ECLI:NL:OGHACMB:2024:196

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
AUA2024H00005
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openbaarmaking van documenten op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het beroep tegen de beschikking van de minister van Justitie en Sociale Zaken werd gegrond verklaard. De minister had op 12 oktober 2021 beslist op het verzoek van [appellant] om openbaarmaking van documenten, maar had in een latere beschikking het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard. Het Gerecht vernietigde de bestreden beschikking, maar liet de rechtsgevolgen in stand. [appellant] ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de minister ten onrechte niet had beslist op zijn verzoek om interne correspondentie. Het Hof oordeelde dat de minister voldeed aan de eisen van de Landsverordening openbaarheid van bestuur door een samenvatting te geven van de informatie, maar dat de minister wel moest beslissen op het verzoek om interne correspondentie. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht voor zover de rechtsgevolgen in stand waren gelaten en droeg de minister op om opnieuw te beslissen op het verzoek om interne correspondentie.

Uitspraak

AUA2024H00005
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 13 december 2023 in zaak nr. AUA202301574, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie en Sociale Zaken (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 12 oktober 2021 heeft de minister beslist op het verzoek van [appellant] om openbaarmaking van documenten op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (hierna: Lob).
Bij beschikking van 31 maart 2023, aangevuld op 5 april 2023, heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: bestreden beschikking).
Bij uitspraak van 13 december 2023 heeft het Gerecht het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak op een zitting behandeld op 3 oktober 2024. [appellant], en de minister, vertegenwoordigd door mr. A.F.J. Caster en mr. J.J.S. Poeran, beiden werkzaam bij de Dienst Wetgeving en Juridische Zaken, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] heeft de minister op 16 oktober 2020 met een Lobverzoek verzocht om openbaarmaking van "dagprogramma’s van het detentiecentrum Dakota in de periode van 13 maart 2020 tot en met het aftreden van mevrouw [naam directeur] als directeur van Guarda Nos Costa, tevens de interne correspondentie in de afgebakende periode ten aanzien van het hanteren van dagprogramma’s in het detentiecentrum Dakota" (hierna: het verzoek). Bij de beschikking van 21 oktober 2021 heeft de minister [appellant] bericht dat per dag drie maaltijden worden verstrekt en tweemaal wordt gelucht. Door covidmaatregelen is er geen bezoek mogelijk, maar er kunnen indien gewenst wel telefoongesprekken plaatsvinden, aldus de beschikking. In het daartegen gemaakte bezwaar heeft [appellant] aangevoerd dat niet aan zijn Lob-verzoek is voldaan omdat hij heeft verzocht om documenten van dagprogramma’s over een bepaalde afgebakende periode. In de bestreden beschikking heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die tot een andere beslissing moeten leiden. Als correctie is nog vermeld dat in bewaring gestelde personen driemaal per dag worden gelucht.
Aangevallen uitspraak
2. Het Gerecht heeft de bestreden beschikking vernietigd omdat het bezwaarschrift in strijd met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) niet in handen is gesteld van de bezwaaradviescommissie. Het Gerecht heeft de rechtsgevolgen in stand gelaten omdat de minister op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Lob kan volstaan met het verstrekken van een schriftelijke samenvatting. [appellant] heeft niet aangevoerd waarom de minister daar in dit geval niet mee heeft kunnen volstaan. De enkele stelling dat openbaarmaking moet geschieden via documenten is onvoldoende, gelet op de keuzemogelijkheid die de minister op grond van artikel 4, eerste lid, van de Lob wordt geboden.

Hoger beroep

3. [ [appellant] heeft de hogerberoepsgrond dat het Gerecht ten onrechte in het midden heeft gelaten of de bestreden beschikking bevoegdelijk is gegeven, ter zitting ingetrokken.
3.1. [
[appellant] betoogt in de eerste plaats dat de rechtsgevolgen niet in stand hadden mogen worden gelaten omdat de minister bij het kiezen van de vorm van openbaarmaking rekening moet houden met de voorkeur van de verzoeker, het belang van een vlotte voortgang van de werkzaamheden van de administratie, en met de artikelen 8 en 9 van de Lob. De minister heeft echter geen rekening gehouden met de voorkeur van [appellant] om documenten te ontvangen. Ook is niet gebleken dat een vlotte voortgang van werkzaamheden wordt verstoord indien documenten worden verstrekt in plaats van een samenvatting. De minister heeft ook geen zoekslag gemaakt en heeft in het geheel niet verwezen naar documentatie over de omschreven periode. [appellant] verzoekt alsnog om de fysiek aanwezige dagprogramma’s die reeds zijn vervat in bestaande documenten.
3.2.
Artikel 4 van de Lob luidt:
" 1. De Minister geeft gevolg aan het verzoek door van de documenten waarop het verzoek betrekking heeft:
a. kopie te geven of de letterlijke inhoud in andere vorm te verstrekken,
b. een schriftelijke samenvatting van de inhoud te verstrekken,
c. lezing van de inhoud toe te staan, of
d. mondeling informatie omtrent de inhoud te doen verstrekken.
2. Bij het kiezen van de vorm waarin aan het verzoek gevolg wordt gegeven, wordt rekening gehouden met de voorkeur van de verzoeker, met het belang van een vlotte voortgang van de werkzaamheden van de administratie en met de artikelen 8 en 9.
3. Indien informatie wordt verstrekt op een wijze als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, is verzoeker daarvoor retributie verschuldigd."
3.3.
Het Hof overweegt dat [appellant] in het verzoek heeft gevraagd om openbaarmaking van het dagprogramma in DC Dakota in de periode van 13 maart 2020 tot het aftreden van de directeur GNC. In de beschikking van 12 oktober 2021, aangevuld door de bestreden beschikking, heeft de minister aangegeven wat het dagprogramma in de betrokken periode behelsde. Daarmee heeft [appellant] de informatie gekregen waar hij om heeft gevraagd. Gelet op de aard en inhoud van het verzoek, dat neerkomt op de vraag naar de inhoud van het dagprogramma in die periode, kon de minister volstaan met het opnemen van de informatie in de beschikkingen. De minister mocht in dit geval kiezen voor openbaarmaking door de letterlijke inhoud in de beschikkingen te verstrekken en was niet gehouden de wens van [appellant] om door middel van afschrift van een of meer documenten met de informatie, waarin dat programma is opgenomen, de gevraagde informatie openbaar te maken. Aan de, pas op de zitting in hoger beroep naar voren gebrachte, stelling van [appellant] dat de informatie niet juist zou zijn, gaat het Hof voorbij. De vraag of informatie die naar aanleiding van een Lob-verzoek openbaar wordt gemaakt juist is, staat namelijk niet ter beoordeling van de bestuursrechter. Het betoog slaagt niet.
3.4. [
[appellant] betoogt verder dat de minister ten onrechte niet heeft beslist op zijn verzoek om openbaarmaking van de interne correspondentie over het dagprogramma in de betreffende periode. Hij heeft verzocht om interne correspondentie over de periode van 13 maart 2020 tot en met het aftreden van mevrouw Gertrude [appellant]. Op de zitting in hoger beroep heeft [appellant] zijn verzoek verduidelijkt door dit te beperken tot (e-mail)correspondentie naar aanleiding van het opstellen van dagprogramma's tussen de directeur GNC en de minister in die periode. Het Hof stelt vast dat de minister in zoverre niet op het verzoek heeft beslist en dat daarom alsnog moet doen. Het Gerecht heeft dit niet in zijn uitspraak betrokken. Dit betoog slaagt.
Slotsom
4. De conclusie is dat het hoger beroep ongegrond is voor zover het gaat over de wijze van de verstrekking van de informatie over het dagprogramma. Het hoger beroep is gegrond voor zover niet op het verzoek om openbaarmaking van de interne correspondentie is beslist.
Dit betekent dat het Hof de uitspraak van het Gerecht zal vernietigen voor zover de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking geheel in stand zijn gelaten. Het Hof zal de minister opdragen opnieuw te beschikken op het door [appellant] gemaakte bezwaar voor zover het de interne correspondentie betreft. Omdat op de zitting in hoger beroep voldoende duidelijk is geworden welke informatie [appellant] nog wil hebben, hoeft de minister in dit geval [appellant] niet te horen. De minister moet aldus in de gedeeltelijk nieuwe beschikking op bezwaar alsnog beslissen op het verzoek om (e-mail)correspondentie naar aanleiding van het opstellen van dagprogramma's tussen de directeur GNC en de minister in de periode 13 maart 2020 tot en met het aftreden van de directeur GNC.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden omdat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 13 december 2023 in zaak nr. AUA202301574 voor zover het Gerecht heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van de beschikking van 31 maart 2023 geheel in stand blijven;
II.
draagtde minister van Justitie en Sociale Zaken
opom binnen drie maanden gedeeltelijk opnieuw op het bezwaarschrift van [appellant] te beschikken met inachtneming van deze uitspraak;
III.
gelastdat het Land Aruba aan [appellant] het door hem voor
de behandeling van het hoger beroep betaalde
griffierecht van Afl. 75,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024.