Uitspraak
Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Oordeel van het Gerecht
5.Beoordeling van het hoger beroep
6.Griffierecht en proceskosten
7.Beslissing
;
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarbij de Inspecteur een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 ambtshalve heeft vastgesteld. De belanghebbende, die stelt dat hij in 2015 geen belastbare inkomsten heeft genoten, heeft de aanslag betwist. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de redelijke verdeling van de bewijslast met zich meebrengt dat de belanghebbende moet aantonen dat hij op andere wijze in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Tijdens de zitting heeft de belanghebbende bewijsstukken overgelegd, waaronder een vermogensopstelling en specificaties van bankrekeningen, waaruit blijkt dat hij in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien door opbrengsten van de verkoop van onroerend goed. Het Hof heeft geoordeeld dat de belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat hij met deze opbrengsten in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Het Hof heeft de aanslag verminderd naar het belastbaar inkomen dat de belanghebbende in zijn aangifte heeft aangegeven, en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak van het Gerecht is vernietigd, behoudens de beslissingen inzake de proceskosten en het griffierecht.