ECLI:NL:OGHACMB:2024:116

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
SXM2023H00158
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek van vader om alleen met het gezag te worden belast en wijziging van de omgangsregeling

In deze zaak heeft de vader, appellant, hoger beroep ingesteld tegen de beschikkingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarbij het gezamenlijk gezag over de minderjarige is vastgesteld en een omgangsregeling is vastgesteld. De vader verzoekt om alleen met het gezag te worden belast en om wijziging van de omgangsregeling. De moeder, geïntimeerde, heeft verzocht om aanhouding van de behandeling om zich door een advocaat te laten bijstaan, wat door het Hof is toegestaan. Tijdens de mondelinge behandelingen zijn beide ouders aanwezig geweest, evenals een vertegenwoordiger van de Voogdijraad. De vader heeft in hoger beroep gewezen op incidenten uit het verleden, maar het Hof concludeert dat er geen recente risico's voor het welzijn van de minderjarige zijn. De Voogdijraad adviseert om het gezamenlijk gezag te handhaven, wat het Hof overneemt. De omgangsregeling wordt gewijzigd om meer betrokkenheid van beide ouders te waarborgen. De bestreden beschikkingen worden gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe omgangsregeling wordt vastgesteld, waarbij de minderjarige meer tijd met beide ouders doorbrengt. De beschikking is gegeven op 15 mei 2024.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: SXM202300570 – SXM2023H00158
Uitspraak: 15 mei 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[DE VADER],
wonende in Sint Maarten,
appellant, in eerste aanleg verzoeker,
hierna: de vader,
gemachtigde: mr. N.C. de la Rosa,
tegen
[DE MOEDER],
wonende in Sint Maarten,
geïntimeerde, in eerste aanleg verweerster,
hierna: de moeder,
procederende in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 3 november 2023 ingekomen beroepschrift, met producties, is de vader in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 26 juni 2023 en 22 september 2023 uitgesproken beschikkingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht). Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking van 22 september 2023 zal vernietigen en zijn verzoeken alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de moeder – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in beide instanties.
1.2
Op 16 januari 2024 heeft een mondelinge behandeling door het Hof plaatsgevonden in het Courthouse in Sint Maarten. Aanwezig waren de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad. De moeder heeft om aanhouding van de behandeling verzocht omdat zij zich door een advocaat te laten bijstaan en het Hof heeft dit verzoek toegestaan. Voorafgaand aan deze zitting heeft mr. De la Rosa bij brief van 15 januari 2024 namens de vader aan het Hof producties toegezonden.
1.3
Op 11 maart 2024 heeft een mondelinge behandeling door het Hof plaatsgevonden in het Courthouse in Sint Maarten, waarbij de zaak opnieuw is behandeld (vanwege de gewijzigde samenstelling van het Hof). Aanwezig waren de moeder, de vader, bijgestaan door mr. de la Rosa, K. Dort-Brown namens de Voogdijraad en H.S. Pardo als tolk. Voorafgaand aan deze zitting heeft de moeder bij mailbericht van 8 maart 2024 aan het Hof producties toegezonden en om uitstel van de zitting verzocht. Ter zitting heeft de moeder meegedeeld dat zij afziet van bijstand door een advocaat en heeft zij ingestemd met verdere behandeling van de zaak.
1.4
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1 [
[de minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] 2016 geboren uit een relatie tussen partijen en is voorafgaand aan de geboorte met toestemming van de moeder door de vader erkend.
2.2
Bij beschikking van 27 augustus 2018 heeft het Gerecht partijen belast met het gezamenlijk gezag over de minderjarige, heeft bepaald dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader zal zijn en heeft een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige (samengevat) om de week bij de moeder verblijft van maandag na schooltijd tot zondag 16.00.

3.De procedure bij het Gerecht

3.1
De vader heeft verzocht de beschikking van 27 augustus 2018 te wijzigen zo dat hij met het eenhoofdig gezag wordt belast en dat de moeder omgang met de minderjarige heeft elke vrijdag vanaf 18.00 tot zondag 18.00.
3.2
Bij beschikking van 26 juni 2023 heeft het Gerecht de omgangsregeling vastgesteld zoals door de vader verzocht, heeft de vader gemachtigd te beslissen over de naschoolse opvang en heeft de zaak ter zake het gezag aangehouden voor advies door de Voogdijraad.
3.3
Nadat de Voogdijraad op 23 augustus 2023 een rapport had uitgebracht heeft het Gerecht bij beschikking van 22 september 2023 het verzoek om eenhoofdig gezag van de vader afgewezen en de omgangsregeling gehandhaafd zoals door de vader verzocht.

4.De beoordeling

4.1
Het Hof begrijpt het beroepschrift zo dat de vader beroep instelt zowel tegen de beschikking van 26 juni 2023 (met overwegingen en een beslissing over de omgangsregeling) als tegen de beschikking van 22 september 2023 (met overwegingen en beslissingen over zowel het gezag als de omgangsregeling).
gezag
4.2
De vader verzoekt wijziging van de beschikking van 27 augustus 2018 waarbij partijen gezamenlijk zijn belast met het gezag. Wijziging van het gezag is mogelijk indien de omstandigheden na 2018 zijn gewijzigd of als het Gerecht bij de eerdere beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.3
De Voogdijraad heeft in haar rapport geadviseerd het gezamenlijk gezag over de minderjarige te handhaven. Het Hof neemt dit advies over en overweegt daarover het volgende.
4.4
Uit het rapport van de Voogdijraad en ook uit de verklaringen van beide ouders ter zitting in hoger beroep blijkt dat zij allebei zeer betrokken zijn bij de minderjarige en het beste met hem voor hebben. Ook is gebleken dat zij verschillende opvoedingsstijlen hebben en niet goed in staat zijn daarover steeds op een effectieve manier te communiceren. Een open overleg daarover met respect voor de mening van de ander is in het belang van de minderjarige, zeker gezien het feit dat hij gediagnosticeerd is met een stoornis in het autistische spectrum. Vanwege die laatste omstandigheid heeft de Voogdijraad opgemerkt dat het belangrijk is dat de minderjarige in de beide huizen waar hij woont weet wat hij kan verwachten, doordat beide ouders vergelijkbare vaste routines hanteren. Dit vergt een betere onderlinge communicatie en afstemming tussen de ouders. Het Hof verwacht dat handhaving van het gezamenlijk gezag daaraan bijdraagt.
4.5
De Voogdijraad constateert dat bij geen van de ouders thuis sprake is van risico’s voor het welzijn van de minderjarige. Het Hof sluit zich daarbij aan. De vader heeft weliswaar ook in hoger beroep gewezen op bepaalde incidenten (onenigheid met de partner van de moeder en haar cannabisgebruik), maar de genoemde incidenten stammen uit 2022/eerste helft van 2023 en lijken tot het verleden te behoren, nu geen recente gebeurtenissen worden genoemd. De vader heeft in hoger beroep daarom onvoldoende duidelijk gemaakt dat de moeder handelt in strijd met het welzijn van de minderjarige of niet meewerkt aan beslissingen die over hem genomen moeten worden. De moeder krijgt volgens de Voogdijraad hulp van haar collega’s bij de omgang met de minderjarige en dit kan bevorderen dat zij meer structuur en routine kan bieden aan de minderjarige.
4.6
De conclusie luidt dat er geen aanleiding is om de eerdere beslissing te wijzigen waarbij beide ouders met het gezamenlijk gezag zijn belast. Het verzoek van de vader om hem alleen met het gezag te belasten zal dus worden afgewezen.
Omgangsregeling
4.7
Uit de verklaringen van partijen ter zitting in hoger beroep blijkt dat de door het Gerecht bij de beschikking van 26 juni 2023 opgelegde omgangsregeling nog steeds uitgevoerd wordt door beide ouders. Samengevat is de minderjarige doordeweeks bij de vader en ieder weekend bij de moeder. De ouders hebben ter terechtzitting in hoger beroep echter allebei verklaard dat de regeling gewijzigd zou moeten worden. De vader wenst meer tijd met de minderjarige in het weekend door te brengen en de moeder juist meer tijd doordeweeks, zodat zij ook meer betrokken wordt bij wat er op school gebeurt.
4.8
Het Hof zal hieraan tegemoetkomen door de na te melden omgangsregeling vast te stellen. Omdat deze omgangsregeling leidt tot meer wisselmomenten op verschillende tijdstippen in de maand vergt dit meer onderlinge communicatie tussen de ouders en betere afstemming met elkaar. De Voogdijdraad heeft ter zitting aangegeven de ouders te kunnen verwijzen naar een organisatie die zich bezig houdt met family counselling. Het Hof gaat er vanuit dat beide ouders bereid zijn zich daarvoor op te geven; het is immers in het belang van de minderjarige dat de omgangsregeling zo soepel mogelijk verloopt.
4.9
De bestreden beschikkingen zullen worden vernietigd voor zover die de omgangsregeling betreffen en voor het overige worden bevestigd. Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijzigt de omgangsregeling zoals bepaald in de beschikkingen waarvan beroep en stelt deze vast als volgt:
bepaalt dat de minderjarige iedere maand het eerste weekend van die maand vanaf vrijdag 18.00 bij de vader zal doorbrengen tot de daaropvolgende woensdag, waarbij de vader de minderjarige die woensdag naar school brengt en de moeder hem die woensdag van school ophaalt en waarbij de minderjarige tot en met het daaropvolgende (tweede) weekend van de maand (tot zondag 18.00) bij de moeder doorbrengt;
bepaalt dat de omgangsregeling voor het overige zo blijft als bepaald in de bestreden beschikkingen, te weten dat de minderjarige doordeweeks (van zondag 18.00 tot vrijdag 18.00) bij de vader doorbrengt en de weekenden (van vrijdag 18.00 tot zondag 18.00) bij de moeder doorbrengt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bevestigt de bestreden beschikkingen voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Saleh, C.G. ter Veer en C.H.J.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 15 mei 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.