hem lag, ontnomen en de naasten en nabestaanden van het slachtoffer een groot en onherstelbaar verlies en veel verdriet toegebracht. De verdachte is geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter en welk feit zich op de openbare weg heeft afgespeeld.
Hoewel het Hof met het Gerecht van oordeel is dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, komt het Hof tot een lagere straf dan door het Gerecht is opgelegd. Ook het Hof heeft daarbij acht geslagen op de door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie geformuleerde orientatiepunten voor straftoemeting, waarin voor doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen 10 en 12 wordt jaar gegeven, maar ziet in de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, noch in de persoon van de verdachte strafverhogende factoren. Hoewel uit de strafkaart van de verdachte blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van mishandeling, is het Hof van oordeel dat, gelet op alle relevante omstandigheden, een gevangenisstraf van 10 jaren passend en geboden is.
In beslag genomen voorwerpen
Het Hof neemt tevens het navolgende (cursief weergegeven) oordeel van het Gerecht ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen over.
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De slippers zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De voorwerpen behoren immers toe aan de verdachte en het bewezenverklaarde is met behulp daarvan begaan. Het Gerecht zal daarom de verbeurverklaring gelasten.
Zaaknummer: H-165/23
Parketnummer: 300.00663/23 (P-2023/00663) 4
Toepasselijke wettelijk voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:62, 1:67 en 1:68 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSINGHet Hof:

vernietigt het vonnis van 3 november 2023 van het Gerecht ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een paar witte slippers van het merk Adidas;
bevestigt het vonnis van 3 november 2023 van het Gerecht voor het overige, met inachtneming van de verbetering van gronden zoals hiervoor overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, F.V.L.M. Wannyn eri M.L.A. Angela, leden van het Hof, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer, (zittings)griffier, en vervolgens op 2 december 2024 uitgesproken in tegenwoordig-heid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.