In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin haar vorderingen tegen de notaris zijn afgewezen. [appellante] stelt dat de notaris aansprakelijk is voor schade die zij lijdt als gevolg van het niet opmaken van een testament door de notaris voor mevrouw [naam 1], die op 17 juni 2020 is overleden. De procedure begon met een akte van appel op 11 maart 2022, gevolgd door een memorie van grieven waarin zeven grieven zijn aangevoerd. De notaris heeft de grieven bestreden en verzocht om bevestiging van het bestreden vonnis.
Het Hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de notaris de opdracht heeft gekregen om een testament op te maken. Hoewel [naam 1] en de notaris over het testament hebben gesproken, is er geen formele opdracht gegeven. De notaris heeft geen testament kunnen opmaken omdat er geen rechtsgeldige opdracht was. Het Hof concludeert dat de vorderingen van [appellante] niet voldoende zijn onderbouwd en dat er geen bewijs is dat de notaris in gebreke is gebleven. Het hoger beroep wordt afgewezen en het vonnis van het Gerecht wordt bevestigd. [appellante] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.