ECLI:NL:OGHACMB:2024:195

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
AUA2023H00119
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procedure over proceskosten bij fictieve afwijzende beschikking op bezwaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Visar Holding N.V. tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening had op 13 september 2022 bestuursdwang gelast voor het verwijderen van bouwwerken. Visar maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd niet tijdig behandeld, wat leidde tot een fictieve afwijzende beschikking. Op 26 mei 2023 besloot de minister echter reëel op het bezwaar, maar het Gerecht verklaarde het beroep van Visar tegen de fictieve afwijzing niet-ontvankelijk. Visar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het Hof oordeelt dat in situaties waarin een fictieve afwijzing is ontstaan en er later reëel wordt beslist, het wenselijk is om ook een proceskostenveroordeling uit te spreken. Het Hof vernietigt de eerdere uitspraak, verklaart het beroep fictief gegrond, vernietigt de fictieve afwijzende beschikking en kent een proceskostenvergoeding toe aan Visar. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in zowel beroep als hoger beroep, vastgesteld op Afl. 700,- per procedure.

Uitspraak

AUA2023H00119
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
Visar Holding N.V., gevestigd in Aruba (hierna: Visar),
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 5 juli 2023 in zaak nr. AUA202300885, in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (hierna: de minister)
Procesverloop
Bij beschikking van 13 september 2022 heeft de minister Visar onder aanzegging van bestuursdwang gelast om binnen twee maanden diverse bouwwerken te verwijderen.
Op 21 oktober 2022 heeft Visar daartegen bezwaar gemaakt.
Op 13 maart 2023 heeft Visar beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door haar gemaakte bezwaar (hierna: fictieve afwijzende beschikking op bezwaar).
Bij beschikking van 26 mei 2023 heeft de minister reëel op het bezwaarschrift beslist en dit ongegrond verklaard.
Bij de uitspraak van 5 juli 2023 heeft het Gerecht het door Visar tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar ingestelde beroep nietontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Visar hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is een behandeling ter zitting achterwege gelaten.
Overwegingen
Visar heeft haar beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar gehandhaafd in verband met haar verzoek om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
Het Gerecht heeft in de aangevallen uitspraak vooropgesteld dat de grondslag voor een proceskostenveroordeling de in artikel 52, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) neergelegde mogelijkheid is van veroordeling tot vergoeding van schade, geleden als gevolg van een vernietigde beschikking. Bij een uitspraak strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring ontbreekt de mogelijkheid tot een dergelijke veroordeling.
Vervolgens heeft het Gerecht geoordeeld dat de minister inmiddels reëel op het bezwaar heeft beslist zodat het procesbelang bij de procedure is komen te vervallen. Het verzoek om een proceskostenveroordeling maakt dat niet anders.
In hoger beroep voert Visar aan dat het gevolg van de bestaande rechtspraak is dat in gevallen als dit steeds een zelfstandig schadebesluit moet worden gevraagd bij het bestuursorgaan. Dat is omslachtig en kan ook tot weer nieuwe procedures leiden.
3.1. Artikel 52 van de Lar luidt:
"1. De rechter kan bepalen dat de gevolgen van de vernietigde beslissing geheel of gedeeltelijk in stand blijven.
2. De rechter kan tevens bepalen dat het bestuursorgaan wordt verplicht tot betaling van een vergoeding aan de wederpartij. De tenuitvoerlegging kan geschieden overeenkomstig Boek 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba."
3.2. Het Hof overweegt dat het wenselijk is dat in een situatie als deze, waarin vaststaat dat een fictieve afwijzende beschikking op bezwaar is ontstaan en hangende het beroep daartegen alsnog reëel wordt beslist, bij de beslissing op dat beroep ook een proceskostenveroordeling kan worden uitgesproken. Dat kan worden bereikt door (voortaan) aan te nemen dat nog (proces)belang bestaat bij een vernietiging van de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar. Dan kan immers toepassing worden gegeven aan artikel 52 van de Lar.
Er is in dit geval aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen omdat Visar kosten heeft moeten maken voor het indienen van een beroepschrift tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar. Het Hof zal daarom het beroep van Visar tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar, ook al is deze inmiddels vervangen door de reële beschikking op bezwaar van 26 mei 2023, gegrond verklaren en deze beschikking vernietigen en vervolgens een proceskostenvergoeding toekennen.
4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
5. De minister moet de proceskosten in beroep en hoger beroep vergoeden. Het Hof stelt de kosten in beroep vast op Afl. 700,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift; wegingsfactor 0,5) en in hoger beroep op Afl. 700,- (1 punt voor het indienen van een hogerberoepschrift; wegingsfactor 0,5). Er wordt in beroep en hoger beroep een wegingsfactor van 0,5 toegepast omdat het beroep alleen betrekking heeft op het niet tijdig beslissen op een bezwaar, en het hoger beroep alleen betrekking heeft op het niet toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 5 juli 2023 in zaak nr. AUA202300885;
II.
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
III.
vernietigtde fictieve afwijzende beschikking op bezwaar;
IV.
veroordeeltde minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening tot vergoeding van bij Visar Holding N.V. in verband met het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 700,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
V.
gelastdat het Land Aruba aan Visar Holding N.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van Afl. 100,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, mr. T.G.M. Simons en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024.