Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Op 26 januari 2021 is [appellante] werkend aangetroffen bij een restaurant. Omdat [appellante] sinds 18 september 2019 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, heeft de minister bij bevelschrift van 26 januari 2021 haar uitzetting bevolen en daarbij vermeld dat aan haar een periode van niet-toelating wordt opgelegd van 24 maanden. In verband met het uitzettingsbevel heeft de minister [appellante] vanaf 28 januari 2021 een meldplicht opgelegd. Op de laatste dag van de meldplicht moest [appellante] zich melden met een vliegticket naar Colombia. Omdat [appellante] zich volgens de minister niet op de laatste dag met een vliegticket heeft gemeld, is zij op 16 juli 2021 aangehouden en is het uitzettingsbevel uitgevaardigd. Op 18 juli 2021 is zij uitgezet.
De minister heeft het uitzettingsbevel na bezwaar gehandhaafd omdat [appellante] in strijd met de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: Ltu) zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef. In verband met haar minderjarig schoolgaand kind is haar een meldplicht opgelegd met als voorwaarde dat zij zich op 14 juli 2021 zou melden met een vliegticket. [appellante] heeft zich niet gemeld en de verzochte ordemaatregel is afgewezen. Aruba hoeft het illegale verblijf niet te dogen, aldus de bestreden beschikking.
"4. Deze meldingsplicht wordt aan u voor een periode tot einde schooljaar 2020, ingaande dagtekening, tot en met 14 juli 2021, en wel tot 14 dagen na einde schooljaar van uw dochter [dochter appellante], geb. te Colombia op [geboortedatum] 2003. U dient zich te melden ten kantore van het Bureau Guarda Nos Costa met een vliegticket terugkeer naar Colombia."
f700,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift) en in hoger beroep op NA
f700,- (1 punt voor het indienen van een hogerberoepschrift).
Beslissing
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 13 december 2023 in zaak nr. AUA202302923;
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
vernietigtde beschikking van de minister van Justitie en Sociale Zaken van 7 juli 2023;
bepaaltdat de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking geheel in stand blijven;
veroordeeltde minister van Justitie en Sociale Zaken om aan [appellante] een vergoeding van immateriële schade van Afl. 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn te betalen;
veroordeeltde minister van Justitie en Sociale Zaken tot vergoeding van bij [appellante] in verband met het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 1.400,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
gelastdat het Land Aruba aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van Afl. 100,- vergoedt.