ECLI:NL:OGHACMB:2024:209

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
CUR2022H00277
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tekortkoming in nakoming koopovereenkomst door overmacht tijdens lockdown

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, die een appartement in Jan Thiel hebben gekocht van [geïntimeerde] Makelaars Curaçao B.V. De koopovereenkomst werd op 24 maart 2021 ondertekend, maar de levering op 21 april 2021 kon niet plaatsvinden vanwege een lockdown die door de overheid van Curaçao was afgekondigd in verband met de COVID-19 pandemie. Appellanten hebben de overeenkomst later buitengerechtelijk ontbonden, maar [geïntimeerde] heeft betoogd dat de lockdown als overmacht geldt en dat zij niet tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. Het Hof heeft geoordeeld dat de lockdown niet als een tekortkoming aan de zijde van [geïntimeerde] kan worden aangemerkt, omdat zij afhankelijk waren van de notaris voor de levering. Het Hof heeft de vordering van [geïntimeerde] tot schadevergoeding toegewezen, omdat appellanten in verzuim waren door niet te leveren. Het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt appellanten in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Vonnis in de zaak:

1.[appellant 1],

2. [appellant 2],
beiden wonende in Maassluis, Nederland,
hierna te noemen: [appellanten],
oorspronkelijk gedaagden in conventie en eisers in reconventie, thans appellanten,
gemachtigden: mr. T. Aardenburg en (uit Nederland) mr. J.A.M. van de Sande,
tegen
de besloten vennootschap
[naam] MAKELAARS CURAÇAO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
eiseres in conventie en gedaagde in reconventie, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.W. Wesselingh.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in het vonnis in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar het tussen partijen op 12 september 2022 uitgesproken vonnis. De inhoud van dat vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[appellanten] zijn bij akte van appel op 17 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 28 november 2022 ingekomen memorie van grieven, met producties, hebben [appellanten] vijf grieven aangevoerd en toegelicht. [appellanten] concluderen dat het Hof het bestreden vonnis vernietigt, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijst en de vorderingen van [appellanten] in reconventie alsnog toewijst, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, alles uitvoerbaar bij voorraad.
1.3. [
[geïntimeerde] heeft in een memorie van antwoord, ingekomen op 16 januari 2023, met productie, het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellanten] in de kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de kosten niet veertien dagen na het vonnis of de betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
1.4.
Op 25 juni 2024 heeft een mondeling pleidooi plaatsgevonden. Verschenen zijn het echtpaar [appellanten], vergezeld van hun gemachtigden, en voor [geïntimeerde] is verschenen [geïntimeerde], bestuurder, vergezeld van de gemachtigde. De gemachtigden hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.5.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Het Gerecht heeft de volgende feiten vastgesteld:
In conventie en reconventie
2.1. [
appellanten] is eigenaar van een appartement in het appartementencomplex genaamd "[naam]" te Jan Thiel (hiema: het appartement). [geïntimeerde] is een makelaarskantoor dat bemiddelt bij de totstandkoming van koopovereenkomsten van onroerend goed.
2.2.
Op 10 maart 2021 heeft [geïntimeerde] een concept koopovereenkomst betreffende het appartement naar [appellanten] gemaild.
2.3. [
geïntimeerde] heeft in een e-mail bericht van 23 maart 2021, voor zover hier van belang, het volgende aan [appellanten] medegedeeld:
“(…) En graag jullie beiden de koopovereenkomst per bladzijd paraferen en aan het slot twee handtekeningen plaatsen.
Graag daarna alles per email naar mij.
Het eiland gaat vanmiddag enkele weken in lock down, inclusief de notarissen natuurlijk.
Mocht ik alles vandaag nog aan de notaris kunnen aanleveren dan halen we misschien 21 april aanstaande als overdrachtsdatum nog.
We gaan kijken."
2.4
Bij e-mail van 24 maart heeft [appellanten], voor zover hier van belang, het volgende aan [geïntimeerde] bericht:
”1k heb een aantal opmerkingen:
Waarom zijn jullie de "kopers” en Benthum Beheer de verhuurder?
(...) De bedoeling is dat het overdracht 21 april 2021 gaat plaatsvinden maar ik zie het niet terug in het koopcontract, geen datum."
2.5.
Op het vorenstaande bericht van [appellanten] heeft [geïntimeerde] per e-mailbericht van dezelfde dag, voor zover hier van belang, als volgt op de opmerkingen gereageerd:
”(...) Jullie tekenen een A-B akte. [appellanten]-[geïntimeerde]. De nieuwe eigenaar (Benthum) tekent een B-C akte. [geïntimeerde]-Benthum. Bij de notaris worden de A-B en B-C samengevoegd tot een A-B-C akte. [appellanten]-[geïntimeerde]-Benthum. Daar is voor gekozen omdat wij de koper met € 5.000 uit onze marge moesten compenseren. Op deze wijze is er geen BTW voor ons. Dan is het beter te doen.
(...) Jawel, staat in Artikel 4: 21 april 2021. Ga nu wel tekenen want anders halen we het allemaal niet meer."
2.6
Op 24 maart 2021 hebben [appellanten] als "verkoper” en [geïntimeerde] als "koper" de door [geïntimeerde] opgestuurde koopovereenkomst ondertekend (hierna: de koopovereenkomst). In de koopovereenkomst zijn partijen, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
”Optie A: Eigendom
Verkoper verkoopt aan koper, die dan van verkoper koopt:
A.
het appartementsrecht, bestaande uit het vijftig/zeshonderd zeven en twintigste 50/627 aandeel in het appartementencomplex genaamd[naam], welk complex omvat een drietal appartementen gebouwen met separaat een rij van 12 garageboxen, een zwembad, ondergrond en erf (onder andere tuin en weg), en verder toebehoren welke percelen omschreven zijn in de meetbrieven [kadastrale gegevens] van 10 juni 2008 ter grootte van 638 m2 en nummer [kadastrale gegevens] van 7 september 2007, ter grootte van 5.509 m2, welk appartementsrecht is aangeduid metappartementsindex 12, complexaanduiding[kadastrale gegevens], welk appartementsrecht de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van de waning op de eerste verdieping grond en een garage op de begane grond, beide op de splitsingstekening aangeduid met12:
B.
het appartementsrecht, bestaande uit het drie/zeshonderd zeven en twintigste (3/627) aandeel in het hiervoor omschreven appartementencomplex[naam], welk appartementsrecht is aangeduid met appartementsindex20, complexaanduiding[kadastrale gegevens], welk appartementsrecht de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van de kelder in het souterrain, op de splitsingsakte aangeduid met 20:
C.
het één/éénhonderd éénentwintigste (1/121) onverdeeld aandeel in twee percelen grond te "Jan Thiel Alias Damasco", ter grootte van elf duizend tweehonderd acht vierkante meter (11.208m2) en eenhonderd zeven en vijftig vierkante meter (157m2), nader omschreven in meetbrieven nummers [kadastrale gegevens] van 10 september 2007, op welke percelen grond de wegen, waterzuiveringsinstallaties, transformatorhuisje, zwembad met terras, gazebo's, speelterrein, de hoofdwegen, de voetpaden, de groenvoorzieningen, de parkeervoorzieningen in de bermen, waterzuiveringsinstallaties, de riolering en overige gemeenschappelijke voorzieningen zijn aangelegd, welk perceel grond en de gemelde voorzieningen hierna ook warden genoemd "de mandelige zaken";
hierna te noemen: "de onroerende zaak":. Tegen een koopsom vanEUR 550.000,-- zegge; vijfhonderd-vijftig-duizend euromet inbegrip van de zaken zoals omschreven in de bij deze koopovereenkomst behorende lijst. De in de koopsom opgenomen roerende zaken warden door partijen gewaardeerd opEUR 20.000,--, zegge: twintig-duizend-euro
(…)Artikel 4 Eigendomsoverdracht
De akte van levering zal gepasseerd worden op 21 april 2021 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van notaris Mr. Igor W.R. Naaldijk van notariskantoor Naaldijk, gevestigd aan de Kaya WFG Jombi Mensing 32 Willemstad Curaçao
(...)
(...)Artike1 11 Ingebrekestelling. Ontbinding.
11.1.
Indien één van de partijen, na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van een of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2.
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande schriftelijke ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijke opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.(...)"
2.7.
Eveneens op 24 maart 2021 heeft [geïntimeerde] het appartement doorverkocht aan een derde te weten M.A.J. Benthum Beheer B.V. (hiema: Benthum) voor de prijs van EUR 580.000,- waaronder begrepen de meeverkochte roerende zaken ter waarde van EUR 20.000,-. De datum van levering was eveneens gesteld op 21 april 2021 (of zoveel eerder of later als partijen dat overeen zouden komen).
2.8.
De overheid van Curaçao heeft op 24 maart 2021 een algehele "lockdown" afgekondigd in verband met een uitbraak van het Coronavirus. Als gevolg hiervan waren alle notariskantoren en overheidsinstanties gesloten.
2.9.
De akten van levering van het appartement zijn niet op 21 april 2021 gepasseerd.
2.10.
Bij e-mailbericht van 5 mei 2021 heeft de gemachtigde van [appellanten] [geïntimeerde] gesommeerd om binnen acht dagen alsnog te voldoen aan haar verplichtingen uit de koopovereenkomst.
2.11.
Bij e-mailbericht van 7 mei 2021 heeft de notaris, voor zover hier van belang, het volgende aan de gemachtigde van [appellanten] medegedeeld:
”Ik wijs u er echter op dat er m.i.v. 24 maart jl. een algehele lockdown voor Curaçao [w]as afgekondigd zulks in verband met de meest recente Coronavirus uitbraak. Dat er niet aan de leveringsdatum van 21 april voldaan kon worden is duidelijk te wijten aan overmacht. Onze beroepsgroep heeft zo'n kleine twee weken geleden zodanig ontheffing verkregen dat voor zaken van (let op) vitaal (!) belang de notaris diens inzicht en gezien de aard en urgentie van ieder individueel geval onder bijzondere omstandigheden toch diensten mag leveren. Partijen in kwestie kwalificeren geheel niet aan deze criteria. Mijn vriendelijk verzoek aan partijen is dat zij in middellijk onderling overleg en in samenspraak met de notaris een nieuwe leveringsdatum prikken om i.p. naar toe te werken. Het zij gezegd dat de lockdown op Curaçao voorlopig tot 17 mei a.s. voortduurt en dat de overheidsdiensten die in verband met deze overdracht door de notaris geraadpleegd en ingeschakeld moeten worden (zoals onder meer de belastingdienst en het kadaster) dicht of zogezegd nagenoeg op slot zijn."
2.12.
Bij e-mailbericht van 9 mei 2021 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] gereageerd op het e-mailbericht van de gemachtigde van [appellanten] van 5 mei 2021. Daarin heeft ze hem, voor zover van belang, als volgt medegedeeld:
”Het is uw cliënten de heer [appellant] en mevrouw [appellant], wellicht niet ontgaan dat op 21 april 2021 op Curaçao een "lock-down" van kracht was, ten gevolge waarvan de notaris niet in staat was om de leveringsakte inzake [naam] te passeren op de daartoe door partijen overeengekomen leveringsdatum.
Het is mij daarom niet duidelijk waarom u meent dat [naam] niet voldaan heeft aan haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst met uw cliënten. [naam] wenst ook graag dat de leveringsakte zo spoedig mogelijk wordt verleden, maar zij is - net als uw cliënten - afhankelijk van de notaris, die op zijn beurt weer afhankelijk is van instellingen zoals het kadaster en de belastingdienst.
In het licht van het bovenstaande, wijs ik namens [naam] elke aansprakelijkheid van de hand. Het ligt voor de hand dat partijen de notaris gezamenlijk trachten te bewegen de levering zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden. (...)"
2.13.
Bij e-mailbericht van 30 mei 2021 heeft de gemachtigde van [appellanten] [geïntimeerde] medegedeeld dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden.
2.14.
Bij e-mailbericht van 31 mei 2021 heeft de notaris de concept transportakte en de afrekening aan [appellanten] verstuurd en tevens medegedeeld dat als passeerdatum dinsdag 8 juni 2021 is ingepland.
2.15.
De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft de gemachtigde van [appellanten] bij e-mailbericht van 1 juni 2021 bericht dat er geen sprake was van tekortkoming van de zijde van haar cliënte en dat de koopovereenkomst daarom niet ontbonden kon worden. Verder heeft zij [appellanten] gehouden aan de levering van het appartement op 8 juni 2021. Voorts heeft zij [appellanten] bij voorbaat aansprakelijk gesteld voor alle schade die [geïntimeerde] zal lijden in het geval [appellanten] niet zou meewerken aan de levering.
2.16.
De gemachtigde van [appellanten] heeft bij e-mailbericht van 2 juni 2021, voor zover hier van belang, als volgt hierop gereageerd:
”Dank voor uw brief van 1 juni 2021, doch u cliënte miskent dat wel degelijk sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen door uw cliënte. Uw cliënte heeft geen enkele activiteit ontplooid om het ertoe te leiden dat de overdracht plaats zal vinden. Het betoog omtrent de gevolgen van de "lock down" mist grondslag.(...)
Wat daarvan ook allemaal zij; uw cliënte miskent het feit dat een ontbinding geen 'toerekenbare' tekortkoming vereist. Iedere tekortkoming in de nakoming is voldoende om de overeenkomst te ontbinden."
2.17.
Bij e-mailbericht van 8 juni 2021 heeft de gemachtigde van [appellanten] aan de gemachtigde van [geïntimeerde], voor zover hier van belang, als volgt bericht:
”De overeenkomst is ontbonden. Uw stelling dat er geen sprake is van een tekortkoming mist grondslag. Hoe ziet u immers de in de koopovereenkomst opgenomen leveringsdatum, een fatale termijn, en de sommatie tot nakoming.
Laten we deze zinloze discussie maar beëindigen. Het is zoals het is."
2.18. [
appellanten] is op 8 juni 2021 niet bij de notaris verschenen voor het passeren van de leveringsakte.
2.19.
Bij e-mailbericht van 11 juni 2021 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] het volgende aan de gemachtigde van [appellanten] bericht:
”Op 8 juni jl. zou de overdracht plaatsvinden van het appartement, gelegen te [adres] Willemstad Curaçao, door uw cliënten aan [geïntimeerde] Makelaars Curaçao B.V. (naam), uit hoofde van de koopovereenkomst toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst van 24 maart 2021 tussen partijen.
Uw cliënten hebben evenwel nagelaten om mee te werken aan de levering. U hebt namens hen ook aangegeven dat zij niet aan hun leveringsverplichting zullen voldoen. Uw cliënten zijn daarmee reeds in verzuim. Desalniettemin sommeer ik uw cliënten hierbij namens [naam] om binnen 8 dagen alsnog aan hun leveringsverplichting te voldoen.
Bij het uitblijven van medewerking aan de levering. Zal [naam] alle schade die zij daardoor lijdt op uw cliënten verhalen. [naam] kan door het niet nakomen van de leveringsverplichting door uw cliënten inmiddels zelf niet aan haar verplichtingen ten aanzien van een derde voldoen en de schade wordt op dit moment geschat op EUR 100.000,-.”
2.20.
Op 19 juni 2021 heeft Benthum [geïntimeerde] in gebreke gesteld voor het niet nakomen van zijn verplichting tot levering van het appartement en aansprakelijk gesteld voor het betalen van de bedongen boete van 10% van de koopprijs, te weten EUR 58.000,-.
2.21.
Op 21 juni 2021 heeft [geïntimeerde] conservatoir leveringsbeslag laten leggen op het appartement.
2.22.
Per brief van 2 juli 2021 heeft de gemachtigde van Benthum [geïntimeerde] medegedeeld dat de koopovereenkomst reeds is ontbonden, althans dat [geïntimeerde] nogmaals in gebreke zal worden gesteld voor het geval de overeenkomst niet reeds is ontbonden en dat Benthum aanspraak maakt op schadevergoeding ten bedrage van EUR 60.230,45.
2.23.
Bij e-mailbericht van 27 juli 2021 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] de koopovereenkomst met [appellanten] buitengerechtelijk ontbonden.
2.24.
Bij e-mailbericht van 24 september 2021 heeft de gemachtigde van [appellanten] aan [geïntimeerde] medegedeeld dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als goed opdrachtnemer en als koper waardoor [appellanten], overeenkomstig artikel 11.2 van de koopovereenkomst, aanspraak maakt op de opeisbare boete van 10% van de koopsom, zijnde EUR 55.000,-.
2.2.
Het Gerecht heeft [geïntimeerde]s vordering tot schadevergoeding toegewezen. Het overwoog onder meer:
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Curaçaose overheid op 24 maart 2021 een algehele lockdown heeft afgekondigd met als gevolg dat het onmogelijk was om op de door partijen overeengekomen overdrachtsdatum de leveringsakte bij de notaris te passeren. Anders dan [appellanten] heeft betoogd is het gerecht van oordeel dat, aangezien [geïntimeerde] afhankelijk was van de notaris voor het passeren van de leveringsakte, niet geoordeeld kan worden dat [geïntimeerde] op 21 april 2021 tekort is geschoten in zijn verplichting tot afname van het appartement. Dit te meer nu uit de overgelegde correspondentie blijkt dat [geïntimeerde] [appellanten] voor het ondertekenen van de koopovereenkomst op de door de Curacaose overheid afgekondigde lockdown heeft gewezen. [appellanten], die de overeenkomst op 24 maart 2021 heeft ondertekend diende er dan ook rekening mee te houden dat, althans kon voorzien, dat er een mogelijkheid bestond dat op 21 april 2021 er nog altijd sprake zou zijn van een algehele lockdown waardoor de akte van levering mogelijk niet zou kunnen worden gepasseerd. Het gerecht stelt voorts vast dat [appellanten] het appartement daarna in het geheel niet heeft geleverd, en dat ook niet is gesteld of gebleken dat [appellanten] geprobeerd heeft om op de door de notaris voorgestelde datum te leveren of met de notaris een andere leveringsdatum af te spreken. Ook niet nadat [geïntimeerde] [appellanten] bij e-mailbericht van 9 mei 2021 heeft verzocht om samen de notaris te benaderen om de levering zo snel mogelijk te laten geschieden. Geconstateerd moet worden dat [appellanten]: heeft volstaan met louter stilzitten. Naar het oordeel van het gerecht brengt het vaststaande gegeven dat [appellanten] in het geheel niet, ook niet op de, nieuwe door de notaris vastgestelde leveringsdatum of na aanmaning van [geïntimeerde], over is gegaan tot levering van het appartement met zich mee dat [appellanten] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst.
2.3.
Hiertegen richt zich grief I van [appellanten]
2.4.
Artikel 6:265 lid 1 BW luidt:
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
2.5.
Het begrip ‘tekortkoming’ omvat zowel het toerekenbaar als het niet-toerekenbaar tekortschieten in de nakoming (kortheidshalve: wanprestatie respectievelijk overmacht). Ontbinding is dus in beide gevallen mogelijk. De lockdown geldt als overmacht, maar staat in beginsel niet aan ontbinding door [appellanten] in de weg.
2.6.
De vraag is echter of in casu er een ‘tekortkoming’ is aan de zijde van [geïntimeerde]. Als [geïntimeerde] zich met vrucht op een opschortingsrecht beroept, is er geen tekortkoming.
2.7.
Artikel 7:1 BW luidt:
Koop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen.
En artikel 7:26 BW:
1. De koper is verplicht de prijs te betalen.
2. De betaling moet geschieden ten tijde en ter plaatse van de aflevering. Bij een consumentenkoop kan de koper tot vooruitbetaling van ten hoogste de helft van de koopprijs worden verplicht.
3. Is voor de eigendomsoverdracht een notariële akte vereist, gevolgd door inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers, dan moet het verschuldigde ten tijde van de ondertekening van de akte ten minste uit de macht van de koper zijn gebracht en behoeft het pas na de inschrijving in de macht van de verkoper te worden gebracht.
4. Bij de koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan, kan, onverminderd artikel 8 juncto artikel 767, de koper die een natuurlijk persoon is en niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, niet worden verplicht tot vooruitbetaling van de koopprijs, behoudens dat kan worden bedongen dat hij ter verzekering van de nakoming van zijn verplichtingen een bedrag dat niet hoger is dan 10% van de koopprijs, in depot stort bij een hier te lande gevestigde notaris dan wel voor dit bedrag vervangende zekerheid stelt. Van de eerste volzin kan niet ten nadele van de koper worden afgeweken. Het teveel betaalde geldt als onverschuldigd betaald.
5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de koop van deelnemings- of lidmaatschapsrechten die recht geven op het gebruik van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan.
6. Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing op een koop van rechten van gebruik in deeltijd als bedoeld in artikel 48a, onder a.
2.8.
Uit artikel 7:26 lid 2, eerste volzin, blijkt dat het hier gaat om ‘gelijk oversteken’. In zo’n geval hangt het ervan af bij welke partij de nakoming van de koopovereenkomst ‘het eerst hokt’, het eerst blijft steken. Zie over de figuur ‘het eerst hokt’, die stamt uit de Nederlandse wetsgeschiedenis: HR 11 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7195, rov. 3.5.2.
2.9.
Naar het oordeel van het Hof ‘hokte’ de nakoming het eerst bij [appellanten] Door de lockdown konden zij niet leveren op 21 april 2021. De lockdown was op zichzelf voor [geïntimeerde] geen belemmering om te betalen. Dat [geïntimeerde] niet kon betalen staat geenszins vast.
2.10.
Volgens [appellanten] hokten de nakomingen gelijktijdig, wat ertoe zou leiden dat beide partijen kunnen ontbinden. [appellanten] beroepen zich erop dat [geïntimeerde] op 21 april 2021 niet kon afnemen. De wet kent voor de koper slechts één hoofdverplichting: die tot het betalen van de koopprijs (artikel 7:26 BW lid 1 BW). Zoals overwogen, staat niet vast dat [geïntimeerde] niet kon betalen. Van een plicht tot inontvangstneming wordt in de wet niet gerept. Daaruit kan als wettelijk uitgangspunt worden afgeleid dat de koper niet een met de betalingsverplichting vergelijkbare ontvangstplicht heeft.
2.11.
Voor de koop van onroerende zaken kan echter worden betoogd dat de koper in het algemeen wél een verplichting heeft de zaak af te nemen doordat aan de eigendom van een onroerende zaak e.a. belangrijke periodiek weerkerende lasten verbonden zijn (onroerendezaakbelasting, erfpachtscanon, enz.), waardoor ook een verkoper die de koopsom al ontving gebaat kan zijn bij een correcte afname. Deze verplichting tot afname heeft echter een ander gewicht dan de verplichting van de verkoper om te leveren. In elk geval blijft het Hof bij zijn oordeel dat in casu de nakoming het eerst bleef steken bij [appellanten]
2.12. [
[geïntimeerde] kon daarom zijn verplichting tot betaling en die tot afname opschorten. Het Hof leest in zijn stellingen een beroep op een opschortingsrecht. Als een partij bevoegdelijk opschort, pleegt zij geen tekortkoming, zodat de ander de overeenkomst niet kan ontbinden (artikel 6:265 BW) en geen schadevergoeding kan vorderen (artikel 6:74 BW).
2.13.
Doordat de ontbinding door [appellanten] geen gevolg heeft, bleven zij verplicht tot levering. Zij hebben echter na de lockdown geweigerd te leveren, hetgeen wanprestatie oplevert die tot schadevergoeding verplicht.
2.14.
Grief I faalt derhalve.
2.15.
Wat betreft de hoogte van de schade heeft het Gerecht overwogen:
4.9.
Het betoog dat de schade op grond van eigen schuld voor rekening van [geïntimeerde] dient te blijven, omdat [geïntimeerde] eenzijdig de (tweede)koopovereenkomst heeft ontbonden, wordt door het gerecht verworpen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de koopovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Benthum, omdat [geïntimeerde] niet aan zijn leveringsverplichting had voldaan, bij brief van 2 juli 2021 door Benthum buitengerechtelijk is ontbonden. Ook het betoog dat er geen sprake is van schade zal door het gerecht worden gepasseerd. Los van het feit dat [geïntimeerde] desgevraagd ter zitting heeft verklaard de boete aan Benthum reeds te hebben betaald staat tussen partijen vast dat Benthum uit hoofde van de tussen partijen overeengekomen boetebeding een vordering heeft op [geïntimeerde]. Uit de overgelegde stukken is niet gebleken en door partijen is niet gesteld dat Benthum van het incasseren daarvan heeft afgezien. Ten slotte merkt het gerecht op dat de door [geïntimeerde] gevorderde schadevergoeding niet de betaling van de tussen partijen overeengekomen boete betreft, zodat - anders dan [appellanten] meent - artikel 6:94 BW (matiging van de bedongen boete) toepassing mist. Het voorgaande brengt met zich mee dat de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van schadevergoeding door het gerecht zal worden toegewezen.
2.16.
In hoger beroep heeft [geïntimeerde] een bewijsstuk overgelegd betreffende zijn betaling aan Benthum. [appellanten] zijn verplicht [geïntimeerde] deze schade te vergoeden. Ook tegen de hoogte van de buitengerechtelijke kosten heeft het Hof geen bedenkingen. De grieven II en III falen.
2.17.
Dat [geïntimeerde] de boete niet hoefde te betalen is niet in de grieven aan de orde gesteld. Het Hof ziet geen aanleiding buiten de grieven om recht te doen.
2.18.
Grief IV betreft de reconventionele vordering van [appellanten] Zij vorderen veroordeling van [geïntimeerde] om aan [appellanten] te betalen het bedrag van NAf 55.000,- ter zake van de verbeurde contractuele boete en een bedrag van NAf 1.325,- ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten.
2.19.
Deze vordering moet worden afgewezen, omdat geen sprake is van een tekortkoming; zie rov. 2.12.
2.20.
De bevoegdheid tot koop van [geïntimeerde] (artikel 7:416 BW:
Selbsteintritt) is niet door de grieven aan de orde gesteld. Dit is door de gemachtigde van [appellanten] uitdrukkelijk beaamd ter zitting. Overigens heeft mevrouw [appellant] ter zitting verklaard dat het echtpaar EURO 550.000,- wenste te krijgen als verkoopprijs en dat de rest voor [geïntimeerde] was. [geïntimeerde] heeft zich naar eigen zeggen daartegen verzet – omdat hij het gebruikelijke courtagebeding wilde – maar is uiteindelijk gezwicht.
2.21.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis moet worden bevestigd. [appellanten] moeten de kosten van het hoger beroep dragen.

3.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op NAf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 518,19 aan verschotten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling van de kosten niet veertien dagen na de dag van het vonnis heeft plaatsgevonden.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, E.M. van der Bunt en E.W.A. Vonk, leden van het Hof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2024 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.