3.1Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1Vóór 2007 oefende [zakenpartner 1] (hierna: [zakenpartner 1]) een trustbedrijf uit op Curaçao.
3.1.2In 2007 is [zakenpartner 1] ter uitoefening van het trustbedrijf een samenwerking aangegaan met [zakenpartner 2] (hierna: [zakenpartner 2]). Het trustbedrijf werd uitgeoefend in PMP (Curaçao) N.V. (hierna: PMP). [zakenpartner 1] en [zakenpartner 2] waren beiden aandeelhouder en bestuurder van PMP.
3.1.3In 2009 was PMP de enige bestuurder van Marshanti. De oprichtersrechten met betrekking tot Marshanti berustten voor de ene helft bij [zakenpartner 2] en voor de andere helft bij Emyr. De
ultimate beneficial owner(achterligger) van Emyr was [zakenpartner 1].
3.1.4Het trustkantoor was gevestigd in een kantoorpand van PMP aan [adres] op Curaçao (hierna: het kantoorpand). Het kantoorpand was gefinancierd met een hypothecaire lening bij Orco Bank. In 2009 heeft PMP het kantoorpand verkocht en geleverd aan Marshanti en is Marshanti het gaan verhuren aan PMP voor een huur van € 7.000 per maand.
3.1.5In april 2012 is het laatste deel van de hypothecaire lening bij Orco Bank afgelost. De maandelijkse hypotheeklasten kwamen daardoor te vervallen. De huur die PMP maandelijks aan Marshanti betaalde, is toen echter niet verlaagd.
3.1.6Begin november 2012 is de samenwerking tussen [zakenpartner 2] en [zakenpartner 1] beëindigd en is [zakenpartner 2] teruggetreden als aandeelhouder en bestuurder van PMP.
3.1.7Bij
letter of wishesvan 12 november 2012 heeft [zakenpartner 2] de wens geuit dat zijn echtgenote en kinderen worden aangewezen als begunstigden met betrekking tot de helft van het vermogen van Marshanti en dat de helft van de huurinkomsten van Marshanti voortaan wordt bijgeschreven op een bankrekening van [zakenpartner 2] in Nederland. Namens PMP is deze
letter of wishesondertekend voor
acceptance and acknowledgement.
3.1.8Tot en met november 2012 heeft Marshanti de helft van de maandelijks van PMP ontvangen huur, na aftrek van onderhoudskosten, doorbetaald aan [zakenpartner 2].
3.1.9In december 2012 hebben [zakenpartner 2] en [zakenpartner 1] onderhandeld over de mogelijkheid dat [zakenpartner 1] [zakenpartner 2] zou uitkopen uit Marshanti. Die onderhandelingen hebben niet tot overeenstemming geleid.
3.1.10Eind 2012 heeft Marshanti de huurprijs voor het kantoorpand verlaagd van € 7.000 per maand tot NAf 7.000 per maand. Daarna heeft zij de huur verder verlaagd tot NAf 3.500 per maand. Vanaf begin 2013 heeft Marshanti geen huuropbrengst meer doorbetaald aan [zakenpartner 2].
3.1.11Op 1 juli 2015 heeft [appellant 1] € 150.000 uitgeleend aan [zakenpartner 1], terug te betalen na 30 maanden, met rente.
3.1.12In 2016 hebben [zakenpartner 2] en zijn echtgenote en kinderen (hierna: [zakenpartner 2] c.s.) een procedure aanhangig gemaakt (zaaknummer CUR201601472) tegen onder meer Marshanti, PMP en [zakenpartner 1] (hierna: Marshanti c.s.). De procedure strekte onder meer ertoe te bewerkstelligen dat [zakenpartner 2] de helft van de huuropbrengsten van Marshanti uitgekeerd zou krijgen.
3.1.13Een akte van 3 januari 2018 strekt ertoe dat Emyr haar 50%-belang in de oprichtersrechten met betrekking tot Marshanti met ingang van 1 januari 2018 overdraagt aan [appellant 1] als zekerheid
(safeguard)voor de nakoming van de betalingsverplichtingen uit de leningsovereenkomst van 1 juli 2015.
3.1.14In de zaak met zaaknummer CUR201601472 heeft het Gerecht op 9 juli 2018 een tussenvonnis gewezen. Daarin heeft het Gerecht onder meer het volgende overwogen, verkort weergegeven. Van Marshanti kan gevergd worden dat zij de helft van de huuropbrengsten blijft afdragen aan [zakenpartner 2] (4.3). Marshanti had PMP tot en met maart 2014 aan de verbintenis tot betaling van € 7.000 huur per maand moeten houden (4.8). [zakenpartner 2] kan aanspraak maken op de helft van de netto-huuropbrengsten, waarbij moet worden uitgegaan van een huur van € 7.000 over de periode december 2012 tot en met maart 2014 en NAf 3.500 over de periode vanaf april 2014. Marchanti is in gebreke gebleven met haar verplichting tot deze huurafdracht (4.11). Het Gerecht heeft de zaak naar de rol verwezen voor nadere informatie over de inkomsten en uitgaven van Marshanti en om Marshanti c.s. in de gelegenheid te stellen de huurinkomsten alsnog aan [zakenpartner 2] af te dragen (4.12).
3.1.15Op 5 november 2018 heeft het Gerecht in de zaak met zaaknummer CUR201601472 einduitspraak gedaan. Het Gerecht heeft PMP ontslagen als bestuurder van Marshanti, Marshanti ontbonden, de curator als zodanig benoemd, een rechter-commissaris benoemd, PMP veroordeeld tot betaling van diverse posten (huurtermijnen aan de vereffenaar van Marshanti, aflossing van de hypothecaire lening bij Orco Bank, kosten van de hypothecaire lening aan de vereffenaar van Marshanti, schadevergoeding aan [zakenpartner 2] c.s. op te maken bij staat, proceskosten) en ook [zakenpartner 1] veroordeeld tot schadevergoeding aan [zakenpartner 2] c.s., op te maken bij staat. Daartoe heeft het Gerecht onder meer het volgende overwogen, verkort weergegeven. [zakenpartner 2] c.s. hebben onder meer verzocht dat het Gerecht een bestuurder bij Marshanti zal aanstellen met als taak Marshanti te ontbinden en te vereffenen (2.7). De rechter zal Marshanti ambtshalve ontbinden, omdat zij haar bestaansrecht heeft verloren en een belemmering vormt bij de afwikkeling van de zakelijke scheiding van [zakenpartner 2] en [zakenpartner 1] (2.8). Ter zake van (onder meer) de huurverlagingen en het nalaten van het doen van huurafdrachten treft PMP, bestuurder van Marshanti, en [zakenpartner 1], feitelijk leidinggevende van Marshanti, een ernstig, persoonlijk verwijt. Zij hebben onrechtmatig jegens [zakenpartner 2] c.s. gehandeld en zijn schadeplichtig. In hoeverre er schade is, zal moeten blijken bij de vereffening van Marshanti (2.10). De vorderingen tegen Marshanti worden afgewezen, omdat met de ontbinding en vereffening van Marshanti afdoende wordt voorzien in de belangen van [zakenpartner 2] c.s. (2.12).
3.1.16PMP en [zakenpartner 1] zijn in hoger beroep gegaan tegen de uitspraken van 9 juli 2018 en 5 november 2018. De zaak heeft in hoger beroep zaaknummer CUR2018H00479. [zakenpartner 2] c.s. zijn in incidenteel hoger beroep gegaan. Het Hof heeft bij uitspraak van 5 mei 2020 beide uitspraken bevestigd, met verhoging van het door PMP te betalen bedrag voor huurafdracht en de door PMP en [zakenpartner 1] te betalen proceskosten.
Daartoe heeft het Hof onder meer het volgende overwogen. Tussen [zakenpartner 2] en [zakenpartner 1] bestond overeenstemming dat de huurinkomsten van € 7.000 per maand bij helfte tussen hen zouden worden verdeeld. Marshanti had zich hieraan te houden (2.16). [zakenpartner 1] is bij het einde van de samenwerking bewust akkoord gegaan met de letter of wishes en de huurafdracht. Het gaat niet aan dat PMP als bestuurder van Marshanti enkele weken daarna besluit de huur te verlagen tot NAf 7.000 per maand en geen afdrachten te doen aan [zakenpartner 2]. [zakenpartner 1] en PMP kunnen de eind 2012 doorgevoerde huurverlaging van € 7.000 tot NAf 7.000 niet aan [zakenpartner 2] tegenwerpen (2.17). [zakenpartner 2] is akkoord gegaan met een huurverlaging tot NAf 7.000 vanaf 1 april 2014. Het Hof ziet geen aanleiding om die huurprijs onredelijk te achten (2.18). Na december 2012 heeft [zakenpartner 2], anders dan was afgesproken, bijna geen huurinkomsten meer uit Marshanti ontvangen, in tegenstelling tot [zakenpartner 1]. Dit verschil heeft geen goede grond. PMP en [zakenpartner 1] hadden zich moeten onthouden van de huurverlagingen. Het is kwalijk dat [zakenpartner 1] en PMP informatie aan [zakenpartner 2] hebben onthouden. Een ernstig verwijt kan aan hen worden gemaakt (2.27). Het Gerecht heeft terecht Marshanti ambtshalve ontbonden (2.31).
3.1.17De curator heeft vijf vereffeningsverslagen uitgebracht.
In het eerste vereffeningsverslag (23 april 2019) heeft de curator onder meer bericht:
- [ appellant 1] heeft de curator gesommeerd zich van vereffeningshandelingen te onthouden en de curator aansprakelijk gesteld voor schade;
- het is de curator niet duidelijk of de overdrachtsakte van 3 januari 2018 strekt tot fiduciaire overdracht of tot juridische overdracht;
- de curator is voornemens het kantoorpand te verkopen.
In het tweede vereffeningsverslag (23 augustus 2019) heeft de curator onder meer bericht:
- PMP heeft het pand ontruimd, de curator heeft het in de verkoop gezet en daarna is er ingebroken;
- een deel van de meubelen is met machtiging van de RC onderhands verkocht;
- sinds mei 2019 heeft de curator een boedelrekening.
In het derde vereffeningsverslag (17 december 2019) heeft de curator onder meer bericht:
- het kantoorpand is verkocht voor NAf 450.000. Orco Bank had een vordering van NAf 113.424,52, afgedekt met een hypotheek;
- de curator heeft aanslagen OZB ontvangen en bezwaarschriften ingediend;
- de vordering van Orco Bank is voldaan.
In het vierde vereffeningsverslag (19 augustus 2020) heeft de curator onder meer bericht:
- de curator heeft een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging van de overdracht van de oprichtersrechten door Emyr aan [appellant 1] uitgebracht op de grond dat de curator de overdracht paulianeus acht;
- de volgende tekst:
In Marshanti bevond zich één waardevolle eigendom, te weten een pand aan [adres]. Dat pand is verkocht. Er staat een bedrag van ongeveer NAf 264.000 op de boedelrekening.
[zakenpartner 2] c.s. en [zakenpartner 1] zijn overeengekomen dat zij ieder recht hadden op de helft van de opbrengst van Marshanti. De activa van Marshanti moet aan het eind van de vereffening worden verdeeld tussen de UBO’s, [zakenpartner 1] enerzijds en [zakenpartner 2] c.s. Zij hebben onderling een geschil dat erom draait dat [zakenpartner 1] c.s. gelden aan Marshanti hebben onttrokken ten detrimente van [zakenpartner 2] c.s.
[zakenpartner 2] c.s. hebben aanzienlijke vorderingen op [zakenpartner 1] c.s. en op Marshanti.
De curator heeft met toestemming van de R-C besloten dat de verdeling moet plaatsvinden door het actief aan [zakenpartner 2] c.s. over te maken en door alle vorderingen van Marshanti aan [zakenpartner 2] c.s. te cederen. Terzake is een overeenkomst gesloten. Voordeel van die methode is dat de curator tussen het geschil tussen de UBO’s wegvalt en partijen onderling over de vorderingen kunnen beslissen of procederen.
[zakenpartner 1] heeft omvangrijke bedragen uit Marshanti onttrokken die hij moet terugbetalen aan Marshanti of in het kader van de verdeling aan [zakenpartner 2].
De curator zal het bedrag voor de OZB reserveren en een voorschot salaris laten vaststellen alsmede een bedrag ad NAf 2.500 aan salaris reserveren. Het tegoed dat daarna op de boedelrekening resteert van de boedelrekening aan [zakenpartner 2] c.s. uitkeren en alle vorderingen van Marshanti aan [zakenpartner 2] te cederen. Die kan dan vervolgens de discussie aan met [zakenpartner 1] over de wijze van verdeling en zijn vorderingen innen.
De curator kan de vereffening opheffen zodra er duidelijkheid is over de omvang en van de OZB vordering.
In het vijfde vereffeningsverslag (20 januari 2021) heeft de curator onder meer bericht:
- de curator is met de Ontvanger overeengekomen dat de belastingschuld van Marshanti een bedrag ad NAf 19.733,00 bedraagt. Dit bedrag is betaald ter delging van alle belastingschulden;
- na de betaling aan de Ontvanger is de vereffening afgewikkeld op de betaling aan de curator na;
- de curator draagt de vereffening voor opheffing voor.
3.1.18Bij e-mail van 21 februari 2021 heeft de curator (onder meer) [zakenpartner 2] en [appellant 1] opgeroepen om aanwezig te zijn bij de behandeling van de voordracht tot opheffing van de vereffening. Bij e-mail van 3 maart 2021 heeft mr. Small bericht dat [appellant 1] niet aanwezig zal zijn en bezwaar gemaakt tegen de opheffing. Bij beschikking van 19 maart 2021 heeft het Gerecht de vereffening opgeheven (de beschikking is kennelijk per vergissing ingericht als een beschikking tot opheffing van een faillissement). In een dagbladadvertentie van 25 maart 2021 heeft de curator bericht dat er geen baten aanwezig zijn voor verdeling onder de schuldeisers.