In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen Britania Development Company N.V. en Het Land Aruba. Britania heeft een kantoorpand verhuurd aan Het Land, dat het pand heeft gebruikt voor de huisvesting van de politie. De huurovereenkomst is op 30 september 2019 geëindigd, maar er is onduidelijkheid over de beëindiging en de staat van het pand bij oplevering. Britania heeft diverse vorderingen ingesteld, waaronder schadevergoeding voor herstelkosten en gederfde huurinkomsten. Het Gerecht in eerste aanleg heeft enkele vorderingen toegewezen, maar ook bedragen afgewezen. Britania is in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van het Gerecht, dat op 9 maart 2022 is uitgesproken. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de huurovereenkomst op 30 september 2019 is geëindigd. Het Hof heeft geoordeeld dat de kosten voor het schilderen van de buitenmuren voor rekening van Het Land komen, en heeft Britania een schadevergoeding van Afl. 85.450,81 en Afl. 3.000,- aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is op 6 februari 2023 uitgesproken.