ECLI:NL:OGHACMB:2024:115

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
SXM2023.H00079
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot opmaken van een akte van erkenning door de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Sint Maarten

In deze zaak hebben appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin hun verzoek om een akte van erkenning voor [appellant 2] werd afgewezen. De zaak betreft de erkenning van [appellant 2] door [appellant 1], die niet de biologische vader is, maar wel een nauwe persoonlijke relatie met haar heeft. De procedure begon met een beroepschrift op 7 augustus 2023, en na verschillende zittingen, waaronder een aanhouding vanwege de afwezigheid van [appellant 2], vond de mondelinge behandeling plaats op 11 maart 2024. Tijdens deze zitting werden de standpunten van beide partijen toegelicht. Het Hof heeft vastgesteld dat [appellant 1] vanaf de geboorte van [appellant 2] een belangrijke rol in haar leven heeft gespeeld, en dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. Het Hof heeft de beschikking van het Gerecht vernietigd en de ABS bevolen om binnen veertien werkdagen een akte van erkenning op te maken. Tevens is de ABS veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: SXM202300187 – SXM2023.H00079
Uitspraak: 15 mei 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:

1. [APPELLANT 1]

2. [APPELLANT 2],

beiden wonend in Sint Maarten,
in eerste aanleg verzoekers, thans appellanten,
gemachtigde: R.E. Duncan
tegen
de openbare rechtspersoon het land Sint Maarten,waarvan optredend zijn orgaan
de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg verweerster, thans geïntimeerde,
zonder gemachtigde
Partijen worden hierna [appellant 1], [appellant 2] (gezamenlijk: appellanten) en de ABS genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 7 augustus 2023 ingekomen beroepschrift, met producties, zijn appellanten in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 26 juni 2023 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht). Hierbij hebben appellanten één grief tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad hun verzoek alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de ABS in de proceskosten in beide instanties.
1.2
Op de op 16 januari 2024 geplande mondelinge behandeling van het hoger beroep is [appellant 1] verschenen. [appellant 2] was wegens ziekte afwezig. De zitting is toen aangehouden zodat [appellant 2] en ook de moeder van [appellant 2], [moeder appellant 2], aanwezig konden zijn. Een nieuwe mondelinge behandeling ten overstaan van andere rechters heeft plaatsgehad op 11 maart 2024 in Sint Maarten. Appellanten zijn niet verschenen en evenmin is [moeder appellant 2] verschenen. Hun gemachtigde Duncan was wel aanwezig. Namens de ABS waren aanwezig mevrouw [naam 1], hoofdmedewerker backoffice en mevrouw [naam 2], eveneens hoofdmedewerker backoffice.
Bij die gelegenheid hebben de aanwezigen de standpunten van partijen nader toegelicht en vragen van het Hof beantwoord.
1.3
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1 [
[appellant 2] is op [geboortedatum] 2000 in Sint Maarten geboren uit [moeder appellant 2].
2.2 [
[appellant 2] heeft sinds haar geboorte in Sint Maarten gewoond.
2.3 [
[appellant 1] is niet de biologische vader van [appellant 2].
2.4 [
[appellant 2] is niet erkend door haar biologische vader noch door een andere man.
2.5 [
[appellant 2] woont nog steeds bij [appellant 1] en haar moeder in huis.
2.6
In een brief van de gemachtigde van appellanten aan de ABS van 5 januari 2023 is onder meer het volgende te lezen:
“Wij vertegenwoordigen Mej. [APPELLANT 2] (cliënte) geboren op Sint Maarten de [geboortedatum] 2000 van Jamaicaanse nationaliteit (…)
Cliënte is toegelaten tot verblijf alhier o.g.v. gezinshereniging en woont in bij haar moeder. Een akte van geboorte, afgegeven door u wordt hierbij toegevoegd (…).
Cliënte dient, ingevolge art. 1, lid 1 van de landsverordening regelende de uitgifte van identiteitskaarten (…) in het bezit te zijn van een identiteitskaart.
Zij verzoekt dat aan haar een identiteitskaart wordt afgegeven.
Cliënte wenst voorts toestemming te verlenen aan de heer [APPELLANT 1], die haar heeft opgevoed en partner is van haar moeder, om haar als zijn kind te erkennen. Deze toestemming is gebaseerd op art. 1:204, lid 1, sub d BW.
Wij verzoeken u hierbij u te ertoe te doen leiden dat aan vorenvermelde verzoeken van cliënte zo spoedig mogelijk wordt voldaan. Gelieve ons in dit verband te verstrekken [a] alle nodige inlichtingen en [b] alle verband houdende vereisten e.d. opdat aan gemelde verzoeken kan worden voldaan.”
2.7
De ABS heeft haar medewerking aan het verzoek van [appellant 2] geweigerd.

3.De beoordeling

3.1
In deze rechtszaak hebben appellanten verzocht, kort samengevat, om de ABS te bevelen om een akte van erkenning op te maken. Verder hebben appellanten verzocht dat bij het niet voldoen aan het bevel, een uitspraak van het Gerecht daarvoor in de plaats komt overeenkomstig artikel 3:300 lid 1 BW. Subsidiair verzoeken appellanten dat de ABS een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van NAf 10.000,- voor ieder(e) dag(deel) dat zij in gebreke blijft aan de uitspraak te voldoen.
3.2
Bij de beschikking waarvan beroep heeft het Gerecht het verzoek afgewezen, kort gezegd omdat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat [appellant 1] in een nauwe persoonlijke betrekking (in de zin van artikel 1:204 lid 1 sub e BW) met [appellant 2] staat.
3.3
Appellanten baseren hun verzoek, samengevat, op het volgende. [appellant 2] is in Sint Maarten geboren, aan haar is een toelating tot verblijf wegens gezinshereniging verleend, zij woont al haar hele leven in Sint Maarten en is gedurende haar minderjarigheid in Sint Maarten naar school gegaan. [appellant 1], [appellant 2] en de moeder van [appellant 2], [moeder appellant 2], wonen al jarenlang in een hecht familieverband. De gewenste erkenning zal het familieverband verder concretiseren en legitimeren.
3.4
Op grond van het bepaalde in artikel 1:203 BW kan erkenning geschieden bij een akte van erkenning opgemaakt door de burgerlijke stand. Ingevolge artikel 1:204 lid 1 sub e BW is een erkenning nietig indien zij is gedaan na het verstrijken van de wettelijke termijn van aangifte van de geboorte van het kind, tenzij aannemelijk is dat de man de biologische vader van het kind is of dat tussen de man en het kind een nauwe persoonlijke betrekking is ontstaan.
3.5
Appellanten stellen dat van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [appellant 1] en [appellant 2] sprake is. Zij stellen dat [appellant 1] vanaf de geboorte van [appellant 2] voor haar heeft gezorgd en samen met haar moeder heeft opgevoed als zijn kind. Die stelling wordt bevestigd door de verklaring van de huisarts van appellanten, doctor Marc Thibaut (hierna: Thibaut), die verklaart (productie H bij akte in eerste aanleg):
“I, the undersigned Dr. THIBAUT Marc, certify that I have examined today, Miss [APPELLANT 2] born on [geboortedatum]/2000. She comes to my office to consult me since she was a baby with her mother [moeder appellant 2] and her stepfather [APPELLANT 1].”Het Hof ziet, anders dan ABS ter zitting in hoger beroep heeft aangevoerd, niet in waarom de omstandigheid dat Thibaut werkzaam is op het Franse deel van Sint Maarten reden is om aan die verklaring geen waarde te hechten. De ABS heeft dat niet duidelijk kunnen maken. In eerste aanleg heeft de ABS de verklaring van Thibaut overigens niet in twijfel getrokken. Verder hebben appellanten een verklaring overgelegd van [naam 3] (hierna: [naam 3]), oprichter van de [naam school] School, die verklaart dat [appellant 2] van augustus 2005 tot juni 2012 op die school heeft gezeten en dat [appellant 1] een van diegenen was die [appellant 2] naar school bracht en ophaalde. Ook verklaart zij dat [appellant 1] schoolfees betaalde. De authenticiteit van die verklaring is in eerste aanleg door de ABS in twijfel getrokken omdat [naam 3] niet bekend zou zijn bij de huidige schoolleiding. In hoger beroep hebben appellanten ter bestrijding van dat verweer van de ABS een uittreksel uit het stichtingenregister van de Kamer van Koophandel overgelegd waaruit blijkt dat [naam 3] een van de oprichters van de school is. Verder hebben appellanten een door [appellant 1] als ‘Parent/Guardian’ ondertekend schoolrapport overgelegd van [appellant 2] toen zij leerling was op [naam school 2] School (vanaf 2012) waarop [appellant 1] staat vermeld als ‘stepfather’ van [appellant 2]. In hoger beroep hebben appellanten nog verklaringen overgelegd van [naam 4] (hierna: [naam 4]) en [naam 5] (hierna: [naam 5]). [naam 4] is de buurman van [appellant 1] en verklaart dat hij [appellant 1] [appellant 2] heeft zien opvoeden als zijn dochter vanaf haar geboorte. [naam 5] verklaart dat zij [appellant 1] altijd samen met [appellant 2] zag vanaf dat zij ongeveer een jaar of nog jonger was. Hij bracht haar naar de crèche en haalde haar daar op, aldus [naam 3].
3.6
Uit de door appellanten overgelegde verklaringen en stukken in samenhang gezien leidt het Hof af dat [appellant 1] vanaf de geboorte van [appellant 2] nauw betrokken is in en bij haar leven. [appellant 1] is de partner van de moeder van [appellant 2] en samen met [appellant 2] vormen zij een gezin. [appellant 1] heeft voor [appellant 2] gezorgd, haar naar de crèche en naar school gebracht en opgehaald. [appellant 1], [appellant 2] en haar moeder leven nog steeds als gezin samen in een huis. Ook heeft [appellant 1] altijd financieel bijgedragen aan de kosten van levensonderhoud van [appellant 2]. [appellant 1] heeft kortom voor [appellant 2], hoewel niet haar biologische vader, de vaderrol vervuld waar geen andere vader in het leven van [appellant 2] was. Naar het oordeel van het Hof is daarmee aannemelijk geworden dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [appellant 1] en [appellant 2].
3.7
Het hoger beroep slaagt. De beschikking waarvan beroep dient te worden vernietigd. Het verzoek zal alsnog worden toegewezen in die zin dat het Hof de ABS zal bevelen tot het opmaken van een akte van erkenning binnen veertien werkdagen en dat, wanneer de ABS niet aan dit bevel voldoet, deze beschikking in de plaats daarvan treedt overeenkomstig artikel 3:300 lid 1 BW. De ABS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de ABS om een akte van erkenning op te maken binnen veertien werkdagen na betekening van deze uitspraak,
bepaalt dat wanneer de ABS daarmee in gebreke blijft deze uitspraak in de plaats daarvan komt,
veroordeelt de ABS in de kosten van beide instanties aan de zijde van appellanten gevallen, voor de eerste aanleg tot aan de bestreden beschikking begroot op NAf 50,- voor verschotten en NAf 3.750,- aan salaris voor de gemachtigde en in hoger beroep tot aan deze uitspraak begroot op NAf 100,- voor verschotten en NAf 6.000,- aan salaris voor de gemachtigde,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, E.A. Saleh en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 15 mei 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.