ECLI:NL:OGHACMB:2024:100

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
CUR2022H00103
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over gezondheidsschade na klem in deur van autobus

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin haar vordering tot schadevergoeding werd afgewezen. Het incident vond plaats op 13 november 2018, toen [appellante] klem raakte tussen de deur van een autobus van Autobusbedrijf Curaçao N.V. (ABC) terwijl zij uit de autobus stapte. Na het ongeval heeft [appellante] een bedrag van NAf 600,- ontvangen van de aansprakelijkheidsverzekeraar van ABC, Ennia, als voorschot voor de kosten van huishoudelijke hulp.

In het hoger beroep heeft [appellante] drie grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van haar vorderingen. ABC heeft het hoger beroep bestreden en verzocht om bevestiging van het vonnis. Het Hof heeft vastgesteld dat [appellante] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het causaal verband tussen het ongeval en de gestelde schade. Het Hof oordeelde dat de bewijslast bij [appellante] ligt en dat zij niet heeft aangetoond dat de schade het gevolg is van het ongeval.

Het Hof heeft de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd en [appellante] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het vonnis is uitgesproken op 18 juni 2024, waarbij [appellante] kosteloos mocht procederen, maar wel de kosten van het hoger beroep moest dragen.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Vonnis in de zaak:
[appellante],
wonende op Curaçao,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. S.S.J. Vierbergen,
tegen
de naamloze vennootschap
AUTOBUSBEDRIJF CURAÇAO N.V.,
gevestigd op Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen zullen hierna [appellante] en ABC worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in het vonnis in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao wordt verwezen naar het tussen partijen op 28 maart 2022 uitgesproken vonnis. De inhoud van dat vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[appellante] is bij akte van appel op 6 mei 2022 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 6 mei 2022 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [appellante] drie grieven aangevoerd en toegelicht. [appellante] concludeert tot vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van haar vorderingen, met veroordeling van ABC in de kosten van beide instanties.
1.3.
ABC heeft in een memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellante], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten.
1.4.
Op 4 juli 2023 hebben de gemachtigden van beide partijen schriftelijk gepleit. Bij de pleitnota van de gemachtigde van [appellante] zijn producties gevoegd.
1.5.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1. [
[appellante] heeft in hoger beroep een bewijs van onvermogen overgelegd en kan worden toegelaten kosteloos te procederen.
2.2.
Het Gerecht heeft de volgende feiten vastgesteld:
2.1
Op 13 november 2018 is [appellante] klem geraakt tussen een deur van een autobus van ABC, toen zij die autobus uit stapte. Toen zij zich had weten te bevrijden, is de chauffeur direct weggereden. Dit incident (hierna: het ongeval) was te wijten aan een fout van de chauffeur.
2.2
Ennia is de aansprakelijkheidsverzekeraar van ABC. Ennia heeft schadebehandelaar Sedgwick verzocht dit schadedossier in behandeling te nemen. Op advies van [naam 1] van Sedgwick heeft Ennia aan [appellante] een bedrag van NAf 600,- betaald als voorschot voor de kosten van huishoudelijke hulp.
2.3.
Het Gerecht heeft [appellante]’s vordering tot schadevergoeding afgewezen. Het overwoog onder meer:
4.7
ABC heeft als haar producties 4 en 5 de volgende stukken in het geding
gebracht, die zij naar zij stelt heeft ontvangen van [appellante]:
- een ongedateerde verklaring van dr. M.E. Misset, chirurg-oncoloog;
- een rapport van 16 september 2020 van V.E. Jaramillo Ruales;
- een verklaring van 21 januari 2021 (verwijsdatum) van Otrobanda Medical Center;
- een ongedateerd(e) rapport/brief van V.E. Jaramillo Ruales;
- een ongedateerde ontslagbrief dagverpleging van het St. Elisabeth Hospitaal;
- een ongedateerd(e) rapport/brief van V.E. Jaramillo Ruales;
- een verklaring van 25 mei 2021 van F. Heijtel, psychiater (conclusie van antwoord,
prod. 5).
4.8
Volgens [appellante] (…) wordt in die in r.o.v. 4.7 genoemde stukken de schade van [appellante] geschetst en blijkt daaruit ook van een causaal verband tussen het ongeval en die schade.
4.9
Daaromtrent wordt overwogen dat, naar het gerecht begrijpt, de inhoud van bedoelde stukken is gebaseerd op mededelingen van [appellante] aan degenen die die stukken hebben opgesteld, en dat die inhoud dus niet berust op medisch onderzoek van [appellante]. Dit maakt dat uit die stukken geen conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot de fysieke toestand van [appellante].
4.1
Wat daarvan ook zij, uit bedoelde stukken blijkt al helemaal niet van enig causaal verband tussen het ongeval en de gestelde schade. [appellante] heeft ook niet concreet onderbouwd waaruit dat causaal verband blijkt. Ook overigens, los van die stukken, heeft [appellante] dat causaal verband wel gesteld, maar niet onderbouwd.
2.4.
Hiertegen richt zich het hoger beroep van [appellante]. Het is ongegrond. Het Hof sluit zich aan bij de overwegingen en beslissing van het Gerecht. Naar aanleiding van de grieven overweegt het Hof het volgende.
2.5.
Het Gerecht heeft terecht geoordeeld dat [appellante] de bewijslast draagt ten aanzien van het bestaan van schade en het causaal verband met het incident (te weten het klemraken tussen een deur van de autobus). ABC heeft haar betwisting voldoende gemotiveerd en voldoende aanknopingspunten voor bewijslevering verschaft, onder meer met een beroep op het huisartsjournaal (productie 10 van [appellante] van 29 november 2021). Het Hof leidt uit het huisartsjournaal af dat [appellante] heel vaak de huisarts bezocht en dat zij de klachten waarop zij haar vorderingen baseert ook voor het incident heeft geuit naar de huisarts. Niet is uitgesloten dat door het incident de aandoeningen die de klachten geven zijn verergerd, maar daarvan kan , gelet op de overige medische stukken, niet worden uitgegaan, ook niet voorshands.
2.6.
ABC heeft terecht gesteld dat een anamnese is wat de patiënt zelf aan de arts vertelt over de ziektegeschiedenis. Zo staat in de verklaring van dr. Misset onder anamnese: “initieel last gekregen na een stomp buiktrauma waarna een navelbreuk werd vastgesteld”. Dit duidt er slechts op dat [appellante] dit tegenover dr. Misset heeft verklaard en betekent dus niet dat het medisch onderzoek van dr. Misset de juistheid van de verklaring heeft bevestigd. Hetzelfde geldt voor wat de andere medici als anamnese hebben vermeld.
2.7. [
[appellante] heeft geen bewijsaanbod gedaan. Het Hof ziet in deze zaak onvoldoende aanleiding om haar ambtshalve tot bewijslevering toe te laten. Evenmin ziet het Hof aanleiding om een deskundigenbericht te gelasten.
2.8.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis moet worden bevestigd. [appellante] dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

3.Beslissing

Het Hof:
  • laat [appellante] toe kosteloos te procederen;
  • bevestigt het bestreden vonnis;
  • veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van ABC gevallen en tot op heden begroot op NAf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 303,73 aan verschotten;
  • verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Hof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2024 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.