ECLI:NL:OGHACMB:2024:129

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
SXM2024H00011
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en financiële afwikkeling tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft de werkgever, Deliwo Administrative Services B.V. (DAS), verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die in eerste aanleg als verweerder optrad. De werknemer heeft tegenverzoeken ingediend met betrekking tot de financiële afwikkeling na het beëindigen van het dienstverband. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in hoger beroep de tegenverzoeken beoordeeld, voor zover deze door het Gerecht in eerste aanleg zijn toegewezen. De zaak is gerelateerd aan een eerdere uitspraak van het Hof van 13 maart 2024 (ECLI:NL:OGHACMB:2024:26).

De procedure begon met een beroepschrift van DAS op 22 januari 2024, waarin vijf grieven werden aangevoerd tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 13 december 2023. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 mei 2024, waarbij zowel de gemachtigde van DAS als de werknemer in persoon aanwezig waren.

Het Hof heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen DAS en de werknemer niet was beëindigd door de ontbindingsbeschikking van 31 mei 2023, en dat DAS loon verschuldigd was over de periode van 1 juni 2023 tot 14 december 2023. Het Hof heeft ook geoordeeld dat DAS onterecht een hogere loonkorting had toegepast tijdens de coronaperiode en dat de werknemer recht had op betaling van de loonwaarde van niet-genoten vakantiedagen.

De beslissing van het Gerecht is bevestigd, en DAS is veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, wettelijke verhogingen, en buitengerechtelijke kosten. Het hoger beroep van DAS is afgewezen, en de kosten van het hoger beroep zijn aan DAS opgelegd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: SXM202301079 en SXM202301348
SXM2024H00011 en SXM2024H00012
Uitspraak: 30 juli 2024 (bij vervroeging)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
de besloten vennootschap
DELIWO ADMINISTRATIVE SERVICES B.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg verzoekster, verweerster tegen het tegenverzoek,
thans appellante,
gemachtigde: mr. J. Deelstra,
tegen
[WERKNEMER],
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg verweerder, verzoeker van het tegenverzoek,
thans geïntimeerde,
gemachtigde in eerste aanleg: mr. C.M. Marica,
in hoger beroep procederende in persoon.
Partijen worden hierna DAS en [werknemer] genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak heeft de werkgever om ontbinding van een arbeidsovereenkomst verzocht en heeft de werknemer tegenverzoeken gedaan die betrekking hebben op de financiële afwikkeling tussen partijen na het einde van het dienstverband.
In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de tegenverzoeken, voor zover het Gerecht die heeft toegewezen. De zaak houdt verband met de zaak die beslist is in GHvJ 13 maart 2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:26.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 22 januari 2024 ingekomen beroepschrift, met producties, is DAS in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 13 december 2023 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft DAS vijf grieven tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking gedeeltelijk zal vernietigen en verder zal beslissen zoals aan het slot van het beroepschrift geformuleerd.
2.2
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 15 mei 2024. Vooraf hebben beide partijen producties toegezonden. De gemachtigde van DAS is verschenen. Verder heeft [bedrijfsjurist], bedrijfsjurist, zijdens DAS aan de mondelinge behandeling deelgenomen door middel van videoconference. [werknemer] is in persoon verschenen. Bij de mondelinge behandeling hebben de gemachtigde van DAS en [werknemer] zich bediend van pleitaantekeningen, waarvan zij exemplaren in het geding hebben gebracht.
2.3
Beschikking is aangezegd en bij vervroeging bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
Almod Diamonds Ltd. (hierna: Almod) verkoopt via haar dochtervennootschappen juwelen en horloges aan het publiek onder de handelsnaam Diamonds International (hierna wordt de groep aangeduid als Diamonds International). Diamonds International heeft vestigingen in het Caribische gebied, Mexico en Alaska. De vestigingen in het Caribische gebied worden aangestuurd vanuit een vestiging in Miami. Een van de dochtervennootschappen van Almod is Deliwo B.V. (hierna: Deliwo). Deliwo exploiteert een winkel in Sint Maarten. DAS is een dochtervennootschap van Deliwo die optreedt als werkgever van personeel van Diamonds International.
3.1.2
In januari 2015 is [werknemer] in tijdelijke dienst getreden bij DAS in de functie van boekhouder. De arbeidsovereenkomst is herhaaldelijk verlengd en gold uiteindelijk voor onbepaalde tijd. De functie van [werknemer] was aanvankelijk boekhouder en later assistant financial controller (of: assistant to financial controller). [werknemer] verrichtte (vanaf enig moment) niet alleen werkzaamheden voor de vestiging in Sint Maarten, maar ook voor de vestigingen in Curaçao, Tortola en St. Kitts.
3.1.3
In verband met de coronapandemie heeft DAS in de periode maart 2020-oktober 2021 slechts 50% van het salaris aan [werknemer] uitbetaald. In verband met die pandemie heeft de regering van Sint Maarten maatregelen getroffen op het gebied van loonkosten, getiteld Sint Maarten Stimulus & Relief Plan (hierna: het SSRP). Op 1 juni 2020 zijn maatregelen in werking getreden die erin voorzien dat de overheid maximaal 80% van de loonkosten van daarvoor in aanmerking komende bedrijven subsidieert onder de voorwaarde dat de werknemers afzien van de resterende 20% van hun loon. Ingevolge het SSRP heeft de overheid van Sint Maarten in de periode april 2020-september 2021 80% subsidie aan DAS verstrekt voor het salaris van [werknemer]. [werknemer] heeft (evenals andere werknemers) maandelijkse schriftelijke verklaringen over de periode januari 2021-september 2021 ondertekend, waarin staat dat de werknemers akkoord gaan met een verlaging van het salaris (hierna: de SSRP-brieven). [werknemer] heeft bij e-mails van 19 juli 2023 en 6 september 2023 geklaagd over
outstanding Covid salary. Op 12 september 2023 heeft ook de toenmalige gemachtigde van [werknemer] DAS hierover aangeschreven. Op 10 oktober 2023, nadat een kort geding aanhangig was gemaakt, heeft DAS USD 10.419,68 aan [werknemer] overgemaakt en heeft Diamonds International (BVI) Limited USD 14.708,75 aan [werknemer] overgemaakt (samen USD 25.128,43).
3.1.4
In februari 2022 is [werknemer] naar Panama gereisd in verband met ziekte van zijn moeder. De loonspecificatie van DAS met betrekking tot [werknemer] over augustus 2022 vermeldt 77 openstaande vakantiedagen. In een e-mail van 2 september 2022 heeft [werknemer] geschreven dat hij 82,5 vakantiedagen heeft. In een e-mail van 13 september 2022 heeft [hr-manager], human resources manager bij Diamonds International, (hierna: [hr-manager]) geschreven:
Like all the other staff in St.Maarten was given the option to use their days from now until end of October, with the allowance to roll 15 days to next year.
Bij e-mail van 14 september 2022 heeft [hr-manager] [werknemer] verzocht zijn vakantieformulier in te vullen en in te dienen. [werknemer] heeft een formulier ingediend waarmee vakantie werd aangevraagd van 14 september 2022 tot en met 31 oktober 2022. Op 3 november 2022 heeft [werknemer] een klacht ingediend bij de Dienst Arbeidszaken. Daarbij heeft hij onder meer te kennen gegeven dat hij 111,5 vakantiedagen had. Bij e-mail van 9 november 2022 heeft [hr-manager] [werknemer] opgedragen om de vakantiedagen die hij nog heeft, onmiddellijk op te nemen in de periode dat hij is vrijgesteld van werk met behoud van loon. Daarbij heeft [hr-manager] verwezen naar art. 2 lid 2 van de Vakantieregeling (PB 1949 no. 17, zoals gewijzigd).
3.1.5
In een gesprek van 31 oktober 2022 heeft [regional manager], regional manager bij Diamonds International, [werknemer] medegedeeld dat Diamonds International had besloten om alle financiële werkzaamheden ten behoeve van haar vestigingen in het Caribische gebied over te brengen naar het hoofdkantoor in Miami en dat de functie van [werknemer] kwam te vervallen. Deze mededelingen heeft Diamonds International bevestigd in een brief van 3 november 2022. Daarbij heeft zij een vertrekregeling aan [werknemer] aangeboden. Begin november 2022 is [werknemer] vrijgesteld van werk met behoud van salaris.
3.1.6
Bij verzoekschrift van 1 maart 2023, ingekomen op 10 maart 2023 (zaaknummer SXM202300246) heeft Deliwo ontbinding verzocht van een gestelde arbeidsovereenkomst tussen Deliwo en [werknemer]. Bij beschikking van 31 mei 2023 heeft het Gerecht de arbeidsovereenkomst “tussen partijen” met ingang van 1 juni 2023 ontbonden, met toekenning aan [werknemer] van een ontslagvergoeding NAf 21.187,19 bruto. Hiertegen is [werknemer] in hoger beroep gegaan. In dat hoger beroep zijn zowel Deliwo als DAS verschenen. DAS heeft het Hof primair verzocht om bevestiging van de beschikking van het Gerecht met verbetering van de aanduiding van de verzoeker in DAS (in plaats van Deliwo). Subsidiair heeft DAS (voorwaardelijk) zelf hoger beroep ingesteld. Bij beschikking van 13 maart 2024 (zaaknummer SXM2023H00069) heeft het Hof het hoger beroep van [werknemer] verworpen, het verzoek van DAS om verbetering van de partijaanduiding afgewezen en DAS niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
3.1.7
Op 26 september 2023 heeft [werknemer] een kort geding aanhangig gemaakt tegen DAS met vorderingen op grond van zijn stelling dat de arbeidsovereenkomst tussen DAS en [werknemer] nog bestond. In dat kort geding (zaaknummer SXM202301059) heeft het Gerecht de vorderingen afgewezen op grond van het (voorshands) oordeel dat de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023 was ontbonden.
3.1.8
In een overeenkomst tussen DAS en [werknemer] van 10 juli 2015 wordt een salaris genoemd van NAf 5.279,34 bruto per maand en een huurvergoeding van NAf 900. Bij e-mail van 2 juni 2022 heeft [betrokkene 1] [betrokkene 2] verzocht het salaris van [werknemer] te verhogen met USD 1.000 per maand.
Een loonspecificatie van DAS betreffende [werknemer] van augustus 2022 vermeldt NAf 5.279,34 brutoloon, NAf 900 huurvergoeding en NAf 4.860 nettobetaling. De loonspecificaties van DAS met betrekking tot [werknemer] over de maanden maart en mei 2023 vermelden een brutoloon van NAf 5.854,07, geen huurvergoeding en een nettoloon van NAf 4.860.
Daarnaast zijn er loonspecificaties betreffende [werknemer] op naam van Diamonds International (BVI) Limited. Die van oktober 2022, maart 2023 en mei 2023 vermelden alle een brutoloon van USD 3.000 (en een nettoloon van respectievelijk USD 2.527,50, USD 2.767,50 en USD 2.527,50).
Over de maanden juni 2023 en daarna heeft DAS geen salaris meer aan [werknemer] uitbetaald.
Verzoeken
3.2
In deze rechtszaak heeft DAS voorwaardelijk verzocht om ontbinding van de tussen DAS en [werknemer] gesloten arbeidsovereenkomst met toekenning van een ontslagvergoeding.
3.3 [
[werknemer] heeft zelfstandige tegenverzoeken gedaan met betrekking tot, hoofdzakelijk en kort samengevat, de hoogte van de ontslagvergoeding (in geval van ontbinding), achterstallig loon over de periode vanaf juni 2023, loondoorbetaling, achterstallig loon in verband met de toegepaste korting in de coronaperiode, wettelijke verhoging, wedertewerkstelling, buitengerechtelijke kosten en vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen.
Beslissingen van het Gerecht
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht DAS in de gelegenheid gesteld het ontbindingsverzoek in te trekken en voor het geval DAS dat niet doet, de arbeidsovereenkomst ontbonden met toekenning van een ontslagvergoeding van NAf 24.287,58 bruto, inclusief eventuele cessantia-uitkering.
Op de zelfstandige tegenverzoeken heeft het Gerecht als volgt beslist:
5.6.
veroordeelt DAS om aan [werknemer] te betalen zijn nettosalaris van NAf 4.860,00, respectievelijk USD 2.527,50 voor elke maand in de periode vanaf juni 2023 tot 14 december 2023, althans tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst anderszins rechtsgeldig eindigt, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van telkens 10%, alsmede met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van elke salaristermijn tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
veroordeelt DAS om aan [werknemer] te betalen de wettelijke verhoging van 50% over het bedrag van USD 25.128,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.8.
veroordeelt DAS om aan [werknemer] te betalen de loonwaarde van dertig vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.9.
veroordeelt DAS om aan [werknemer] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van een bedrag van NAf 1.875,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf drie dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
5.10.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.12.
wijst af het meer of anders gevorderde.
3.5
Aan de toewijzingen van de tegenverzoeken heeft het Gerecht, verkort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. De arbeidsovereenkomst tussen DAS en [werknemer] is niet beëindigd door de ontbindingsbeschikking van 31 mei 2023. Daarom is DAS loon verschuldigd over de periode vanaf 1 juni 2023 tot 14 december 2023, met een wettelijke verhoging van 10% (4.11). DAS heeft geen deugdelijke verklaring gegeven waarom zij in de coronaperiode aanvankelijk slechts 50% van het loon heeft uitbetaald in plaats van 80% en het verschil pas in 2023 heeft uitbetaald. Daarom stelt het Gerecht de wettelijke verhoging op het maximum van 50% (4.12). DAS heeft haar verweer tegen het tegenverzoek met betrekking tot de niet-genoten vakantiedagen onvoldoende onderbouwd (4.14). De buitengerechtelijke kosten zijn onweersproken (4.15).
Omvang van het hoger beroep
3.6
In het beroepschrift heeft DAS haar hoger beroep mede gericht tegen de beslissing om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Daartoe heeft zij een doorbrekingsgrond gesteld. Bij de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft DAS echter te kennen gegeven te berusten in de ontbinding en in de toegewezen ontbindingsvergoeding. Voor zover het hoger beroep daartegen gericht is (dat wil zeggen: tegen de dicta 5.1 tot en met 5.5 van de bestreden beschikking), zal DAS daarom niet-ontvankelijk daarin verklaard worden.
3.7 [
[werknemer] heeft bij de mondelinge behandeling desgevraagd te kennen gegeven geen andere dicta te verlangen dan het Gerecht heeft gegeven. Dat betekent dat hij geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Voor zover hij in eerste aanleg om een hogere ontslagvergoeding heeft verzocht en voor zover in eerste aanleg zijn tegenverzoeken zijn afgewezen (dictum 5.12), is dat in dit hoger beroep dus niet aan de orde.
3.8 [
[werknemer] heeft in hoger beroep aangevoerd dat DAS niet correct uitvoering heeft gegeven aan de bestreden beschikking. Dat kan echter in dit hoger beroep niet worden beoordeeld. Desgewenst kan [werknemer] een executiegeschil bij het Gerecht beginnen.
3.9
De omvang van dit hoger beroep is dus beperkt tot de vraag of en zo ja, in hoeverre de toewijzingen van de tegenverzoeken (de dicta 5.6 tot en met 5.11) in hoger beroep in stand dienen te blijven.
Beoordeling door het Hof
Doorbetaling loon 14 december 2023 met wettelijke verhoging
3.1
Anders dan DAS heeft aangevoerd, brengt de omstandigheid dat [werknemer] in werkelijkheid geen arbeidsovereenkomst met Deliwo heeft (gehad), niet mee dat aangenomen moet worden dat bij beschikking van 31 mei 2023 dezelfde arbeidsovereenkomst is ontbonden als bij de bestreden beschikking van 13 december 2023. Bij beschikking van 31 mei 2023 is een (in werkelijkheid niet bestaande) arbeidsovereenkomst tussen [werknemer] en Deliwo ontbonden, en bij beschikking van 13 december 2023 een (in werkelijkheid wel bestaande) daarvan te onderscheiden arbeidsovereenkomst tussen [werknemer] en DAS. Zoals het Hof bij beschikking van 13 maart 2024 heeft overwogen, behoefde [werknemer] in redelijkheid niet te begrijpen dat het verzoekschrift van 1 maart 2023 niet door Deliwo, maar door DAS was ingediend. Indien dat een vergissing van de zijde van Deliwo of DAS was, dienen in de verhouding met [werknemer] Deliwo en DAS daar de gevolgen van te dragen. Daarom verenigt het Hof zich met de beslissing van het Gerecht om DAS te veroordelen tot doorbetaling van het loon tot 14 december 2023.
3.11
Aangezien [werknemer] gelet op het voorgaande geacht moet worden recht te hebben op doorbetaling van loon vanaf 1 juni 2023 tot 14 december 2023 en DAS dat loon niet tijdig heeft betaald, heeft [werknemer] ook recht op de wettelijke verhoging. Er is geen reden om de wettelijke verhoging verder te matigen dan het Gerecht heeft gedaan.
3.12
Noch de (gestelde) omstandigheden dat DAS moeilijkheden heeft ondervonden met het trachten te bereiken van [werknemer] in 2023, [werknemer] in eerste aanleg niet is verschenen in de procedure die tot de ontbindingsbeschikking van 31 mei 2023 heeft geleid (wat daarvan ook de reden moge zijn), noch de (gestelde) omstandigheid dat [werknemer] niet eerder dan bij brief van 12 september 2023 om wedertewerkstelling heeft gevraagd, kan aan voorgaande oordelen afdoen. Indien die omstandigheden ertoe hebben bijgedragen dat Deliwo en DAS in de periode 1 juni 2023-12 september 2023 ervan uitgingen dat de arbeidsovereenkomst tussen [werknemer] en DAS rechtsgeldig was ontbonden, blijft het zo dat dit in hun verhouding met [werknemer] voor hun eigen risico komt, omdat [werknemer] niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de in het verzoekschrift van 1 maart 2023 vermelde aanduiding van de verzoeker.
3.13
Bij beroepschrift heeft DAS geen onderscheid gemaakt tussen DAS en Diamonds International (BVI) Limited. Pas in de pleitaantekeningen in hoger beroep heeft zij dit onderscheid aan de orde gesteld, zonder te vermelden dat het nieuw is. Het Hof passeert haar daarop gebaseerde betoog wegens strijd met de eisen van een goede procesorde en in verband met het beginsel van hoor en wederhoor. Ten overvloede overweegt het Hof als volgt. Het moge zo zijn dat het in dollars toegewezen loon (USD 2.527,50) vermeld staat op loonspecificaties van Diamonds International (BVI) Limited, maar onbetwist staat vast dat het besluit van Diamonds International om alle financiële werkzaamheden ten behoeve van haar vestigingen in het Caribische gebied over te brengen naar het hoofdkantoor van Miami, niet alleen meebracht dat de werkzaamheden van [werknemer] voor de vestiging in Sint Maarten kwamen te vervallen, maar ook dat zijn werkzaamheden voor andere vestigingen kwamen te vervallen en dat hij ook daarvoor geen loon meer zou ontvangen. Verder heeft DAS geen arbeidsovereenkomst tussen [werknemer] en Diamonds International (BVI) Limited overgelegd en ook overigens geen voldoende duidelijke toelichting gegeven op de omstandigheid dat de loonspecificaties op die naam staan. Daarom verenigt het Hof zich met de beslissing van het Gerecht met betrekking tot de hoogte van het loon.
Nabetaling in verband met corona en wettelijke verhoging
3.14
Een voorwaarde waaronder DAS in de coronaperiode subsidie van de overheid kon ontvangen voor haar loonkosten, was dat werknemers afzagen van 20% van hun loon. Daartoe moesten de werknemers SSRP-brieven ondertekenen. Uit de omstandigheid dat [werknemer] de SSRP-brieven telkens zonder protest heeft ondertekend, mocht DAS daarom in redelijkheid niet meer afleiden dan dat [werknemer] niet wilde verhinderen dat DAS gebruik zou maken van de subsidieregeling. DAS mocht er niet uit afleiden dat [werknemer] akkoord ging met een verdere verlaging van zijn loon dan nodig was voor gebruikmaking van de SSRP-regeling. DAS mocht dus niet begrijpen dat [werknemer] instemde met een loonkorting van 50%.
3.15
Uit de omstandigheid dat de winkels van Diamonds International in de coronaperiode gesloten waren vloeit niet voort dat DAS eenzijdig loon mocht verlagen of dat DAS mocht begrijpen dat werknemers die niet tegen een eenzijdige loonverlaging protesteerden, met die loonverlaging instemden.
3.16
Bij beroepschrift heeft DAS geen (voldoende duidelijk) beroep gedaan op de klachtplicht. Pas in de pleitaantekeningen in hoger beroep heeft zij dit gedaan, zonder te vermelden dat het nieuw is. Het Hof passeert dit beroep wegens strijd met de eisen van een goede procesorde en in verband met het beginsel van hoor en wederhoor. Ten overvloede overweegt het Hof als volgt. Naar het oordeel van dit Hof geldt in het algemeen voor een vordering tot betaling van (periodiek verschuldigd) loon dat die niet valt onder de reikwijdte van artikel 6:89 BW. Voor een dergelijke vordering is in het algemeen dus niet vereist dat de werknemer binnen bekwame tijd klaagt over het uitblijven van betaling van het overeengekomen loon. De gehele of gedeeltelijke niet-betaling is niet een gebrek in de prestatie, maar het uitblijven (geheel of gedeeltelijk) daarvan (vergelijk: Hof Arnhem-Leeuwarden 13 augustus 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6536, 5.7). Indien aangenomen moet worden dat in dit verband wel een klachtplicht geldt, faalt het beroep op de klachtplicht niettemin, omdat het niet redelijk is van [werknemer] te verwachten dat hij snel doorziet welke gevolgen de coronaperiode voor zijn aanspraken op loon heeft en omdat niet duidelijk is in welk belang DAS is getroffen doordat [werknemer] niet eerder heeft geklaagd over te weinig ontvangen loon over de coronaperiode.
3.17
Op grond van het voorgaande is het verwijtbaar dat DAS in de coronaperiode een hogere loonkorting heeft toegepast dan 20% van het loon. Daarom verenigt het Hof zich met de beslissing van het Gerecht om in dit verband de wettelijke verhoging niet te matigen.
Vakantiedagen
3.18
Uit de e-mail van DAS van 13 september 2022 over vakantiedagen van [werknemer] kan het Hof niet opmaken dat [werknemer] daarbij verplicht werd vakantiedagen op te nemen.
3.19
Zoals in art. 4 lid 3 Vakantieregeling is bepaald, dient de werkgever bij de beslissingen over de ingangsdatum en duur van de vakanties, mede rekening te houden met de wensen van de werknemer. Verder dient de werkgever zich bij die beslissingen als goed werkgever te gedragen. Dit brengt mee dat een werkgever bijvoorbeeld niet eenzijdig kan bepalen dat de werknemer gedurende een schorsing of tijdens een opzegtermijn geacht wordt zijn vakantie op te nemen. DAS heeft [werknemer] op 31 oktober 2022 medegedeeld dat zijn functie zou komen te vervallen. Daarbij heeft DAS [werknemer] tegen zijn zin aangezegd dat hij werd vrijgesteld van werk. Op 9 november 2022 heeft DAS [werknemer] opgedragen zijn vakantiedagen op te nemen. Dat is in strijd met de eisen van goed werkgeverschap. [werknemer] behoefde daarom geen gehoor daaraan te geven.
3.2
Aan het voorgaande doet niet af dat DAS meende (en mocht menen) geen werk meer voor [werknemer] te hebben en er eerdere verzoeken aan [werknemer] waren geweest om zijn vakantiedagen op te nemen.
3.21
Gelet op het voorgaande verenigt het Hof zich met de beslissing van het Gerecht DAS te veroordelen tot betaling van de loonwaarde van dertig vakantiedagen, met wettelijke rente.
Buitengerechtelijke kosten
3.22 [
[werknemer] heeft zijn vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten gemotiveerd met het betoog dat hij advies heeft moeten inschakelen ter voorbereiding van reacties op brieven van DAS, met meetings, telefoongesprekken en e-mailcorrespondentie, mede in verband met het kort geding en de correspondentie over het SSRP-salaris (in dat laatste verband heeft het Hof een brief van de toenmalige gemachtigde van 12 september 2023 gezien).
3.23
Met het voorgaande acht het Hof voldoende onderbouwd dat daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt, dat het redelijk was ze te maken en dat het toegewezen bedrag van NAf 1.975 ook redelijk is. Het Hof verenigt zich dus met die toewijzing.
Slotsom
3.24
Het hoger beroep faalt. De beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen, dient te worden bevestigd. DAS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Nu [werknemer] in hoger beroep zonder gemachtigde heeft geprocedeerd, worden die kosten op nihil gesteld.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verklaart DAS niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat ziet op beslissingen waarin DAS alsnog heeft berust;
bevestigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen;
veroordeelt DAS in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [werknemer] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, C.J.H.G. Bronzwaer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 30 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.