ECLI:NL:OGHACMB:2024:10

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
CUR2022H00069
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating als gemachtigde in hoger beroep tegen ENNIA CARIBE SCHADE N.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 21 februari 2022. De zaak betreft de toelating van [gestelde gemachtigde] als gemachtigde van [appellante]. De procedure begon met een kennisgeving van hoger beroep op 1 april 2022, gevolgd door een memorie van grieven op 13 mei 2022, waarin bezwaren tegen de gang van zaken bij het Gerecht werden aangevoerd. Ennia, de gedaagde partij, heeft bezwaar gemaakt tegen de toelating van [gestelde gemachtigde] als gemachtigde en heeft verzocht om niet-ontvankelijkheid van [appellante] of bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling in proceskosten.

De mondelinge behandeling is gelast om te beslissen over de toelating van [gestelde gemachtigde]. Het Hof heeft aangegeven dat het niet de bedoeling is om in debat te gaan over de wijze waarop stukken zijn ingediend of over strafbare feiten en corruptie van advocaten, tenzij dit relevant is voor de toelating van de gemachtigde of de vordering van [appellante]. De beslissing van het Hof is dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden, waarbij beide partijen worden verzocht om hun verhinderdata door te geven. Het vonnis is uitgesproken op 23 januari 2024 door de rechters van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR202003528 – CUR2022H00069
Uitspraak: 23 januari 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gesteld als gemachtigde: [gestelde gemachtigde],
tegen
de naamloze vennootschap
ENNIA CARIBE SCHADE N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen worden hierna [appellante] en Ennia genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 1 april 2022 per e-mail en op 4 april 2022 in hard copy ingekomen gedingstuk, getiteld, verkort weergegeven “kennisgeving hoger beroep” (hierna: de akte van appel) heeft [gestelde gemachtigde] namens [appellante] verklaard hoger beroep aan te tekenen tegen het tussen partijen gewezen en op 21 februari 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 13 mei 2022 per e-mail en op 17 mei 2022 in hard copy ingekomen gedingstuk, getiteld, verkort weergegeven “betreft appel”, met producties, (hierna: de memorie van grieven) heeft [gestelde gemachtigde] namens [appellante] bezwaren tegen (onder meer) de gang van zaken bij het Gerecht aangevoerd en toegelicht.
1.3
Op 16 juni 2022 zijn de akte van appel en de memorie van grieven aan Ennia betekend.
1.4
Bij op 28 juli 2022 ingekomen “memorie van antwoord en incidenteel verzoek tot weigering gemachtigde” heeft Ennia zich uitgelaten. Zij heeft het Hof verzocht [gestelde gemachtigde] niet toe te laten als gemachtigde van [appellante]. Verder heeft zij geconcludeerd dat het Hof [appellante] niet-ontvankelijk zal verklaren, dan wel het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellante] – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten, met nakosten en rente.
1.5
Bij op 15 september 2022 per e-mail en op 28 september 2022 in hard copy ingediend gedingstuk, getiteld, verkort weergegeven “antwoord incidenteel verzoek” heeft [gestelde gemachtigde] het Hof verzocht hem toe te laten als gemachtigde van [appellante] en het volgende verzoek gedaan:
“Ook verzoek ik U Geen Vonnis te wijzen en datum behandeling procedure mij te doen toekomen.”
1.6
Op de rolzitting van het Hof van 8 november 2022 heeft Ennia een pleitnota ingediend. Bij brief van 8 november 2022 heeft [gestelde gemachtigde] namens [appellante] verzocht hem uitstel te verlenen “ter indiening pleidooi”.
1.7
Bij e-mail van 9 januari 2023 heeft de griffie van het Hof [gestelde gemachtigde] medegedeeld dat hij zijn pleitnota kon indienen op de rol van 17 januari 2023 om 8.30 uur.
1.8
Op 17 januari 2023 heeft [gestelde gemachtigde] namens [appellante] een gedingstuk ingediend, getiteld, verkort weergegeven “betreft pleitnota” (al dan niet meteen met producties). Dit gedingstuk eindigt met:
“Ik hoop U hierbij voldoende te hebben ingelicht en spreek de hoop uit een oproep te krijgen ter betwisting van het pleidooi ter zitting.”
1.9
Bij e-mail van 30 januari 2023 heeft de griffie van het Hof het gedingstuk van 17 januari 2023, met producties, als attachment gemaild naar mr. Hammoud en medegedeeld dat de zaak stond voor “akte uitlating producties zijdens Ennia”.
1.1
Bij e-mails van 9 en 16 maart 2023 heeft [gestelde gemachtigde] een vraag over de gang van zaken gesteld bij een gerechtssecretaris bij het Hof. Zij heeft gereageerd bij e-mail van 22 maart 2023.
1.11
Op de rolzitting van het Hof 21 maart 2023 heeft Ennia een akte uitlating producties ingediend. Vervolgens heeft Ennia vonnis gevraagd en heeft het Hof vonnis bepaald op 9 mei 2023.
1.12
Op 4 mei 2023 heeft [gestelde gemachtigde] namens [appellante] een stuk ingediend, gericht aan de president van het Hof, getiteld (verkort weergegeven) “onjuiste beslissing van de rolvoorzitter”, met bijlagen. Hierin verzoekt [gestelde gemachtigde] de president om een datum te bepalen voor mondeling pleidooi.
1.13
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Het Hof zal een mondelinge behandeling van het hoger beroep gelasten. In het midden kan blijven of [gestelde gemachtigde] tijdig en op de juiste wijze heeft verzocht om mondeling pleidooi.
2.2
Het eerste onderwerp van de mondelinge behandeling zal de vraag zijn of [gestelde gemachtigde] in deze zaak kan worden toegelaten als gemachtigde van [appellante].
2.3
Indien het Hof bij de mondelinge behandeling beslist dat [gestelde gemachtigde] wordt toegelaten (daarop loopt het Hof thans niet vooruit), bestaat de mogelijkheid dat het Hof ook toelaat of verlangt dat op dezelfde zitting de vordering van [appellante] wordt besproken. Bij inleidend verzoekschrift van 2 september 2020 heeft een eerdere gemachtigde namens haar gevorderd: betaling van NAf 109.5656,19, met 15% incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. Bij eindvonnis van 21 februari 2021 heeft het Gerecht Ennia veroordeeld tot betaling van NAf 26.000,00 als slotbetaling ter zake van het onderhavige geschil, de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.
2.4
De mondelinge behandeling is niet bedoeld om in debat te gaan over de wijze waarop [gestelde gemachtigde] en mr. Hammoud stukken hebben ingediend en verzoeken aan de rechters en aan de griffies in eerste aanleg en in hoger beroep hebben gedaan, de wijze waarop de rechters en de griffies daarop hebben gereageerd, en evenmin voor betogen over strafbare feiten en corruptie van advocaten. Dergelijke betogen zullen alleen worden toegelaten indien vooraf duidelijk kan worden gemaakt waarom zij van belang zijn voor de vraag of [gestelde gemachtigde] als gemachtigde kan worden toegelaten of voor de toewijsbaarheid van de vordering van [appellante], voor zover afgewezen door het Gerecht.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
beveelt een mondelinge behandeling van het hoger beroep;
verzoekt [gestelde gemachtigde] en mr. Hammoud om binnen veertien dagen na vandaag opgave te doen van hun verhinderdata in de maanden februari tot en met mei 2024 door middel van een e-mail aan griffiehofciviel@caribjustitia.org;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 23 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.