ECLI:NL:OGHACMB:2024:180

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
AUA2023H00031
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake autoverzekering en zorgplicht tussenpersoon

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Boogaard Assurantiën N.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin een vordering tot betaling van premie voor een autoverzekering werd afgewezen. Boogaard had in 2017 een autoverzekering afgesloten voor [verzekeringnemer] bij de verzekeraar Netherlands Antilles & Aruba Assurance Company (NA&A) N.V., handelende onder de naam Citizens Insurance. De premie voor het jaar 2017/2018 was betaald, maar voor het jaar 2018/2019 werd een hogere premie in rekening gebracht, die [verzekeringnemer] niet volledig heeft betaald. Boogaard vorderde betaling van het openstaande bedrag, terwijl [verzekeringnemer] in reconventie terugbetaling van eerdere betalingen en schadevergoeding eiste.

Het Gerecht in eerste aanleg heeft de vordering van Boogaard afgewezen en de vordering van [verzekeringnemer] tot terugbetaling toegewezen. Boogaard stelde in hoger beroep dat de verzekering stilzwijgend was verlengd en dat de premie voor het jaar 2018/2019 was voorgeschoten. [Verzekeringnemer] betwistte deze verlenging en voerde aan dat de verzekering was opgeheven. Het Hof oordeelde dat Boogaard onvoldoende bewijs had geleverd voor de verlenging van de verzekering en bevestigde het vonnis van het Gerecht. Boogaard werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: AUA202201371 – AUA2023H00031
Uitspraak: 1 oktober 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. S. Paesch,
tegen
[VERZEKERINGNEMER],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna Boogaard en [verzekeringnemer] genoemd.

1.De zaak in het kort

Dit geding gaat over betaling van premie voor een autoverzekering.
Het Gerecht heeft een vordering tot betaling van de premie afgewezen.
In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de vordering opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 17 maart 2023 ingekomen akte van appel is Boogaard in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 15 februari 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 28 april 2023 ingekomen memorie van grieven heeft Boogaard vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [verzekeringnemer] in de proceskosten in beide instanties.
2.3
Bij op 6 juni 2023 ingekomen memorie van antwoord heeft [verzekeringnemer] het hoger beroep bestreden.
2.4
Op 3 oktober 2023 heeft de gemachtigde van Boogaard een pleitnota ingediend. [verzekeringnemer] heeft een op 2 oktober 2023 gedateerde pleitnota ingediend, met een productie.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
In 2017 heeft [verzekeringnemer] via de gevolmachtigde tussenpersoon Boogaard een autoverzekering afgesloten bij verzekeraar Netherlands Antilles & Aruba Assurance Company (NA&A) N.V., handelende onder de naam Citizens Insurance (hierna: Citizens). [verzekeringnemer] heeft Afl. 1.748,40 betaald aan premie voor het jaar 2017/2018.
3.1.2
Bij nota van 30 augustus 2018 heeft Boogaard Afl. 2.512,42 bij [verzekeringnemer] in rekening gebracht voor premie voor het jaar 2018/2019. Op 30 augustus 2018 heeft Boogaard ook een ‘prolongatie-kwitantie en verzekeringsbewijs’ opgesteld voor dat bedrag. Boogaard en haar gemachtigde hebben diverse herinneringen, sommaties en aanmaningen gestuurd voor betaling van de nota.
3.1.3 [
[verzekeringnemer] heeft op 3 januari 2019 Afl. 1.250 en op 25 november 2019 Afl. 100 betaald.
3.1.4
Bij e-mail van 6 april 2022 heeft [verzekeringnemer] Boogaard te kennen gegeven dat zij zo snel mogelijk haar geld terug wil (“ami mester di mi plaka bek mas pronto cu ta posibel”). Bij e-mail van 8 april 2022 heeft Boogaard bericht dat de polis is geëindigd na afloop van het jaar 2018/2019 en dat Boogaard geen reden zag haar positie (kennelijk: een weigering om geld terug te betalen) te heroverwegen, indien [verzekeringnemer] niet zou bewijzen dat de auto in het jaar 2018/2019 elders verzekerd was. Daarna is er verdere e-mailcorrespondentie gevolgd.
Vorderingen
3.2
In deze rechtszaak heeft Boogaard gevorderd, verkort weergegeven, betaling van Afl. 1.162,42 (het voor het jaar 2018/2019 in rekening gebrachte bedrag minus de twee betalingen van [verzekeringnemer] in 2019), met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 375.
3.3 [
[verzekeringnemer] heeft in reconventie gevorderd, verkort weergegeven:
a. terugbetaling van Afl. 1.250 (de betaling van [verzekeringnemer] van 3 januari 2019);
b. vergoeding van Afl. 375 voor buitengerechtelijke incassokosten;
c. vergoeding van Afl. 4.000 voor immateriële schade.
alles met wettelijke rente.
Beslissingen van het Gerecht
3.4
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vordering van Boogaard afgewezen, vordering a van [verzekeringnemer] toegewezen, met rente, en de vorderingen b en c van [verzekeringnemer] afgewezen. Hiertoe heeft het Gerecht overwogen, verkort weergegeven, dat de verzekeringsovereenkomst na afloop van het jaar 2017/2018 is geëindigd en niet is verlengd (4.4-4.6).
Beoordeling door het Hof
3.5
Boogaard heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de verzekering stilzwijgend is verlengd en dat de premie voor het jaar 2018/2019 aan Citizens is betaald doordat Boogaard die voor [verzekeringnemer] heeft voorgeschoten. Boogaard heeft gesteld dat zij dit met [verzekeringnemer] heeft afgesproken, omdat [verzekeringnemer] financiële problemen had in de periode dat deze premie betaald moest worden.
3.6 [
[verzekeringnemer] heeft betwist dat de verzekering na afloop van het jaar 2017/2018 is verlengd. Deze betwisting heeft zij onderbouwd door aan te voeren dat Citizens telefonisch te kennen heeft gegeven dat de polis was opgeheven en dat de polis niet in de administratie van Citizens voorkomt voor het jaar 2018/2019. Verder heeft zij aangevoerd dat er geen polisblad van Citizens bestaat waaruit blijkt dat de polis daadwerkelijk is verlengd. Zij heeft ook betwist dat zij ermee akkoord is gegaan dat Boogaard de premie voor het jaar 2017/2018 voor haar zou voorschieten.
3.7
Het lag op de weg van Boogaard om naar aanleiding van deze gemotiveerde betwisting deugdelijk met bewijsstukken te onderbouwen dat Citizens de verzekering daadwerkelijk heeft verlengd voor het jaar 2018/2019. Dit klemt temeer, nu de zorgplicht van Boogaard als verzekeringstussenpersoon jegens [verzekeringnemer] meebrengt dat Boogaard hierover geen onduidelijkheid dient te laten voortbestaan. Zij had duidelijkheid kunnen verschaffen door een schriftelijke verklaring van Citizens in het geding te brengen. De door haarzelf opgestelde prolongatie-kwitantie met verzekeringsbewijs geeft hierover in dit geval onvoldoende zekerheid tegenover hetgeen [verzekeringnemer] heeft aangevoerd.
3.8
Nu Boogaard dat niet heeft gedaan, kan niet worden aangenomen dat de verzekering na afloop van het jaar 2017/2018 daadwerkelijk is verlengd. Het Hof verenigt zich dus met het dienovereenkomstige oordeel van het Gerecht, zij het op andere gronden.
3.9
De grieven van Boogaard behoeven gelet op het voorgaande geen bespreking. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. Boogaard zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Boogaard in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [verzekeringnemer] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 197,00 aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 1 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.