ECLI:NL:OGHACMB:2023:96

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
AUA2022H00081
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om openbaarmaking van verzendadministratie en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 maart 2022, waarin het beroep van [appellant] tegen een fictieve afwijzing van zijn verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) niet-ontvankelijk werd verklaard. Het verzoek om openbaarmaking werd ingediend op 7 januari 2020, maar de minister van Justitie en Sociale Zaken heeft op 24 februari 2021 het verzoek afgewezen omdat de gemachtigde van [appellant], M.L. Hassell, niet bevoegd was om het verzoek in te dienen. Hierop heeft [appellant] bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat de beschikking van 24 februari 2021 een beslissing op bezwaar was waartegen alleen beroep openstond bij het Gerecht.

Tijdens de zitting op 20 oktober 2022 heeft het Hof de zaak behandeld, waarbij zowel [appellant] als de minister vertegenwoordigd waren. Het Hof heeft overwogen dat de minister terecht had geoordeeld dat de afwijzing van het Lob-verzoek een beslissing op bezwaar betrof. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond. Tevens is [appellant] in de gelegenheid gesteld om een nieuwe machtiging in te dienen, zodat hij alsnog een inhoudelijke beslissing kan krijgen op zijn Lob-verzoek. De minister heeft op 5 mei 2023 een nieuwe beschikking gegeven, waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend. De beslissing van het Hof houdt in dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

AUA2022H00081
Datum uitspraak: 21 juni 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 7 maart 2022 in zaak nr. AUA202102441, in het geding tussen:
appellant,
en
de minister van Justitie en Sociale Zaken (hierna: de minister)

Procesverloop

Op 7 januari 2020 is namens [appellant] verzocht om openbaarmaking van documenten op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (hierna: Lob).
Op 10 maart 2020 is namens [appellant] bezwaar gemaakt tegen het met een fictieve afwijzing gelijkgestelde uitblijven van een beslissing op zijn Lob-verzoek (hierna: fictieve afwijzing).
Bij beschikking van 24 februari 2021 heeft de minister op het Lob-verzoek van [appellant] beslist.
Op 6 april 2021 is namens [appellant] daartegen bezwaar gemaakt.
Op 24 augustus 2021 is namens [appellant] beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op zijn bezwaarschrift.
Bij uitspraak van 7 maart 2022 heeft het Gerecht het beroep nietontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak is namens [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2022. [appellant], vertegenwoordigd door M.L. Hassell, rechtsbijstandverlener, en de minister, vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, zijn verschenen.

Overwegingen

Op 7 januari 2020 heeft Hassell namens [appellant] op grond van de Lob verzocht om openbaarmaking van de verzendadministratie van beschikkingen over uitkeringen aan gehandicapten over de periode van 19 tot en met 25 september 2019. Tegen de fictieve afwijzing heeft Hassell namens [appellant] op 10 maart 2020 een bezwaarschrift ingediend. Bij de beschikking van 24 februari 2021 heeft de minister het Lob-verzoek afgewezen omdat Hassell niet gemachtigd was om namens [appellant] een Lob-verzoek in te dienen.
Het Gerecht heeft onder meer overwogen dat de beschikking van 24 februari 2021 een beschikking op bezwaar is waartegen alleen beroep bij het Gerecht openstond. Het beroep tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep klaagt [appellant] over het feit dat de minister hem niet in de gelegenheid heeft gesteld een nieuwe, toereikende machtiging in te dienen.
Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat de beschikking van 24 februari 2021, waarbij de minister het Lob-verzoek heeft afgewezen wegens het ontbreken van een toereikende machtiging, een op het bezwaarschrift van 10 maart 2020 genomen beslissing betreft. Daartegen stond dus uitsluitend beroep open bij het Gerecht. Het beroep tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar is daarom terecht nietontvankelijk verklaard.
De conclusie is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Voor de goede orde merkt het Hof nog het volgende op. Ter zitting is besproken dat de inzet van [appellant] in deze procedure is dat hij alsnog een machtiging kan indienen zodat hij een inhoudelijke beslissing krijgt op zijn Lob-verzoek. [appellant] is daarom in de gelegenheid gesteld zijn Lob-verzoek opnieuw in te dienen met daarbij een toereikende machtiging. Bij beschikking van 5 mei 2023 heeft de minister op het Lob-verzoek beslist. Die beslissing is een beschikking waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend, hetgeen de gemachtigde op 14 juni 2023 heeft gedaan.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2023.