ECLI:NL:OGHACMB:2024:203

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
SXM2013H00024
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een huwelijksgemeenschap na echtscheiding met betrekking tot onroerende zaken en huurinkomsten

In deze zaak gaat het om de verdeling van een huwelijksgemeenschap na een echtscheiding die in 2005 is uitgesproken. De man en zijn tweede echtgenote hebben het eerder uitgesproken verdelingsvonnis uit 2006 niet gerespecteerd, wat heeft geleid tot juridische geschillen. De betrokken partijen zijn de man, de vrouw en de tweede echtgenote, allen wonende in Sint Maarten. De man en de tweede echtgenote hebben in hoger beroep beroep aangetekend tegen eerdere vonnissen van het Gerecht in Sint Maarten, waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld. De procedure omvatte meerdere zaken, waarbij de man en de tweede echtgenote vorderingen hebben ingesteld tegen de vrouw, die in reconventie ook vorderingen heeft ingesteld. De rechtszaak heeft geleid tot een mondelinge behandeling op 21 augustus 2024, waarbij alle partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Hof heeft geoordeeld dat de grieven van de man en de tweede echtgenote falen, omdat zij het gezag van gewijsde van het verdelingsvonnis niet hebben gerespecteerd. Het Hof bevestigt de eerdere vonnissen en legt de proceskosten ten laste van de man.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: SXM201200055 - SXM2013H00024
SXM202200342 - SXM2022H00175
SXM202200342 - SXM2023H00167
Uitspraak: 23 oktober 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaken van:
zaaknummers SXM201200055 - SXM2013H00024
[DE MAN],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde en opposant in conventie, eiser in reconventie,
thans appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
gemachtigden: E.I. Maduro en mr. V.C. Choennie,
tegen
[DE VROUW],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg eiseres en geopposeerde in conventie, verweerster in reconventie,
thans geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. E.E.S. Moenir-Alam,
en van:
zaaknummers SXM202200342 - SXM2022H00175

1.[DE MAN],

2. [DE TWEEDE ECHTGENOTE],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg eisers in conventie,
thans appellanten,
gemachtigden: E.I. Maduro en mr. V.C. Choennie,
tegen
[DE VROUW],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde in conventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.E.S. Moenir-Alam,
en van:
zaaknummers SXM202200342 - SXM2023H00167

1.[DE MAN],

2. [DE TWEEDE ECHTGENOTE],

wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg eisers in conventie, verweerders in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigden: E.I. Maduro en mr. V.C. Choennie,
tegen
[DE VROUW],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.E.S. Moenir-Alam.
Partijen worden hierna [de man], [de vrouw] en [de tweede echtgenote] genoemd.
1.
De zaken in het kort
Deze zaken betreffen de verdeling van een huwelijksgemeenschap na echtscheiding. De echtscheiding is reeds in 2005 uitgesproken. In 2006 heeft het Gerecht bij vonnis op tegenspraak de wijze bepaald waarop de huwelijksgemeenschap moet worden verdeeld. Dat vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
De zaken die nu aan de orde zijn, hebben betrekking op problemen die zijn ontstaan in verband met de uitvoering van het vonnis uit 2006.
2.
Het (verdere) verloop van de procedure
zaaknummers SXM201200055 - SXM2013H00024
2.1
Voor het verloop van de procedure in hoger beroep tot aan het vonnis van 23 april 2024 verwijst het Hof naar dat vonnis. Bij dat vonnis heeft het Hof een mondelinge behandeling bevolen en de gemachtigden verzocht zich vooraf bij e-mail uit te laten.
zaaknummers SXM202200342 - SXM2022H00175
2.2
Bij op 20 december 2022 ingekomen akte van appel zijn [de man] en [de tweede echtgenote] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 15 november 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht).
2.3
Bij op 27 januari 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, hebben [de man] en [de tweede echtgenote] zes grieven aangevoerd en toegelicht tegen het vonnis, voor zover in conventie gewezen. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis, voor zover in conventie gewezen, zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, hun vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [de vrouw] in de proceskosten in beide instanties.
2.4
Bij op 31 maart 2023 ingekomen memorie van antwoord, met producties, heeft [de vrouw] de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [de man], [de tweede echtgenote] en gemachtigde Maduro in de werkelijke kosten van het geding.
zaaknummers SXM202200342- SXM2023H00167
2.5
Bij op 13 oktober 2023 ingekomen akte van appel zijn [de man] en [de tweede echtgenote] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 3 oktober 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht, voor zover in reconventie gewezen.
2.6
Bij op 24 november 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, hebben [de man] en [de tweede echtgenote] dertien grieven tegen het vonnis van 3 oktober 2023 en het daaraan voorafgegane vonnis van 15 november 2022 (voor zover in reconventie gewezen) aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis van 3 oktober 2023 zal vernietigen en de vorderingen van [de vrouw] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [de vrouw], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in beide instanties.
2.7 [
[de vrouw] heeft in de zaak met zaaknummers SXM202200342- SXM2023H00167 geen memorie van antwoord ingediend.
in alle zaken
2.8
Naar aanleiding van het vonnis van het Hof van 23 april 2024 heeft mr. Moenir-Alam zich uitgelaten bij e-mail van 6 mei 2024 en Maduro bij brief van 7 mei 2024 (verstuurd per e-mail), met bijlage. De mondelinge behandeling van alle zaken heeft plaatsgehad op 21 augustus 2024. Vóór de mondelinge behandeling heeft gemachtigde Maduro producties 1 tot en met 8 toegezonden en heeft [de vrouw] producties a tot en met y toegezonden. Bij de mondelinge behandeling zijn [de man], [de tweede echtgenote] en [de vrouw] verschenen, met hun gemachtigden. De gemachtigden Maduro en mr. Moenir-Alam hebben de standpunten van hun cliënten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, waarvan zij exemplaren hebben overgelegd. Na verdere uitwisseling van standpunten en beantwoording van vragen van het Hof is vonnis in alle zaken bepaald op vandaag.
3.
De beoordeling
Feiten
in alle zaken
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
Op 11 juli 1991 zijn partijen in Sint Maarten in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren.
3.1.2
Bij beschikking van 16 mei 2005 heeft het Gerecht de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Op 8 juni 2005 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.1.3
Bij op tegenspraak gewezen vonnis van 21 november 2006, zaaknummer AR 62/2006, (hierna: het verdelingsvonnis) dat in kracht van gewijsde is gegaan, heeft het Gerecht bepaald hoe de huwelijksgemeenschap moet worden verdeeld. Namelijk door toescheiding aan [de vrouw] van, verkort weergegeven:
a. een onroerende zaak aan [adres 1] (meetbrief [adres 1]);
b. zes appartementen aan [adres 2];
c. een onroerende zaak groot 12.597 [adres 3] te Dominica;
d. een Toyota dumptruck (kiepauto);
e. de helft van banksaldi,
en door toescheiding aan [de man] van, verkort weergegeven:
f. een woonhuis en negen appartementen aan [adres 4];
g. een onroerende zaak groot 2.974 vierkante voet en een onroerende zaak groot 1.806 vierkante voet, beide gelegen [adres 3] te Dominica;
h. een Mack dumptruck;
i. de helft van banksaldi.
3.1.4
Het verdelingsvonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
3.1.5
In 2008 is [de man] getrouwd met [de tweede echtgenote].
3.1.6
Bij beschikking van 12 januari 2009, zaaknummer EJ 119/2008, heeft het Gerecht een verzoek van [de vrouw] om toekenning van partneralimentatie afgewezen. Bij beschikking van 19 juni 2009, zaaknummer H 28/2009, heeft het Hof de alimentatiebeschikking van het Gerecht van 12 januari 2009 bevestigd. Hierbij heeft het Hof overwogen dat de huwelijksgemeenschap bij vonnis van 21 november 2006 is verdeeld. Ook heeft het Hof overwogen dat als de verdeling wordt geëffectueerd, dit naar het zich laat aanzien tot gevolg zal hebben dat [de vrouw] geen behoefte (meer) zal hebben aan partneralimentatie.
3.1.7
Bij akte van 8 oktober 2021, ingeschreven op 12 oktober 2021, verleden voor notaris mr. M.F. Mingo, is bij wijze van gedeeltelijke verdeling het perceel, aangeduid in meetbrief [adres 1], toebedeeld en overgedragen aan [de vrouw]. [de vrouw] was daarbij aanwezig. [de man] werd uit kracht van een hierna te noemen verstekvonnis van 26 januari 2010 vertegenwoordigd door een deurwaarder.
3.1.8
Op het perceel aan de [adres 1] is een wooncomplex gerealiseerd. In dit wooncomplex wonen [de man] en [de tweede echtgenote]. Verder wonen er huurders. In diverse jaren betaalden die huurders huur aan [de man].
3.1.9
Op 24 februari 2022 hebben [de man] en [de tweede echtgenote] ten laste van [de vrouw] beslag doen leggen op de onroerende zaak aan de [adres 1].
Vorderingen en beslissingen van het Gerecht
zaaknummers SXM201200055 - SXM2013H00024
3.2
Bij verzoekschrift van 2 februari 2009, zaaknummer AR 17/2009, heeft [de vrouw] nadere verzoeken gedaan in verband met de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
3.3
Bij verstekvonnis van 26 januari 2010 heeft het Gerecht, verkort weergegeven, een notaris benoemd om de verdeling te bewerkstelligen, en een deurwaarder benoemd om [de man] te vertegenwoordigen indien [de man] niet meewerkt.
3.4
Bij het bestreden verzetvonnis van 17 september 2012, zaaknummers V 17/2009 en SXM201200055, heeft het Gerecht, verkort weergegeven, overwogen dat het verstekvonnis in stand dient te blijven.
Hiertoe heeft het Gerecht, verkort weergegeven, als volgt geoordeeld. [de man] heeft gesteld dat de in het verdelingsvonnis genoemde vermogensbestanddelen niet tot de huwelijksgemeenschap behoren of hebben behoord. Deze stelling stuit af op het gezag van gewijsde van het verdelingsvonnis (4.3).
zaaknummers SXM202200342 - SXM2022H00175
3.5
Bij verzoekschrift van 23 maart 2022 hebben [de man] en [de tweede echtgenote] (in conventie) veroordeling gevorderd van [de vrouw] tot betaling van USD 470.000, met nevenvorderingen, op de grond, verkort weergegeven, dat [de vrouw] ongerechtvaardigd is verrijkt doordat naar de stellingen van [de man] en [de tweede echtgenote] het in meetbrief [adres 1] bedoelde perceel ten tijde van het vonnis van 21 november 2006 onbebouwd was, maar ten tijde van de akte van 8 oktober 2021 was bebouwd op kosten van [de man] en [de tweede echtgenote].
3.6
Bij vonnis van 15 november 2022 heeft het Gerecht (in conventie) de vordering van [de man] en [de tweede echtgenote] afgewezen.
Hiertoe heeft het Gerecht overwogen, verkort weergegeven, dat [de man] en [de tweede echtgenote] onvoldoende hun stelling hebben onderbouwd dat zij het in meetbrief [adres 1] bedoelde perceel alleen en voor eigen rekening hebben bebouwd (4.5). Indien die stelling waar is, is de daardoor opgetreden verrijking van [de vrouw] niet ongerechtvaardigd, omdat [de man] en [de tweede echtgenote] hebben gebouwd op een perceel dat in de (ontbonden) huwelijksgemeenschap viel (4.6).
zaaknummers SXM202200342 - SXM2023H00167
3.7
In de zaak met zaaknummer SXM202200342 (ingeleid door [de man] en [de tweede echtgenote] bij verzoekschrift van 23 maart 2022) heeft [de vrouw] vorderingen in reconventie ingesteld.
3.8
Bij vonnis van 3 oktober 2023 heeft het Gerecht een deel van de vorderingen in reconventie toegewezen en wel, verkort weergegeven, als volgt:
a. bevel aan [de man] om de helft van banksaldi aan [de vrouw] af te dragen, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
b. verbod aan [de man] om de huur van de appartementen aan [adres 2] te innen en bevel om de huurders te instrueren de huur voortaan aan [de vrouw] te betalen, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
c. bevel aan [de man] om de sinds 17 mei 2017 geïnde huuropbrengsten van [adres 1] af te dragen aan [de vrouw], met rente;
d. bevel aan [de man] om de sinds 17 mei 2017 geïnde huuropbrengsten van de onroerende zaken aan [adres 2] af te dragen aan [de vrouw], met rente;
e. bevel aan [de man] om de helft van de sinds 17 mei 2017 geïnde huuropbrengsten van de appartementen aan [adres 4] af te dragen aan [de vrouw], met rente;
f. veroordeling van [de man] om een vergoeding van USD 1.200 per maand aan [de vrouw] te betalen voor het gebruik van de bebouwing op [adres 1] in de periode vanaf 17 mei 2017 tot aan de dag van de ontruiming, met rente;
g. bevel aan [de man] om de huurders van de [adres 1] te instrueren dat de huur voortaan aan [de vrouw] moet worden betaald, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
h. bevel aan [de man] om het perceel aan [adres 1] te ontruimen;
i. bevel aan [de man] om de helft van de sinds 17 mei 2017 geïnde huuropbrengsten van de onroerende zaken in [adres 3] in Dominica af te dragen aan [de vrouw], op straffe van verbeurte van dwangsommen;
j. opheffing van het op 24 februari 2022 gelegde beslag.
3.9
Deze beslissingen heeft het Gerecht, verkort weergegeven, als volgt gemotiveerd.
3.1
In het vonnis van 15 november 2022: de ontruimingsvordering (vordering h) en de vordering tot betalingen van een gebruiksvergoeding (vordering f) worden toegewezen, omdat het verblijf van [de man] en [de tweede echtgenote] aldaar zonder titel inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [de vrouw] (4.11). Het beslag moet worden opgeheven (vordering j) (4.12). [de man] en [de tweede echtgenote] worden in de gelegenheid gesteld rekening en verantwoording af te leggen over het beheer van de huurrechten van de onroerende zaken die in het verdelingsvonnis worden genoemd (4.19).
3.11
In het vonnis van 3 oktober 2023: De banksaldi moeten worden verdeeld (vordering a) (3.1). Het Gerecht gaat voorbij aan de rekening en verantwoording van [de man] en [de tweede echtgenote], omdat die onvoldoende is onderbouwd (3.3). Het verweer dat [de man] de huurovereenkomsten heeft gesloten, gaat niet op. De verbintenis van [de man] tot huurafdracht volgt uit het gezag van gewijsde van uitspraken van het Gerecht. Het Gerecht is bevoegd te oordelen over de vermogensbestanddelen in het buitenland, omdat beide deelgenoten in Sint Maarten wonen. De reconventionele vorderingen van [de vrouw] zijn ingesteld op 17 mei 2022. De vordering tot betaling van geldsommen die vóór 17 mei 2017 opeisbaar zijn geworden, zijn verjaard door verloop van een termijn van vijf jaar (3.4). [de man] dient de helft van de huurinkomsten uit de onroerende goederen in Dominica, voor zover niet verjaard, af te dragen (vordering i) (3.5). De omstandigheid dat de onroerende goederen aan [adres 2] aan (een) derde(n) toebehoren, laat onverlet dat de door [de man] geïnde huurinkomsten aan [de vrouw] dienen te worden afgedragen en dat de huur voortaan aan [de vrouw] dient te worden betaald (vorderingen b en c) (3.6). Ook van andere onroerende zaken moeten de huurinkomsten aan [de vrouw] worden afgedragen (vorderingen d en e) (3.7). Ook de huurders aan [adres 1] moeten voortaan aan [de vrouw] betalen (vordering g) (3.8).
Beoordeling door het Hof
In alle zaken
3.12
Bij de mondelinge behandeling van 21 augustus 2024 heeft [de vrouw] afstand gedaan van het recht in de gelegenheid te worden gesteld een memorie van antwoord in te dienen in de zaak met zaaknummers SXM202200342- SXM2023H00167. Verder heeft zij het Hof verzocht zaak SXM201200055 - SXM2013H00024 te beoordelen zonder kennis te nemen van de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel (genoemd in het tussenvonnis van het Hof van 23 april 2024 onder 2.3), omdat dit stuk in het ongerede is geraakt en niet meer is teruggevonden. Het Hof leidt hieruit af dat [de vrouw] het incidenteel appel in die zaak niet doorzet. Partijen zijn bij de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld hun standpunten in alle zaken toe te lichten en hebben daar ook gebruik van gemaakt. Alle partijen hebben aangedrongen op inhoudelijke beoordeling. Er zijn daarom geen beletselen meer voor beoordeling van de drie zaken.
zaaknummers SXM201200055 - SXM2013H00024
3.13
Met beide grieven betoogt [de man] dat de in het verdelingsvonnis genoemde vermogensbestanddelen niet tot de huwelijksgemeenschap behoren of hebben behoord. Deze stelling stuit af op het gezag van gewijsde van het verdelingsvonnis. Het aanbod om de stelling te bewijzen wordt daarom gepasseerd. Ook de stelling van [de man] dat de rechter niet bevoegd was in het verdelingsvonnis te beslissen over vermogensbestanddelen die bestaan uit onroerende zaken in het buitenland, stuit af op het gezag van gewijsde van het verdelingsvonnis. Overigens was de rechter wel bevoegd, omdat het een verdeling betrof van een gemeenschap van twee in Sint Maarten woonachtige deelgenoten. Het hoger beroep faalt.
zaaknummers SXM202200342 - SXM2022H00175
3.14
Indien het in meetbrief [adres 1] bedoelde perceel in of na 2008 is bebouwd, zoals [de man] en [de tweede echtgenote] hebben gesteld, dan is dat gebeurd na de datum van het echtscheidingsverzoek, de echtscheiding en het verdelingsvonnis. Het perceel heeft dan thans een veel hogere waarde dan de waarde waarvan werd uitgegaan in het verdelingsvonnis. Indien de bebouwing op kosten van [de man] en [de tweede echtgenote] is gebeurd, zijn zij verarmd en is [de vrouw] verrijkt doordat het perceel in 2021 met bebouwing aan [de vrouw] is overgedragen.
3.15
Deze (veronderstellenderwijs aangenomen) verrijking van [de vrouw] kan echter niet als ongerechtvaardigd worden aangemerkt. [de man] en [de tweede echtgenote] wisten, althans behoorden te weten, dat zij bouwden op een perceel dat aan [de vrouw] was toebedeeld. [de vrouw] mocht ervan uitgaan dat [de man] en [de tweede echtgenote] dat wisten. [de man] en [de tweede echtgenote] kenden het verdelingsvonnis, althans hadden het behoren te kennen. Zij hebben het vonnis niet gerespecteerd. Bij de toelichting op de grieven hebben [de man] en [de tweede echtgenote] gesteld dat [de vrouw] heeft toegezien hoe [de man] en [de tweede echtgenote] in 2008 een appartementencomplex met twee verdiepingen bouwden en dat zij pas na jaren stiekem de vordering tot overdracht van het perceel heeft ingediend. Wat er zij van die stelling, dit dient voor risico van [de man] en [de tweede echtgenote] te komen, omdat zij het verdelingsvonnis niet hebben gerespecteerd. Op deze grond faalt het beroep van [de man] en [de tweede echtgenote] op ongerechtvaardigde verrijking. Daarom is hun vordering terecht afgewezen.
3.16
De grieven gaan voor het overige niet in op de stelling van [de man] en [de tweede echtgenote] dat de (gestelde) verrijking van [de vrouw] ongerechtvaardigd is. In zoverre falen zij bij gebrek aan belang. Het hoger beroep faalt.
zaaknummers SXM202200342 - SXM2023H00167
3.17
In de toelichting op de grieven hebben [de man] en [de tweede echtgenote] aangevoerd dat de vorderingen van [de vrouw] moeten stranden, omdat [de man] in de onmogelijkheid verkeert om goederen aan [de vrouw] over te dragen. Dit betoog faalt, omdat het Gerecht [de man] niet heeft bevolen om goederen over te dragen. De bevelen zien op afdracht van banksaldi en huurinkomsten. Niet kan worden aangenomen dat [de man] in de onmogelijkheid verkeert om te voldoen aan enige van de toegewezen vorderingen.
3.18
Anders dan [de man] en [de tweede echtgenote] in de toelichting op de grieven hebben aangevoerd, behoeft [de vrouw] de juistheid niet te bewijzen van de aan het verdelingsvonnis ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. Alle toegewezen vorderingen zijn gebaseerd op het verdelingsvonnis. Vanwege het gezag van gewijsde daarvan dient van de juistheid daarvan te worden uitgegaan.
3.19
Indien de wettelijke gemeenschap van goederen van toepassing is op het huwelijk van [de man] en [de tweede echtgenote] (of hun huwelijk anderszins heeft meegebracht dat het in meetbrief [adres 1] bedoelde perceel en het daarop gebouwde in hun gemeenschappelijke eigendom was gekomen), dan maakt dat de overdracht daarvan aan [de vrouw] in 2021 niet nietig of vernietigbaar. Die overdracht is verricht ter uitvoering van een vonnis dat gezag van gewijsde heeft. Indien het overgedragen goed in gezamenlijke eigendom van [de man] en [de tweede echtgenote] was, dan hebben [de man] en [de tweede echtgenote] beiden door de overdracht hun recht op de onverdeelde helft in het goed verloren.
3.2
Voor het overige zijn de grieven niet voldoende kenbaar toegelicht. Het hoger beroep faalt.
in alle zaken
3.21
Nu de hoger beroepen falen, dienen de bestreden vonnissen te worden bevestigd. In veel gevallen worden proceskosten tussen ex-echtelieden gecompenseerd. [de man] (en in mindere mate [de tweede echtgenote]) hebben veel procedures tegen [de vrouw] gevoerd om onder de tenuitvoerlegging van het vonnis uit 2006 uit te komen, dat op tegenspraak is gewezen en in kracht in gewijsde is gegaan. Hierin ziet het Hof aanleiding om hen in de proceskosten te veroordelen. Het Hof ziet echter onvoldoende aanleiding om af te wijken van het liquidatietarief en ook geen reden om hun gemachtigden in proceskosten te veroordelen.
B E S L I S S I N G
zaaknummers SXM201200055 - SXM2013H00024
bevestigt het vonnis van 17 september 2013;
veroordeelt [de man] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [de vrouw] gevallen en tot op heden begroot op NAf 4.667,00 aan salaris voor de gemachtigde;
wijst af het meer of anders gevorderde;
zaaknummers SXM202200342 - SXM2022H00175
bevestigt het vonnis van 15 november 2022, voor zover in conventie gewezen;
veroordeelt [de man] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [de vrouw] gevallen en tot op heden begroot op NAf 4.667,00 aan salaris voor de gemachtigde;
wijst af het meer of anders gevorderde;
zaaknummers SXM202200342- SXM2023H00167
bevestigt het vonnis van 15 november 2022, voor zover in reconventie gewezen en het vonnis van 3 oktober 2023;
veroordeelt [de man] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [de vrouw] gevallen en tot op heden begroot op NAf 666,00 aan salaris voor de gemachtigde;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, E.M. van der Bunt en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 23 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.