ECLI:NL:OGHACMB:2024:145

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
AUA2023H00185
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, dwaling en misbruik van omstandigheden

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [de werknemer] met de naamloze vennootschap ATCO CONCRETE PRODUCTS N.V., handelende onder de naam Apex. [de werknemer] was in vaste dienst bij Apex en heeft een overeenkomst ondertekend waarin de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden werd beëindigd. Hij stelt dat deze overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en misbruik van omstandigheden. Het Gerecht in eerste aanleg heeft zijn verzoeken afgewezen, waarna [de werknemer] in hoger beroep is gegaan.

Het Hof heeft de procedure opnieuw beoordeeld. Bij de mondelinge behandeling op 3 juni 2024 zijn zowel [de werknemer] als vertegenwoordigers van Apex verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat de beëindigingsovereenkomst op 23 augustus 2022 is ondertekend, na een gesprek waarin [de werknemer] onder druk werd gezet om snel te tekenen. [de werknemer] heeft verzocht om vernietiging van de beëindigingsovereenkomst en om wedertewerkstelling, maar het Hof oordeelt dat er geen grond is voor vernietiging.

Het Hof concludeert dat de beëindigingsovereenkomst niet tot stand is gekomen onder invloed van dwaling of misbruik van omstandigheden. De verklaringen van [de werknemer] en de directeur van Apex zijn tegenstrijdig, maar het Hof oordeelt dat [de werknemer] voldoende geïnformeerd was over de gevolgen van zijn handelingen. De beëindigingsovereenkomst is dus geldig en het Hof bevestigt de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg. [de werknemer] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: AUA202204520 – AUA2023H00185
Uitspraak: 30 juli 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[DE WERKNEMER],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. A.E.A. Hernandez,
tegen
de naamloze vennootschap
ATCO CONCRETE PRODUCTS N.V.,
handelende onder de naam Apex,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.E. Barrios.
Partijen worden hierna [de werknemer] en Apex genoemd.

1.De zaak in het kort

[de werknemer] was in vaste dienst bij Apex. Hij heeft een overeenkomst ondertekend waarin staat dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd.
In deze rechtszaak heeft [de werknemer] verzoeken gedaan op grond van zijn standpunt dat de beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en met misbruik van omstandigheden. Het Gerecht heeft dit standpunt verworpen en de verzoeken afgewezen.
In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de verzoeken opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 13 november 2023 ingekomen beroepschrift is [de werknemer] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 3 oktober 2023 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zijn verzoeken alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
2.2
Bij op 28 mei 2024 ingekomen verweerschrift in hoger beroep, met producties, heeft Apex het hoger beroep bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking zal bevestigen, met veroordeling van [de werknemer], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in hoger beroep, met rente.
2.3
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 3 juni 2024 in Aruba. [de werknemer] is verschenen met zijn gemachtigde. Zijdens Apex zijn verschenen: [de directeur], directeur (hierna: [de directeur]), [de operations manager], operations manager (hierna: [de operations manager]) en [de dispatcher concrete deliveries],
dispatcher concrete deliveries, bijgestaan door de gemachtigde van Apex. De gemachtigden hebben de standpunten van hun cliënten toegelicht. [de werknemer] en [de directeur] hebben naar aanleiding van vragen van het Hof verklaringen afgelegd.
2.4
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
Apex produceert en verhandelt cementproducten.
3.1.2
In 1996 is [de werknemer] voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Apex. In 2022 was zijn functie
driver/operatoren bedroeg zijn salaris Afl. 3.500 bruto per maand.
3.1.3
Op vrijdag 19 augustus 2022 is [de werknemer] bij directeur [de directeur] op kantoor geroepen om te spreken over (in elk geval) een door Apex voorgenomen of overwogen wijziging in de arbeidsvoorwaarden. De wijziging hield in dat een bestaande overwerkvergoeding zou worden vervangen door een toeslag op het salaris. Bij dit gesprek gaf [de werknemer] te kennen de wijziging op dat moment niet te wensen.
3.1.4
Op maandag 22 augustus 2022 omstreeks 16.00 uur heeft [de directeur] [de werknemer] opnieuw bij zich op kantoor geroepen. Bij dat gesprek heeft [de directeur] aan [de werknemer] een aanbod gedaan dat inhield dat partijen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden zouden beëindigen waarbij Apex aan [de werknemer] een vergoeding zou betalen van Afl. 35.000,- bruto. Verder heeft [de directeur] in dit gesprek in elk geval ook het bedrag van Afl. 27.865,38 en een termijn van 24 uur genoemd.
3.1.5
Op dinsdag 23 augustus 2022 omstreeks 11.00 uur heeft [de werknemer] telefonisch contact opgenomen met operations manager [de operations manager]. Vervolgens is [de werknemer] op die dag samen met zijn echtgenote naar het kantoor van [de directeur] gekomen en heeft hij in het bijzijn van zijn echtgenote twee geschriften ondertekend, te weten:
a. een schriftelijke overeenkomst, strekkende tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden tegen een vergoeding van Afl. 35.000,- bruto (hierna: de beëindigingsovereenkomst), en
b. een schriftelijke bevestiging van ontvangst van dat bedrag.
3.1.6
Op 31 augustus 2022 heeft Apex Afl. 32.497,75 aan [de werknemer] betaald.
3.1.7
Bij brief van 31 augustus 2022 aan Apex heeft mr. Hernandez namens [de werknemer] (onder meer) de vernietiging van de beëindigingsovereenkomst ingeroepen wegens dwaling en misbruik van omstandigheden. Daarbij heeft hij verzocht om wedertewerkstelling en loondoorbetaling. Apex heeft de vernietiging en de verzoeken van de hand gewezen.
Verzoeken
3.2
In deze rechtszaak heeft [de werknemer], verkort weergegeven, verzocht om vernietiging van de beëindigingsovereenkomst en de ontvangstbevestiging, met bevel aan Apex om [de werknemer] weer op het werk toe te laten, en doorbetaling van zijn salaris met wettelijke rente en wettelijke verhoging.
Beslissing van het Gerecht
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht de verzoeken afgewezen. Het Gerecht heeft daartoe geoordeeld dat er geen grond bestaat voor vernietiging of ontbinding van de beëindigingsovereenkomst.
Beoordeling door het Hof
3.4
De precieze gang van zaken voorafgaand aan de ondertekening van de beëindigingsovereenkomst is tussen partijen betwist. Het Hof zal hieronder eerst de stellingen van partijen daarover (verkort) weergeven.
3.4.1 [
[de werknemer] stelt het volgende. Bij het gesprek van 22 augustus 2022 heeft [de directeur] twee beëindigingsovereenkomsten aan [de werknemer] getoond, één met een vergoeding van Afl. 27.000 en de andere met een vergoeding van Afl. 35.000. [de directeur] heeft [de werknemer] medegedeeld dat hij 24 uur de tijd had om de beëindigingsovereenkomst met een vergoeding van Afl. 35.000 te ondertekenen en dat dit de maximale vergoeding is waarop hij recht heeft, vermeerderd met twee maanden extra salaris. Verder heeft [de directeur] medegedeeld dat indien hij niet binnen 24 uur tekent, hij hoe dan ook zijn baan verliest en slechts Afl. 27.000 zal ontvangen. [de werknemer] gaf te kennen dat hij meer tijd nodig had om advies in te winnen, maar [de directeur] antwoordde dat [de werknemer] die tijd niet kreeg en binnen 24 uur moest tekenen. [de werknemer] is hierdoor overstuur geraakt. Hij heeft de beëindigingsovereenkomst met de vergoeding van Afl. 35.000 ondertekend, omdat hij meende dat hij anders zijn baan eveneens zou verliezen en slechts een vergoeding van Afl. 27.000 zou ontvangen.
3.4.2
Apex betwist de door [de werknemer] gestelde gang van zaken en voert daartoe het volgende aan. Bij het gesprek van 19 augustus 2022 waren [de directeur], [de operations manager] en [de werknemer] aanwezig. [de werknemer] zei dat hij Afl. 4.500 per maand nodig had om rond te komen. [de directeur] zei dat hij dat niet kon bieden en dat [de werknemer], als hij dat bedrag wilde verdienen, zou moeten overwegen een bijbaan te nemen of ander werk te zoeken, niet noodzakelijkerwijs bij Apex. [de werknemer] zei dat hij overwoog bij Apex weg te gaan, hopelijk binnen een jaar. Hij overwoog om naar het buitenland te gaan en zei dat hij veel Peruanen kende die naar Canada waren gegaan.
Bij het gesprek van 22 augustus 2022 waren weer [de directeur], [de operations manager] en [de werknemer] aanwezig. [de directeur] deed het hiervoor onder 3.1.4 genoemde aanbod. Verder toonden [de directeur] en [de operations manager] aan [de werknemer] een berekening die Apex gemaakt had van het bedrag waarop [de werknemer] volgens Apex aanspraak zou kunnen maken op basis van de Cessantiaverordening (ter vergelijking). Die berekening kwam uit op Afl. 27.865,38 bruto. [de directeur] heeft gezegd dat Apex de kwestie zo snel mogelijk wilde afdoen, bij voorkeur binnen 24 uur. [de werknemer] vroeg wat zijn opties waren. [de directeur] zei dat Apex de arbeidsovereenkomst niet wilde voortzetten en dat als partijen niet tot overeenstemming zouden komen, Apex een beëindigingsprocedure bij de Directie Arbeid zou beginnen, die een aantal maanden zou duren en waarschijnlijk tot een cessantia-uitkering zou leiden, en dat het daarom gemakkelijker en sneller voor beide partijen zou zijn om tot overeenstemming te komen. [de werknemer] heeft een foto genomen van het aanbod. [de directeur] heeft [de werknemer] geadviseerd om juridisch advies in te winnen.
Bij de ondertekening van de geschriften op 23 augustus 2022 waren [de directeur], [de operations manager], [de werknemer] en de echtgenote van [de werknemer] aanwezig. [de directeur] vroeg aan [de werknemer] of hij juridisch advies had ingewonnen. [de werknemer] antwoordde ontkennend. Vervolgens heeft [de directeur] de inhoud van beide geschriften in het Papiaments met [de werknemer] en zijn echtgenote regel voor regel doorgenomen en uitgelegd, en aan [de werknemer] gevraagd of hij nog vragen had. [de werknemer] heeft de geschriften ondertekend en vragen gesteld over zijn pensioen, een aanbevelingsbrief en zijn werkboek. [de werknemer] zei na ontvangst van kopieën van de geschriften dat hij blij was dat de relatie op een goede manier was beëindigd.
3.5
Het is een feit van algemene bekendheid dat werknemers met een vaste baan (een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur) ontslagbescherming genieten. De reikwijdte van die bescherming is wellicht niet algemeen bekend, maar wel is algemeen bekend dat een werknemer met een vaste baan niet zonder reden kan worden ontslagen. Dat is niet anders als de werkgever daarbij een cessantia-uitkering doet. De cessantia-uitkering is verschuldigd als de dienstbetrekking eindigt, anders dan door schuld van de werknemer of ten gevolge van een aan hem toe te rekenen omstandigheid. Deze rechtsregel brengt niet mee dat het doen van een cessantia-uitkering de werkgever de bevoegdheid verschaft om een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur zonder reden te beëindigen. Als de werkgever geen reden voor ontslag heeft, zal de Directie Arbeid ook geen toestemming voor beëindiging geven. Dit alles is zo algemeen bekend, dat ook [de werknemer] geacht moet worden dit te hebben geweten. Onder bijzondere omstandigheden kan wellicht aangenomen worden dat [de werknemer] die wetenschap niet had, maar zulke bijzondere omstandigheden heeft [de werknemer] niet gesteld.
3.6 [
[de werknemer] heeft niet gesteld dat Apex in de gesprekken enige pleitbare reden voor zijn ontslag heeft genoemd. [de werknemer] heeft weliswaar gesteld dat [de directeur] zei dat [de werknemer] de andere werknemers negatief zou kunnen beïnvloeden en dat [de directeur] hem herhaaldelijk had aangemerkt als een “vertegenwoordiger” van zijn afdeling, maar [de werknemer] moet geacht worden te hebben geweten dat dit geen pleitbare reden voor ontslag oplevert. Nu [de werknemer] niet heeft gesteld dat Apex enige pleitbare reden voor zijn ontslag had of zelfs maar beweerde te hebben, kan niet worden aangenomen dat [de werknemer] daadwerkelijk in de veronderstelling heeft verkeerd dat een beëindigingsprocedure bij de Directie Arbeid met als uitkomst dat niet meer dan een cessantia-uitkering zou worden gedaan, een reële optie voor Apex was. Het lag op de weg van [de werknemer] om hier meer over te stellen, maar dat heeft hij niet gedaan. Hij moet dus begrepen hebben dat deze optie niet reëel was. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat [de werknemer] heeft gedwaald.
3.7
Nu niet kan worden aangenomen dat de beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, kan evenmin worden aangenomen dat de beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden. [de werknemer] moet begrepen hebben dat een beëindigingsprocedure bij de Directie Arbeid met als uitkomst dat niet meer dan een cessantia-uitkering zou worden gedaan, geen reële optie voor Apex was. Daarom moet worden aangenomen dat er geen ontoelaatbare druk uitging van het aandringen door Apex op een beslissing binnen 24 uur. Het kan dan ook niet worden aangenomen dat [de werknemer] door ontoelaatbare druk is bewogen tot het ondertekenen van de geschriften.
3.8
De beëindigingsovereenkomst is dus niet tot stand gekomen met een wilsgebrek en zij is dan ook niet vernietigbaar.
3.9
Voor een beëindiging van een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is nodig dat de verklaringen of gedragingen van de werknemer duidelijk en ondubbelzinnig blijk geven van toestemming. De werkgever zal er zich met redelijke zorgvuldigheid van moeten vergewissen of de werknemer heeft begrepen dat zijn instemming met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt gevraagd. Hieraan voldoet de beëindigingsovereenkomst. Bij dit oordeel is van belang dat Apex de beïndigingsovereenkomst uitvoerig in het Papiaments met [de werknemer] heeft doorgenomen en gevraagd heeft of [de werknemer] vragen had. Het tegendeel is ook niet aangevoerd.
3.1
Het hoger beroep faalt. De beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd. [de werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [de werknemer] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Apex gevallen en tot op heden begroot op Afl. 4.000,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, E.A. Saleh en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 30 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.