In deze zaak gaat het om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [de werknemer] met de naamloze vennootschap ATCO CONCRETE PRODUCTS N.V., handelende onder de naam Apex. [de werknemer] was in vaste dienst bij Apex en heeft een overeenkomst ondertekend waarin de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden werd beëindigd. Hij stelt dat deze overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en misbruik van omstandigheden. Het Gerecht in eerste aanleg heeft zijn verzoeken afgewezen, waarna [de werknemer] in hoger beroep is gegaan.
Het Hof heeft de procedure opnieuw beoordeeld. Bij de mondelinge behandeling op 3 juni 2024 zijn zowel [de werknemer] als vertegenwoordigers van Apex verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat de beëindigingsovereenkomst op 23 augustus 2022 is ondertekend, na een gesprek waarin [de werknemer] onder druk werd gezet om snel te tekenen. [de werknemer] heeft verzocht om vernietiging van de beëindigingsovereenkomst en om wedertewerkstelling, maar het Hof oordeelt dat er geen grond is voor vernietiging.
Het Hof concludeert dat de beëindigingsovereenkomst niet tot stand is gekomen onder invloed van dwaling of misbruik van omstandigheden. De verklaringen van [de werknemer] en de directeur van Apex zijn tegenstrijdig, maar het Hof oordeelt dat [de werknemer] voldoende geïnformeerd was over de gevolgen van zijn handelingen. De beëindigingsovereenkomst is dus geldig en het Hof bevestigt de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg. [de werknemer] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.