ECLI:NL:OGHACMB:2024:13

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
SXM2022H00033
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aansprakelijkheid notaris voor niet opmaken testament

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin haar vorderingen tegen de notaris zijn afgewezen. [appellante] stelt dat de notaris aansprakelijk is voor schade die zij lijdt als gevolg van het niet opmaken van een testament door de notaris voor mevrouw [naam 1], die op 17 juni 2020 is overleden. De procedure begon met een akte van appel op 11 maart 2022, gevolgd door een memorie van grieven waarin zeven grieven zijn aangevoerd. De notaris heeft de grieven bestreden en verzocht om bevestiging van het bestreden vonnis.

Het Hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de notaris de opdracht heeft gekregen om een testament op te maken. Hoewel [naam 1] en de notaris over het testament hebben gesproken, is er geen formele opdracht gegeven. De notaris heeft geen testament kunnen opmaken omdat er geen rechtsgeldige opdracht was. Het Hof concludeert dat de vorderingen van [appellante] niet voldoende zijn onderbouwd en dat er geen bewijs is dat de notaris in gebreke is gebleven. Het hoger beroep wordt afgewezen en het vonnis van het Gerecht wordt bevestigd. [appellante] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: SXM202100643 – SXM2022H00033
Uitspraak: 17 januari 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonend in Sint Maarten,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. C.H.J. Merx,
tegen
[geïntimeerde],
wonend en kantoorhoudend in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J. Veen.
Partijen worden hierna [appellante] en de notaris genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 11 maart 2022 ingekomen akte van appel is [appellante] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 8 maart 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 22 april 2022 ingekomen memorie van grieven heeft [appellante] zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, zo begrijpt het Hof, haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de notaris in de proceskosten, met nakosten.
1.3
Bij op 20 juni 2022 ingekomen memorie van antwoord heeft de notaris de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van [appellante] in de kosten van het hoger beroep.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend. Aan de pleitnota van [appellante] zijn zeven producties gehecht.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Feiten
2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1
Op [datum overlijden] 2020 is in Sint Maarten overleden mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1]), geboren op [geboortedatum] 1943. Voorafgaande aan haar overlijden was zij enige tijd ziek en bedlegerig.
2.1.2
Op 30 maart 2020 heeft de notaris een bezoek gebracht aan de woning van [naam 1] om een akte van volmacht te passeren ten behoeve van de verkoop van een aan haar in eigendom toebehorend appartement. De gevolmachtigden zijn [appellante] en de heer [gevolmachtigde].
2.1.3
Tijdens dit bezoek heeft de notaris met [naam 1], in aanwezigheid van [appellante] gesproken over het opstellen van een testament voor [naam 1] door de notaris. [appellante] heeft gevraagd aan de notaris of zij dit zou kunnen regelen. [naam 1] heeft de notaris een handgeschreven lijstje (met als datum 20 maart 2020) laten zien met namen van personen die in het testament zouden moeten worden bedacht, waaronder [appellante]. De notaris heeft ter plekke op die lijst aantekeningen gemaakt (onder andere de geboortedata van toen in de woonkamer aanwezige personen).
2.1.4
Er is een andere lijst gedateerd 14 april 2020 met deels namen van andere personen. Op die lijst komt de naam van [appellante] niet voor.
2.1.5
Onder een ongedateerde afrekening van de notaris, in verband met de verkoop van het appartement, staat:
“(fee for Last Will and Testament to be signed shortly: also to be deducted from the $40.000,-)”.
2.1.6
Daags voor het overlijden van [naam 1], op 17 juni 2020, is [appellante] bij de notaris langsgegaan om het lijstje van 20 maart 2020 met daarop de door de notaris gemaakte aantekeningen te overhandigen en aan te dringen op het opmaken van een testament. [naam 1] was toen opgenomen in het ziekenhuis.
2.1.7
Volgens informatie van het Centraal Testamentenregister in Curaçao heeft [naam 1] op 23 augustus 2007 bij openbaar testament, verleden ten overstaan van de notaris mr. F.E. Gijsbertha, over haar nalatenschap beschikt.
2 .1.8 De notaris heeft haar werkzaamheden op 1 november 2022 neergelegd.
Vorderingen
3. In deze rechtszaak heeft [appellante] gevorderd:
a. een verklaring voor recht dat de notaris aansprakelijk is voor de schade die [appellante] lijdt als gevolg van het niet opmaken van een het testament,
b. de veroordeling van de notaris tot vergoeding van de schade van [appellante], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke rente,
c. de veroordeling van de notaris in de proceskosten.
Beslissingen van het Gerecht
4.1
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vorderingen van [appellante] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
Beoordeling door het Hof
4.2
De stellingen van [appellante] komen erop neer dat zij de notaris verwijt dat deze geen testament heeft opgemaakt en daarmee wanprestatie jegens haar heeft gepleegd. Daarnaast verwijt [appellante] de notaris onrechtmatig handelen (handelen in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid) door het niet nakomen van die (overeenkomst tot) opdracht. De eerste vraag die moet worden beantwoord is of de notaris de opdracht heeft gekregen om een testament op te maken
.Wanneer niet vastgesteld kan worden dat opdracht is gegeven voor het maken van een testament, kan de notaris immers niet worden verweten dat zij daartoe niet is overgegaan, nog daargelaten de vraag welke schade daaruit voor [appellante] voortvloeit. Ook in hoger beroep heeft [appellante] over mogelijke schade niets naar voren gebracht.
Niet gebleken dat notaris opdracht heeft gekregen om een testament op te maken
4.3
Niet gebleken is dat door of namens [naam 1] aan de notaris de opdracht is gegeven om een testament op te maken. Vast staat wel dat [naam 1] met de notaris over het maken van een testament heeft gesproken. Maar uit het enkele feit dat [naam 1] met de notaris daarover heeft gesproken op 30 maart 2020, toen de notaris voor een andere zaak bij haar was (het opmaken van een volmacht voor de verkoop van een appartement), is nog geen opdracht tot het maken van een testament af te leiden. De feiten en omstandigheden die [appellante] naar voren heeft gebracht om die stelling te onderbouwen, zijn daarvoor onvoldoende. Dat [naam 1] aan de notaris een handgeschreven lijstje heeft laten zien met daarop de namen van enkele personen onder wie [appellante] (vgl. 2.1.5) is niet als een opdracht te beschouwen om een testament op te maken, temeer daar dit blaadje niet aan de notaris is meegegeven maar op instigatie van [naam 1] bij haar thuis is achtergebleven omdat zij naar haar zeggen er verder over wilde nadenken. Ook uit de omstandigheid dat een afrekening van de notaris iets vermeldt over een “fee” voor een testament, kan niet worden afgeleid dat een opdracht is gegeven, hooguit dat de notaris rekening hield met de mogelijkheid dat binnen afzienbare tijd een dergelijke opdracht gegeven zou worden.
4.4
Niet is komen vast te staan dat tussen 30 maart 2020 en de dag voorafgaand aan het overlijden van [naam 1] op enig moment contact is opgenomen met de notaris voor het maken van een testament, niet door [naam 1] zelf en ook niet namens haar. Dit terwijl [appellante] in die periode, naar de notaris onbestreden heeft aangevoerd, drie keer bij de notaris op kantoor is geweest. Bij geen van die gelegenheden heeft [appellante] namens [naam 1] opdracht gegeven om een testament op te maken.
4.5
Pas op 17 juni 2020, daags voor het overlijden van [naam 1], is [appellante] bij de notaris geweest met de vraag of deze het toen door [appellante] getoonde lijstje met namen als uiterste wil van [naam 1] wilde accepteren. Dat wilde de notaris niet. De notaris kon dat lijstje ook niet accepteren als een uiterste wilsbeschikking van [naam 1], omdat het niet voldeed aan de wettelijke vereisten daarvoor. In elk geval behoefde de notaris uit het tonen van dat lijstje geen rechtsgeldige door [appellante] namens [naam 1] aan de notaris gegeven opdracht af te leiden. Ook in dat opzicht valt de notaris geen rechtens relevant verwijt te maken.
4.6
Andere feiten of omstandigheden die de stelling van [appellante] dat [naam 1] - dan wel een derde namens haar - de notaris opdracht heeft gegeven tot het maken van een testament, zijn gesteld noch gebleken. Omdat dat een eerste vereiste is voor toewijzing van de vordering strandt de vordering daarop al.
Bewijsaanbiedingen worden gepasseerd
4.7
Omdat [appellante] haar vordering onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd komt het Hof aan bewijs niet toe. De bewijsaanbiedingen die [appellante] bij pleidooi in hoger beroep heeft gedaan zien bovendien alle op een ander lijstje (vgl. 2.1.4) dat in hoger beroep geen rol meer speelt omdat dat niet beslissend is voor de beantwoording van de vraag of door of namens [naam 1] opdracht is gegeven voor het maken van een testament. Die bewijsaanbiedingen worden daarom als niet ter zake doende gepasseerd.
Slotsom
4.8
Het hoger beroep slaagt niet en het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de notaris gevallen en tot op heden begroot op NAf. 240,50 aan verschotten en NAf. 3.750,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin, en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 17 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.